ECLI:NL:RBBRE:2010:BN0997

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
6 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
606901 ov 10-2748
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van een nalatenschap wegens geringe waarde van baten

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 6 juli 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van Marinus Jacobus Antonius van Beers en Petronella Wilhelmina Mouwen. De verzoekster, Maria Anna Christiana Julia Heesbeen-Swanenberg, trad op als gevolmachtigde van de erfgenamen en verzocht de kantonrechter om de vereffening op te heffen op grond van artikel 4:209 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de waarde van de baten van de nalatenschap zo gering was dat het niet in het belang van de betrokkenen was om de vereffening voort te zetten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de waarde van de baten van de nalatenschap inderdaad zo laag is dat de kosten van publicatie in de Staatscourant en in twee nieuwsbladen niet gerechtvaardigd zijn. In plaats daarvan is besloten dat de bekendmaking van de beschikking zal plaatsvinden via rechtspraak.nl, wat een efficiëntere en kosteneffectievere manier is om belanghebbenden te informeren. De kantonrechter heeft ook bepaald dat er geen griffierechten in rekening worden gebracht en dat de vereffeningskosten vastgesteld worden op € 2.436,08, welke kosten ten laste van de boedel komen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de opheffing van de vereffening wordt bevolen, de vereffeningskosten worden vastgesteld en de beschikking bekendgemaakt zal worden op de website van de rechtspraak. Dit besluit is genomen in het belang van de betrokkenen, gezien de geringe waarde van de nalatenschap en de daarmee samenhangende kosten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 606901 OV VERZ 10-2748
beschikking d.d 6 juli 2010 op een verzoek tot opheffing ex artikel 4:209 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
ingediend door:
Maria Anna Christiana Julia Heesbeen-Swanenberg, werkzaam ten kantore van Rademakers Van Kreij Notarissen, met als plaats van vestiging de gemeente Roosendaal,
in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen in de nalatenschap van:
Marinus Jacobus Antonius van Beers,
laatstelijk gewoond hebbende te 4706 GP Roosendaal, Desmijndijk 7,
overleden te Roosendaal op 12 maart 2009,
nader te noemen ´erflater´ en
Petronella Wilhelmina Mouwen,
laatstelijk gewoond hebbende te 4706 GP Roosendaal, Desmijndijk 7,
overleden te Roosendaal op 28 juni 2009,
nader te noemen ´erflaatster´.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 15 juni 2010 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
b. de op 29 juni 2010 ter griffie ontvangen specificatie van de notariskosten.
2. Het verzoek
2.1 Verzoekster, in haar hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen, tevens vereffenaars van de beneficiair aanvaarde nalatenschap van erflaatster, verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 4:209 BW opheffing van de vereffening te bevelen, vanwege de geringe waarde van de baten van de nalatenschap.
2.2 Ter onderbouwing van het verzoek is een vermogensbeschrijving overgelegd.
2.3 Gevolmachtigde heeft afgezien van verhoor door de kantonrechter.
3. De beoordeling
3.1 De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de waarde van
de baten van de nalatenschap zodanig gering is, dat er -gelet op de waarde van de schulden-
aanleiding is om de opheffing van de vereffening te bevelen.
3.2 De wet bepaalt dat deze opheffing dient te worden gepubliceerd. Nu er vrijwel geen baten zijn, wordt geoordeeld dat het in niemands belang is om daarvoor nog kosten te maken. Omdat de nalatenschap beneficiair aanvaard is zouden de kosten van publicatie voor rekening van het budget voor de rechtspraak komen, dus voor rekening van de Staat. Nu geen publicatie heeft plaatsgevonden van het vereffenaarschap en er ook verder geen dwingende noodzaak bestaat voor de -kostbare- wettelijk voorgeschreven wijze van bekendmaking (publicatie in de Staatscourant en advertentie in twee nieuwsbladen), zal deze niet worden voorgeschreven. De belanghebbenden kunnen immers ook op een andere wijze, namelijk via internet, worden geïnformeerd, hetgeen iedere belanghebbende een even goede, wellicht betere, mogelijkheid geeft om de financiële situatie van de nalatenschap te kunnen inzien. Dit brengt ook geen nieuwe kosten met zich mee. De bekendmaking van de beschikking zal plaatsvinden op rechtspraak.nl/uitspraken. Deze wijze van bekendmaking komt in de huidige tijd met internet beter tegemoet aan de bedoeling van de wetgever, dan met de publicatiemiddelen uit de tijd waarin het huidige erfrecht werd ontworpen, toen de toegang tot internet nog niet algemeen was. Verzoeker zal daarom worden ontheven van de wettelijke publicatieplicht.
3.3 In het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen zullen geen griffierechten berekend worden.
3.4 De kantonrechter zal de vereffeningskosten, conform de opgave van verzoeker, vaststellen op € 2.436,08.
3.5 De griffier zal zorg dragen voor inschrijving van de opheffing van de vereffening in het boedelregister.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- beveelt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflater;
- stelt de reeds gemaakte vereffeningskosten vast op € 2.436,08 en brengt deze kosten ten laste van de boedel;
- verstaat dat deze beschikking bekend gemaakt zal worden door plaatsing op rechtspraak.nl/uitspraken;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. W.E.M. Verjans, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 6 juli 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's Hertogenbosch.