ECLI:NL:RBBRE:2010:BN0305

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
18 juni 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
10/1327
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen fictieve weigering uitspraak op bezwaar niet-ontvankelijk

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 18 juni 2010 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen een nota leges die op 23 december 2009 was verzonden. Na het uitblijven van een beslissing op het bezwaar, heeft de belanghebbende op 1 april 2010 beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het bezwaar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar, op basis van artikel 236, lid 2, van de Gemeentewet, verplicht is om binnen het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen uitspraak te doen. Aangezien het bezwaarschrift op 5 januari 2010 was ontvangen, had de heffingsambtenaar tot uiterlijk 31 december 2010 de tijd om uitspraak te doen. De rechtbank oordeelde dat de uitspraaktermijn nog niet was verstreken en dat het beroep van de belanghebbende prematuur was. Hierdoor werd het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank merkte verder op dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. Tevens werd opgemerkt dat de rechtbank niet bevoegd was om te oordelen over uitstel van betaling en incasso, en dat de heffingsambtenaar al uitstel van betaling had verleend voor de nota leges. De rechtbank concludeerde dat er geen sprake zou zijn van (dwang)incasso, en verklaarde het beroep niet-ontvankelijk.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 10/1327
Uitspraakdatum: 18 juni 2010
Uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.4a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[belanghebbende], gevestigd te [plaatsnaam],
eiseres,
en
de heffingsambtenaar van de gemeente Roosendaal,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd.
1.Ontstaan en loop van het geding
1.1.Verweerder heeft, met dagtekening 23 december 2009, aan belanghebbende een nota leges toegezonden.
1.2.Bij brief van 4 januari 2010, door verweerder ontvangen op 5 januari 2010, heeft belanghebbende bezwaar gemaakt tegen de nota leges. Toen een beslissing op dit bezwaar uitbleef, heeft belanghebbende verweerder, bij brief van 12 april 2010, in gebreke gesteld.
1.3.Belanghebbende heeft, bij brief van 1 april 2010, ontvangen bij de rechtbank op 2 april 2010, beroep ingesteld tegen het niet tijdig doen van uitspraak op het in 1.2 genoemde bezwaar. Ter zake van dit beroep heeft de griffier van belanghebbende een griffierecht geheven van € 150.
2.Motivering
2.1.Ingevolge artikel 236, lid 2, van de Gemeentewet, dient verweerder, voor zover te dezen van belang, uitspraak op bezwaar te doen in het kalenderjaar waarin het bezwaarschrift is ontvangen.
2.2.Zoals weergegeven in 1.2, is het bezwaarschrift op 5 januari 2010 door verweerder ontvangen. Op basis van de in 2.1 genoemde wettelijke bepaling, dient verweerder derhalve uiterlijk op 31 december 2010 uitspraak op bezwaar te doen. Nu de uitspraaktermijn nog niet is verstreken, heeft belanghebbende prematuur beroep ingesteld tegen het uitblijven van een beslissing op bezwaar.
2.3.Het beroep is kennelijk niet-ontvankelijk.
2.4.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
2.5.Ten overvloede merkt de rechtbank nog het volgende op. Belanghebbende is aangemaand de nota leges te voldoen. Belanghebbende heeft de rechtbank verzocht te bepalen dat (dwang)incasso wordt opgeschort tot zes weken na het doen van uitspraak op bezwaar. De rechtbank merkt hierover op dat het niet tot haar bevoegdheid behoort om over uitstel van betaling en incasso te oordelen. Uit de gedingstukken blijkt overigens dat verweerder bij brief van 18 februari 2010 uitstel van betaling heeft verleend voor de nota leges en dat de aanmaningskosten ambtshalve zijn afgeboekt. Van de door belanghebbende gevreesde (dwang)incasso zal dus geen sprake zijn.
3.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Aldus gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en door deze en mr. I. van Wijk, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 18 juni 2010.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 22 juni 2010
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de datum van verzending verzet worden gedaan bij de rechtbank (artikel 8:55 Awb). De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.