ECLI:NL:RBBRE:2010:BM4289

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
19 april 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/4999
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Registratie Cliënt Volgsysteem Jeugdcriminaliteit en privacybescherming van meerderjarige eisers

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 19 april 2010 uitspraak gedaan in een geschil over de registratie van gegevens van een meerderjarige eiser in het Cliënt Volgsysteem Jeugdcriminaliteit (CVS-JC). De eiser, vertegenwoordigd door zijn vader, had bezwaar gemaakt tegen de registratie van zijn zoon, die in verband met een strafbaar feit in aanraking was gekomen met de politie. De vader stelde dat de registratie onterecht was, aangezien zijn zoon was vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten en inmiddels meerderjarig was geworden. De rechtbank oordeelde dat de registratie niet langer gerechtvaardigd was, omdat de doelstelling van het CVS-JC, het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit, niet meer kon worden bereikt met de registratie van de gegevens van de eiser. De rechtbank concludeerde dat het belang van de eiser bij privacybescherming zwaarder woog dan het belang van de verweerder bij handhaving van de registratie. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit van de verweerder en gelastte de verwijdering van de gegevens van de eiser uit het CVS-JC binnen vier weken. Tevens werd de verweerder veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van de eiser.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 09 / 4999 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[eisers],
wonende te Roosendaal, eisers,
gemachtigde mr. C.G.A. Mattheussens,
en
de Minister van Justitie,
verweerder.
1. Procesverloop
Eisers hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 5 oktober 2009 (bestreden besluit), inzake de registratie van [naam zoon] in het Cliënt Volgsysteem Jeugdcriminaliteit (CVS-JC).
Het beroep is behandeld ter zitting van 9 maart 2010, waarbij aanwezig waren [eiser] en zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich afgemeld voor de zitting.
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij brief van 12 november 2008 heeft de Politie Midden en West Brabant [eiser] medegedeeld dat zijn zoon - [naam zoon] (geboren 22 augustus 1991) - in aanraking is geweest met de politie in verband met een strafbaar feit en dat zijn gegevens daarom zijn geregistreerd in het computersysteem CVS-JC.
[eiser] heeft daarop bij brief van 3 december 2008 aangegeven dat hij het daarmee niet eens is, omdat zijn zoon niets te maken had met het bedoelde strafbaar feit. Bij besluit van 23 december 2008 (primair besluit) heeft verweerder aan [eiser] kenbaar gemaakt dat hij de registratie handhaaft.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eisers ongegrond verklaard.
2.2 Eisers hebben in beroep, samengevat, aangevoerd dat zij de registratie niet gerechtvaardigd vinden, aangezien [naam zoon] is vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit, waartegen geen hoger beroep is ingesteld.
2.3 [naam zoon] (hierna: eiser) is inmiddels meerderjarig geworden. Dit betekent dat zijn vader hem niet langer wettelijk vertegenwoordigt. De rechtbank zal het beroep, voor zover dat is ingesteld namens of door [eiser], daarom niet-ontvankelijk verklaren.
2.4 Op 7 maart 2000 (gepubliceerd in de Staatscourant van 1 mei 2000, nr. 84) heeft de waarnemend Directeur-Generaal Preventie, Jeugd en Sancties van het Ministerie van Justitie het Privacyreglement Cliënt-Volgsysteem Jeugdcriminaliteit (het Privacyreglement) vastgesteld. In artikel 2 van het Privacyreglement is bepaald dat het CVS-JC onder meer ten doel heeft het ondersteunen van de uitvoering van de taken van de politie, het Openbaar Ministerie en de Raad voor de Kinderbescherming, ter voorkoming en bestrijding van jeugdcriminaliteit, alsmede in het kader van hulpverlening ter voorkoming en bestrijding van jeugdcriminaliteit door middel van het geven van een objectief, feitelijk historisch overzicht van de contacten van de betrokkene met voornoemde partijen.
In artikel 5 van het Privacyreglement is bepaald - samengevat en voor zover relevant - dat in de registratie uitsluitend gegevens worden opgenomen over de volgende categorieën van personen: jeugdigen in de leeftijd tot 18 jaren die als verdachte worden aangemerkt in de zin van artikel 27 Wetboek van Strafvordering, of jeugdigen in de leeftijd tot 18 jaren die een procesverbaal van de politie hebben gekregen.
In artikel 6 van het Privacyreglement wordt bepaald welke gegevens worden geregistreerd en in artikel 7 van het Privacyreglement wordt aangegeven dat de gegevens afkomstig zijn van de politie, het Openbaar Ministerie, de Raad voor de Kinderbescherming en de Gemeentelijke Basisadministratie.
Verwijdering van de gegevens vindt - samengevat en voor zover relevant - op grond van artikel 9, eerste lid, van het Privacyreglement plaats:
- door de leverancier indien de gegevens niet meer noodzakelijk zijn voor het doel van de registratie;
- door de beheerder indien de geregistreerde de leeftijd van 21 jaren heeft bereikt.
2.5 Het CVS-JC is opgezet om te voldoen aan het verstrekkingenregime van de Wet politieregisters en de eisen van de Wet persoonsregistraties. Die opzet is uitgewerkt in het Privacyreglement.
De rechtbank stelt vast dat de Wet persoonsregistraties op 1 september 2001 is vervallen en vervangen door de Wet bescherming persoonsgegevens. Bovendien is de Wet politieregisters met ingang van 1 januari 2008 vervallen en vervangen door de Wet politiegegevens.
Het Privacyreglement is dus gebaseerd op wetgeving die inmiddels is vervallen en bovendien een (deels) andere systematiek en terminologie kent dan de thans geldende wetgeving. Verweerder heeft nagelaten het Privacyreglement te actualiseren.
Naar het oordeel van de rechtbank betekent deze constatering in ieder geval dat verweerder in het bestreden besluit niet had mogen volstaan met de toetsing van de bezwaren van eiser aan het Privacyreglement. Verweerder had ook moeten motiveren waarom de gehanteerde bepalingen uit het Privacyreglement nog steeds van toepassing zijn en wat thans de wettelijke basis is voor de opname van de politiegegevens over eiser in het CVS-JC.
Dit betekent dat het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd. Het beroep is gegrond en het bestreden besluit moet worden vernietigd.
De rechtbank is van oordeel dat de doelstelling van het CVS-JC - het voorkomen en bestrijden van jeugdcriminaliteit - niet langer kan worden bereikt met de registratie van de gegevens van eiser, omdat eiser inmiddels meerderjarig is. Bovendien is eiser vrijgesproken van het hem ten laste gelegde feit. De rechtbank is daarom van oordeel dat het belang van eiser bij de bescherming van zijn privacy zwaarder dient te wegen dat het belang van verweerder bij (de handhaving van) de registratie van de gegevens. De rechtbank ziet daarom aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het primaire besluit van 23 december 2008 te herroepen en voorts verweerder te gelasten om ervoor te zorgen dat de gegevens van eiser binnen vier weken na heden worden verwijderd uit het CVS-JC.
2.6 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiser, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep van [eiser] niet-ontvankelijk;
verklaart het beroep van eiser gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
herroept het primaire besluit van 23 december 2008 en bepaalt dat deze uitspraak in zoverre in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
gelast verweerder om binnen vier weken na heden de registratie van de gegevens van eiser ongedaan te maken;
gelast dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht van € 150,- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 874,-.
Aldus gedaan door mr. L.P. Hertsig, rechter, en door deze en N.A. D’Hoore, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 19 april 2010.
.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 27 april 2010