RECHTBANK BREDA
Team kanton Bergen op Zoom
vonnis bij vervroeging d.d. 28 april 2010
zaak/rolnr.: 581787 CV EXPL 10-168
[opposant],
wonende te [adres],
opposant,
procederend met civiele toevoeging nummer 1EX0451,
gemachtigde: mr. M.S. Yap, advocaat te Bergen op Zoom,
de stichting Stichting Wonen West Brabant,
gevestigd te Bergen op Zoom,
geopposeerde,
gemachtigde: Buys & Partners, gerechtsdeurwaarders te Zierikzee.
Partijen worden hierna aangeduid als “[opposant]” en “WWB”.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het verstekvonnis van de kantonrechter te Bergen op Zoom met zaaknummer 575136 CV EXPL 09-8298 van 25 november 2009, met de daarin genoemde stukken;
b. de verzetdagvaarding van 18 december 2009, met producties;
c. de conclusie van antwoord in oppositie, met producties;
d. de conclusie van repliek in oppositie, met producties.
2.1 Bij de op 17 november 2009 uitgebrachte dagvaarding en na vermindering van eis, heeft WWB -als eiseres in de verstekzaak- bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd [opposant] -als gedaagde in de verstekzaak-, te veroordelen tot betaling van € 182,12, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 16 november 2009. Daarnaast is de ontbinding van de huurovereenkomst gevorderd en de ontruiming van het gehuurde, alsmede de maandelijkse huurpenningen c.q. gebruiksvergoeding ad € 541,65 per maand, vanaf december 2009 tot de dag der algehele ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente. Een en ander met veroordeling van [opposant] in de proceskosten.
2.2 Bij verstekvonnis van 25 november 2009 heeft de kantonrechter de (verminderde) vordering van WWB toegewezen, en is [opposant] veroordeeld in de kosten van de procedure, begroot op € 332,98.
2.3 [opposant] komt in verzet van voornoemd vonnis. [opposant] vordert van de bij het verstekvonnis tegen haar uitgesproken veroordeling te worden ontheven en om de vordering van WWB alsnog af te wijzen, met veroordeling van WWB in de kosten.
2.4 WWB voert verweer en concludeert tot bekrachtiging van voormeld verstekvonnis, met veroordeling van [opposant] in de kosten van het verzet.
3.1 Waar niet is gebleken dat [opposant] niet tijdig en op de juiste wijze verzet heeft gedaan tegen het verstekvonnis, kan zij in zoverre in het verzet worden ontvangen.
3.2 WWB grondde de aan het verstekvonnis ten grondslag liggende vordering op een tussen partijen bestaande huurovereenkomst met betrekking tot de woning c.a., staande en gelegen te [adres]. WWB stelde daarbij dat [opposant] in gebreke is gebleven met het tijdig voldoen van de door haar verschuldigde huur van € 541,65 per maand. Uit dien hoofde maakte zij bij dagvaarding aanspraak op een bedrag van € 1. 083,30. Aangezien betaling, ondanks sommaties, was uitgebleven, maakte WWB tevens aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 178,50 en op de wettelijke rente, welke rente tot 16 november 2009 is berekend op een bedrag van € 3,62. WWB stelde voorts dat [opposant] al eerder bij vonnis d.d. 20 mei 2009, met rolnummer 09-3488, is veroordeeld vanwege een huurachterstand. Gelet hierop vorderde WWB tevens een ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruiming van het gehuurde. WWB verminderde haar vordering nog met een bedrag van € 1.083,30, betaald na dagvaarding.
3.3 [opposant] voert -verkort weergegeven- het volgende aan:
a. het handelen van WWB is onredelijk nu er individuele bijzondere omstandigheden zijn die moeten leiden tot de conclusie dat in dit specifieke geval de ontbinding van de huurovereenkomst en de daaropvolgende ontruiming niet gerechtvaardigd is;
b. de huurpenningen zijn tot op heden volledig voldaan;
c. [opposant] heeft niet de kans gehad om de betreffende huurpenningen voor de maanden oktober en november 2009 buitengerechtelijk te voldoen; hiervoor heeft zij geen aanmaningen ontvangen;
d. de ernst van de tekortkoming rechtvaardigt de ontbinding en ontruiming niet;
e. door de rauwelijkse dagvaarding wordt [opposant] nog verder op onnodige kosten gejaagd;
f. er heeft geen belangenafweging plaatsgevonden; de belangenafweging valt in het voordeel van [opposant] uit;
g. [opposant] zal –na een ontruiming- met haar zoon op straat komen te staan;
h. het vorige vonnis d.d. 20 mei 2009, had betrekking op één maand huurachterstand, betreffende mei 2009, welke achterstand per diezelfde datum is betaald. Ook door die gang naar de rechter is [opposant] op onnodige kosten gejaagd.
3.4 WWB heeft een specificatie van haar vordering in het geding gebracht. Uit deze specificatie blijkt dat de huur voor de maanden oktober en november 2009 te laat is betaald. Dit wordt door [opposant] ook niet betwist. In zoverre is [opposant] tekort geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Immers, niet slechts het niet betalen van de huur levert een tekortkoming van de huurder op, maar ook het niet tijdig betalen ervan. Iedere tekortkoming van een partij in de nakoming van een van haar verbintenissen geeft aan de wederpartij de bevoegdheid om de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, tenzij de tekortkoming, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, deze ontbinding met haar gevolgen niet rechtvaardigt. Of van de ‘tenzij-situatie’ sprake is, wordt hieronder uiteengezet.
3.5 Uit de door WWB in het geding gebrachte specificatie blijkt, dat er vanaf het begin van de huurovereenkomst d.d. 29 januari 2008 tot en met de dagvaarding d.d. 17 november 2009, 22 huurtermijnen zijn vervallen. Van die 22 huurtermijnen zijn 8 huurtermijnen op tijd betaald, de overige huurtermijnen zijn te laat betaald. Ook dit wordt door [opposant] niet betwist. Zij wijst erop dat het telkens een minimale huurachterstand betreft. Echter, dit laat onverlet dat [opposant] bij herhaling de huur niet tijdig heeft betaald, hetgeen (telkens) een tekortkoming oplevert. Uit het door WWB overgelegde overzicht blijkt dat [opposant] in voornoemde periode bij herhaling is aangemaand voor de ontstane huurachterstand, waarbij zij er (wederom) op is gewezen dat de huur voor de 5e van iedere maand betaald dient te worden. Bij brief van 12 maart 2009 is [opposant] expliciet in de gelegenheid gesteld om de achterstand in te lopen middels een betalingsregeling. WWB vermeldt in deze brief ook dat [opposant] het risico loopt op een incassoprocedure indien de huur niet bij vooruitbetaling wordt voldaan. Onbetwist is gesteld dat [opposant] ook na deze brief geen contact heeft opgenomen met WWB, maar heeft volhard in haar grillige betalingsgedrag. Gelet op het voorgaande is de conclusie dat er aan de zijde van [opposant] sprake is van herhaalde wanbetaling. Tussen partijen staat vast dat [opposant] bij het eerdere vonnis d.d. 20 mei 2009 (onder meer) is veroordeeld voor de huurachterstand over de maand mei 2009. Dat [opposant] deze huurachterstand inmiddels heeft voldaan, maakt het voorgaande niet anders. Dit alles leidt tot de conclusie dat niet is gebleken dat er sprake is van een tekortkoming zijdens [opposant] die, gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding van de huurovereenkomst niet rechtvaardigt. Ook het persoonlijke woonbelang van [opposant] en haar zoon -erop neerkomend dat zij niet over alternatieve woonruimte stellen te beschikken, hetgeen door WWB wordt betwist- staat aan een toewijzing van de gevorderde ontbinding en ontruiming niet in de weg. [opposant] heeft door de herhaalde wanbetaling de ontstane situatie over zichzelf en haar zoon afgeroepen. De consequenties hiervan kan zij nu niet afwentelen op WWB. Derhalve is niet gebleken van zeer bijzondere (woon)omstandig-heden die ertoe zouden moeten leiden dat de ontbinding van de huurovereenkomst met haar gevolgen, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, niet zou kunnen worden toegewezen. Uitgangspunt is dat iedere zaak op zijn eigen merites dient te worden beoordeeld. Een vergelijking met de door [opposant] in het geding gebrachte jurisprudentie brengt -gelet op alle omstandigheden van het onderhavige geval- niet met zich mee dat de gevorderde ontbinding en ontruiming zouden moeten worden afgewezen. In zoverre zal het verstekvonnis worden bekrachtigd.
3.6 De veroordeling van [opposant] tot betaling van een bedrag ad € 541,65 per maand aan huur c.q. gebruiksvergoeding, voor iedere maand dat zij het onderwerpelijke pand na december 2009 onder zich houdt, is -gelet op het vooroverwogene- eveneens toewijsbaar.
3.7 Wegens betalingsverzuim is de gevorderde wettelijke rente, die tot 16 november 2009 onbetwist is berekend op een bedrag van € 3,62, toewijsbaar.
3.8 De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten zal -mede gelet op de aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II- in deze procedure worden afgewezen. WWB heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
3.9 Als de -grotendeels- in het ongelijk te stellen partij, zal [opposant] worden veroordeeld in de kosten van de procedure. Gelet op al hetgeen onder 3.5 is overwogen, is van rauwelijks dagvaarden -zoals door [opposant] aangevoerd- geen sprake. De kantonrechter zal overigens een deel van het bij WWB in rekening gebrachte griffie¬recht buiten beschouwing laten. Doordat WWB -zoals hierboven overwogen- ten onrechte incassokosten heeft gevorderd, is de vordering voor de berekening van de griffierechten in een hogere categorie terecht gekomen. Het zou onredelijk zijn de financiële gevolgen daarvan voor rekening van [opposant] te laten komen. Aan proceskosten zal een bedrag van € 355,98 worden toegewezen, bestaande uit een bedrag van € 92,98 aan explootkosten, € 63,00 aan griffierecht en € 200,00 aan salaris gemachtigde.
bekrachtigt het door de kantonrechter op 25 november 2009 gewezen verstekvonnis onder zaaknummer 575136 CV EXPL 09-8298, met betrekking tot de ontbinding van de tussen partijen bestaande huurovereenkomst ter zake de woning c.a., staande en gelegen te [adres], de ontruiming van die woning en de veroordeling tot betaling van de huurpenningen c.q. gebruiksvergoeding ad € 541,65 per maand, vanaf december 2009 tot aan de dag der algehele ontruiming, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag der verschuldigdheid;
vernietigt voornoemd verstekvonnis voor het overige;
veroordeelt [opposant] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan WWB te betalen het bedrag van € 3,62, ter zake van wettelijke rente tot 16 november 2009;
veroordeelt [opposant] in de kosten van dit geding, aan de zijde van WWB tot op heden begroot op € 355,98, daarin begrepen een bedrag van € 200,00 als salaris voor de gemachtigde van WWB;
verklaart dit vonnis -tot zover- uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.J.G.M. Ides Peeters, kantonrechter, en -bij vervroeging- uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 28 april 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.