ECLI:NL:RBBRE:2010:BN1175

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
219656 KG ZA 10-296
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • M. Hinfelaar
  • M. Metz
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissingen in kort geding over de basisschool en voorlopige omgangsregeling van een minderjarige

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 1 juli 2010, betreft het een kort geding waarin de voorzieningenrechter beslissingen neemt over de basisschool waar de minderjarige [naam minderjarige 1] het huidige schooljaar dient af te maken en over de voorlopige omgangsregeling tussen de minderjarige en de moeder. De vader heeft een bodemprocedure gestart tot wijziging van het hoofdverblijf van de minderjarige. Tijdens de zitting op 24 juni 2010 hebben beide partijen hun standpunten toegelicht, waarbij de voorzieningenrechter de zaak met gesloten deuren heeft behandeld, gezien het belang van de minderjarige. De vrouw stelt dat het in het belang van [naam minderjarige 1] is om haar basisonderwijs af te ronden op de school die zij de afgelopen zeven en een half jaar heeft bezocht, terwijl de man aanvoert dat het voor hem praktisch niet haalbaar is om [naam minderjarige 1] naar de school in [woonplaats eiseres] te brengen, omdat zij voor minimaal drie maanden bij hem verblijft.

De voorzieningenrechter oordeelt dat het spoedeisend belang van partijen bij hun vorderingen vaststaat. Beide partijen zijn bereid om onder begeleiding van een mediator in gesprek te gaan over de toekomst van [naam minderjarige 1]. De voorzieningenrechter verwijst hen naar het mediationbureau van de rechtbank en stelt hen in de gelegenheid om de resultaten van de bemiddeling in te brengen in de bodemprocedure. De voorzieningenrechter beslist dat [naam minderjarige 1] het huidige schooljaar zal afmaken op basisschool [naam basisschool 2] in [woonplaats gedaagde] en dat de vrouw en de minderjarige recht hebben op contact met elkaar éénmaal per veertien dagen. De man wordt bevolen om zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze contactregeling. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en de vrouw heeft de mogelijkheid om haar vorderingen in de bodemprocedure verder te onderbouwen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Team jeugdrecht
voorzieningenrechter
Zaaknummer: 219656 KG ZA 10-296
1 juli 2010
VONNIS IN KORT GEDING
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats eiseres],
e i s e r e s bij dagvaarding van 2 juni 2010,
v e r w e e r s t e r in reconventie,
hierna te noemen de vrouw,
advocaat mr. P.J.A. Grosfeld,
t e g e n :
[naam gedaagde],
wonende te [woonplaats gedaagde],
g e d a a g d e ,
e i s e r in reconventie,
hierna te noemen de man,
advocaat mr. N.P.C.C. Langenberg.
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de navolgende door partijen voor het wijzen van vonnis overgelegde stukken:
- de dagvaarding;
- de brief van mr. Grosfeld d.d. 18 juni 2010 met 10 producties;
- de brief van mr. Langenberg d.d. 21 juni 2010 met 5 producties;
- de pleitnota van mr. Grosfeld;
- de pleitnota van mr. Langenberg.
Partijen hebben voorts ter terechtzitting van 24 juni 2010 hun stellingen mondeling nader toegelicht.
De voorzieningenrechter heeft de zaak ter terechtzitting met gesloten deuren behandeld, omdat het belang van de hierna te noemen minderjarige dit eiste.
2. Het geschil
In conventie
De vrouw vordert in conventie bij wege van onverwijlde maatregel bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
primair
- de man te bevelen om het feitelijke hoofdverblijf van de hierna te noemen minderjarige weer in overeenstemming te brengen met de regeling in het convenant van mei 2003 dat deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking van 23 juni 2003 door deze minderjarige aan de vrouw af te geven op de dag na de betekening van het te wijzen vonnis, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,= voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de man in gebreke blijft aan dit bevel te voldoen, met veroordeling van de man in de kosten van dit geding;
subsidiair
- een voorlopige contactregeling vast te stellen inhoudende dat de vrouw de hierna te noemen minderjarige gedurende een weekend per veertien dagen van vrijdagmiddag na school tot zondagavond 20.00 uur bij zich heeft en de man te bevelen zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van deze regeling, zulks op straffe van een dwangsom van € 250,= voor iedere dag of gedeelte van een dag dat de man in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen;
- de man, voor zover nodig, bevelen zijn medewerking te verlenen aan de hernieuwde inschrijving van de hierna te noemen minderjarige op basisschool [naam basisschool 1] in [plaats basisschool 1] en de annulering van de inschrijving op basisschool [naam basisschool 2] in [plaats basisschool 2], alsook aan het feitelijk volgen van het onderwijs op basisschool [naam basisschool 1] door deze minderjarige, met de bepaling dat bij gebrek aan medewerking van de man het af te geven vonnis hiervoor in de plaats zal treden, met veroordeling van de man in de kosten van het geding.
In reconventie
De man vordert in reconventie bij wege van onverwijlde maatregel bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, samengevat:
- de vrouw te bevelen om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis het inschrijfformulier voor basisschool [naam basisschool 2] in [plaats basisschool 2] in te vullen, te ondertekenen en aan de man te overhandigen, met bepaling (primair) dat het te wijzen vonnis in de plaats zal treden van de handtekening van de vrouw onder het inschrijfformulier dan wel (subsidiair) dat de vrouw een dwangsom van € 250,= per dag zal verbeuren indien zij in gebreke mocht blijven aan dit bevel te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen maximaal € 10.000,= kan worden verbeurd;
- de vrouw te bevelen om binnen twee dagen na het te wijzen vonnis haar medewerking te verlenen aan de inschrijving van de hierna te noemen minderjarige in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [gemeente woonplaats gedaagde], met bepaling (primair) dat het te wijzen vonnis in de plaats zal treden van de handtekening van de vrouw onder het inschrijfformulier dan wel (subsidiair) dat de vrouw een dwangsom van € 250,= per dag zal verbeuren indien zij in gebreke mocht blijven aan dit bevel te voldoen, met bepaling dat aan dwangsommen maximaal € 10.000,= kan worden verbeurd;
- de vrouw te veroordelen in de kosten van dit geding.
Partijen hebben elkaars vorderingen bestreden.
3. De beoordeling
In conventie en in reconventie
3.1 Vanwege de nauwe samenhang tussen de vordering in conventie en de vordering in reconventie, worden deze vorderingen gezamenlijk behandeld.
3.2 Tussen partijen staat blijkens de stellingen en overgelegde stukken vast.
- Partijen zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit hun huwelijk zijn geboren de minderjarigen
1. [naam minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum];
2. [naam minderjarige 2], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum].
- De man en de vrouw hebben gezamenlijk het gezag over deze kinderen.
- Bij convenant dat deel uitmaakt van de echtscheidingsbeschikking van 23 juni 2003 is bepaald dat de kinderen hoofdverblijf bij de vrouw hebben en contact met de man gedurende één weekend per veertien dagen van vrijdagavond 19.00 uur tot zondagavond 19.00 uur, afwisselend gedurende de kerstdagen of de jaarswisseling, alsook gedurende drie weken van de zomervakantie.
- Medio april zijn partijen overeengekomen dat [naam minderjarige 1] voorlopig, voor de duur van drie maanden, bij de man zou gaan wonen. Sindsdien verblijft [naam minderjarige 1] feitelijk bij de man in [woonplaats gedaagde].
- Vanaf medio/ eind mei 2010 volgt [naam minderjarige 1] feitelijk onderwijs op basisschool [naam basisschool 2] in [plaats basisschool 2]. Op deze school is [naam minderjarige 1] in overleg met de ambtenaar leerplichtzaken van de gemeente [gemeente woonplaats gedaagde] in crisisopvang geplaatst. [naam minderjarige 1] staat officieel ingeschreven op basisschool [naam basisschool 1] in [plaats basisschool 1], alsook in de gemeentelijke basisadministratie van de gemeente [woonplaats eiseres].
- Op 21 mei 2010 heeft de man een tweetal verzoekschriften bij de rechtbank ingediend, tot wijziging van het hoofdverblijf van [naam minderjarige 1] en tot wijziging van de door hem aan de vrouw te betalen onderhoudsbijdrage ten behoeve van [naam minderjarige 1].
3.3 Op grond van de gedingstukken en de toelichting door partijen staat het spoedeisend belang van partijen bij hun vorderingen vast.
3.4 Ter zitting in kort geding verklaren beide partijen zich bereid om onder begeleiding van een via het mediationbureau van de rechtbank ingeschakelde bemiddelaar met elkaar in gesprek te gaan en proberen te komen tot een definitieve keuze te komen met betrekking tot het hoofdverblijf en de basisschool van [naam minderjarige 1] na afloop van de zomervakantie. Gelet hierop zal voorzieningenrechter partijen voor bemiddeling verwijzen naar het mediationbureau. De resultaten van de bemiddeling zullen worden meegenomen in de lopende bodemprocedure met betrekking tot het hoofdverblijf van [naam minderjarige 1] met kenmerk 220829 FA RK 10-2781. Het verzoek van de vader betreffende de verdeling van de kosten van [naam minderjarige 1] is in behandeling genomen bij het team familierecht van deze rechtbank. Gezien de aanstaande bemiddeling en de lopende bodemprocedure zal de voorzieningenrechter zich verder beperken tot de keuze van de school waarop [naam minderjarige 1] het huidige schooljaar zal afmaken en de vaststelling van een voorlopige contactregeling tussen [naam minderjarige 1] en de vrouw.
Basisschool
3.5 De vrouw voert aan dat het in het belang van [naam minderjarige 1] is dat zij het basisonderwijs afrondt op de school die zij de afgelopen zeven en een half jaar heeft bezocht. Het team van deze school kent [naam minderjarige 1] goed en heeft een ondersteunend traject voor haar uitgezet. Daarbij bestaat de kans dat [naam minderjarige 1] na de zomer weer bij de vrouw in [woonplaats eiseres] zal gaan wonen. De vrouw stelt dat de beslissing van de man om [naam minderjarige 1] in [woonplaats gedaagde] naar school te laten gaan strijdig is geweest met de belangen van [naam minderjarige 1] en met haar gezagsrecht. Volgens haar moet deze beslissing nog dit schooljaar worden teruggedraaid.
3.6 De man erkent dat hij eenzijdig heeft besloten om [naam minderjarige 1] van school te laten wisselen. De man voert aan dat het voor hem praktisch niet te doen is om [naam minderjarige 1] elke ochtend naar de school in [woonplaats eiseres] te brengen en haar daar ’s middags weer op te halen. Een andere reden voor de man om [naam minderjarige 1] in [woonplaats gedaagde] naar school te laten gaan, is dat zij voor minimaal drie maanden - en waarschijnlijk langer - bij hem woont en het belangrijk voor haar is om in contact te komen met leeftijdsgenootjes in de buurt. [naam basisschool 2] is een bekende school voor [naam minderjarige 1] omdat zij hier in het verleden al eerder naar toe is gegaan. [naam minderjarige 1] heeft het hier naar haar zin en presteert goed, zoals de directeur van [naam basisschool2] bevestigt in zijn brief van 15 juni 2010. Volgens de vader kan [naam minderjarige 1] op deze school dezelfde ondersteuning krijgen als op [naam basisschool 1]. De man acht het niet in het belang van [naam minderjarige 1] om haar nu weer van school te laten wisselen. [naam minderjarige 1] wil zelf ook niet terug naar [woonplaats eiseres]. De man meent dat [naam minderjarige 1] zo spoedig mogelijk moet worden ingeschreven in de gemeente [gemeente woonplaats gedaagde] en - daarna - op basisschool [naam basisschool 2].
3.7 De voorzieningenrechter is van oordeel dat de man voorbarig heeft gehandeld en is voorbij gegaan aan het gezagsrecht van de vrouw door eenzijdig te beslissen om [naam minderjarige 1] van basisschool te laten wisselen. Het is nu echter een gegeven dat [naam minderjarige 1] al een aantal weken naar in [woonplaats gedaagde] naar school gaat en het schooljaar bijna ten einde is. Gelet hierop acht de voorzieningenrechter het in het belang van [naam minderjarige 1] om in dit schooljaar geen wisseling meer te laten plaatsvinden. Zij zal dan ook beslissen dat [naam minderjarige 1] tot aan de zomervakantie feitelijk onderwijs zal blijven volgen op basisschool [naam basisschool 2]. De keuze van de basisschool waarop [naam minderjarige 1] na de zomervakantie het nieuwe schooljaar zal aanvangen, zal door partijen tijdens de bemiddeling dan wel door de bodemrechter moeten worden gemaakt. De zitting in de bodemprocedure wordt door de voorzieningenrechter bepaald op 23 augustus 2010 om 9.00 uur.
Gelet op het voorgaande ziet de voorzieningenrechter geen reden om verandering te brengen in de huidige situatie waarin [naam minderjarige 1] formeel op [naam basisschool 1] staat ingeschreven maar feitelijk onderwijs volgt op [naam basisschool 2]. Deze situatie wordt gedoogd door de directeuren van de beide scholen en de gemeente [gemeente woonplaats gedaagde] en past ook bij de omstandigheid dat [naam minderjarige 1] formeel haar hoofdverblijf heeft bij de vrouw maar voorlopig feitelijk verblijft bij de man. De voorzieningenrechter zal de vorderingen van de man die zien op de inschrijving van [naam minderjarige 1] in de basisadministratie van de gemeente [gemeente woonplaats gedaagde] en op basisschool [naam basisschool 2] dan ook weigeren.
Contactregeling
3.8 Partijen zijn het erover eens dat [naam minderjarige 1] een weekend per veertien dagen bij de vrouw dient te verblijven. Zij verschillen van mening over de tijdstippen waarop het weekend dient te beginnen en te eindigen. De voorzieningenrechter zal voor wat betreft de duur van het weekend de vordering van de vrouw volgen. Zij acht het contact tussen moeder en dochter van groot belang en ziet geen reden om het weekend later te doen beginnen en eerder te doen eindigen, zoals door de man wordt gevraagd. De voorzieningenrechter zal de man bevelen om zijn medewerking te verlenen aan de uitvoering van de vast te stellen contactregeling. Aangezien de man instemt met het overgrote deel van de vordering van de vrouw, ziet de voorzieningenrechter geen aanleiding om aan dit bevel een dwangsom te verbinden. Dit onderdeel van de vordering van de vrouw zal dan ook worden afgewezen.
3.9 Omdat tussen partijen sprake is van een relatie als bedoeld in de tweede zin van lid 1 van artikel 237 Rechtsvordering, zal de voorzieningenrechter de proceskosten tussen hen compenseren.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
In conventie en in reconventie
verwijst partijen naar het mediationbureau van de rechtbank voor bemiddeling, zulks met inachtneming van hetgeen is overwogen in rechtsoverweging 3.4;
stelt partijen in de gelegenheid om de resultaten van de bemiddeling in te brengen in de bodemprocedure met kenmerk 220829 FA RK 10-2781 vóór 17 augustus 2010 PRO FORMA;
bepaalt dat het verzoek van de man in de bodemprocedure met kenmerk 220829 FA RK 10-2781 mondeling zal worden behandeld ter terechtzitting van de rechtbank te Breda, in het gerechtsgebouw aan de Sluissingel 20 te Breda, op 23 augustus 2010 om 9.00 uur en roept partijen op om op deze zitting aanwezig te zijn.
bepaalt dat de minderjarige [naam minderjarige 1], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] het huidige schooljaar zal afmaken op basisschool [naam basisschool 2] in [woonplaats gedaagde];
bepaalt dat de vrouw en voornoemde minderjarige in het kader van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken gerechtigd zijn tot het hebben van contact met elkaar éénmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot zondagavond 20.00 uur;
beveelt de man zijn medewerking te verlenen aan de nakoming van voornoemde contact-regeling tussen de vrouw en [naam minderjarige 1];
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
weigert het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. Hinfelaar, voorzieningenrechter, en bij vervroeging uitgesproken ter openbare terechtzitting in kort geding van 1 juli 2010, in tegenwoordigheid van mr. Metz, griffier.
verzonden op: