ECLI:NL:RBBRE:2010:BM0867

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
31 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
562703 CV EXPL 09-6237
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Minnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herstel van foutieve vermelding van de eisende partij in een civiele procedure

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 31 maart 2010, gaat het om een civiele procedure tussen de vennootschap onder firma M. Vercouteren Installatietechniek V.O.F., mede h.o.d.n. ‘Lambregts’, als eiseres en een gedaagde die in persoon procedeert. De eiseres vordert betaling van een bedrag van € 760,80, vermeerderd met rente en proceskosten, wegens onbetaalde facturen voor verrichte werkzaamheden. De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat een deel van de werkzaamheden ondeugdelijk is uitgevoerd en dat hij eiseres in de gelegenheid had gesteld om de gebreken te herstellen. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de dagvaarding een foutieve tenaamstelling bevatte, maar dat de juiste vennootschap als partij optreedt. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet in zijn verdediging is geschaad door de foutieve vermelding en dat herstel van de tenaamstelling mogelijk is. De rechter heeft de vordering van eiseres, voor zover deze betrekking heeft op de onbetaalde facturen, toegewezen, met uitzondering van de gevorderde buitengerechtelijke kosten, die zijn afgewezen. De gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 610,80, vermeerderd met rente, en in de proceskosten. Dit vonnis is uitgesproken door mr. J.J. Minnaar, kantonrechter, en is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
team kanton Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 562703 CV EXPL 09-6237
vonnis bij vervroeging d.d. 31 maart 2010
inzake
de vennootschap onder firma M.Vercouteren Installatietechniek V.O.F. , mede h.o.d.n. ‘Lambregts’,
gevestigd en kantoorhoudende te Oud Gastel,
eiseres,
gemachtigde: mr. J.J.M.L. Sandberg van Bazuin & Partners, gerechtsdeurwaarders te Bergen op Zoom,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde,
procederend in persoon en later bij gemachtigde: mr. J.P.M.M. Heijkant, advocaat te Dongen.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. de dagvaarding d.d. 27 augustus 2009, met producties;
b. de conclusie van antwoord, met een productie;
c. de conclusie van repliek, met producties;
d. de conclusie van dupliek, met producties;
e. de audiëntiebladen van de rolzittingen d.d. 30 december 2009, 27 januari 2010, 3 en 10 februari 2010.
2. Het geschil
2.1 Eiseres vordert bij vonnis - uitvoerbaar bij voorraad - gedaagde te veroordelen om aan haar te betalen het bedrag van
€ 760,80, te vermeerderen met rente en met proceskosten.
2.2 Gedaagde voert verweer.
3. De beoordeling
3.1 Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet bestreden inhoud van de producties, het volgende vast:
a. tussen partijen is een overeenkomst van aanneming van werk gesloten in het kader waarvan eiseres voor gedaagde werkzaamheden heeft verricht welke onder meer betrekking hebben op het aansluiten van de badkraan en het verhelpen van een lekkage op het toilet en keuken;
b. eiseres heeft voor deze werkzaamheden nota’s aan gedaagde gezonden voor een totaalbedrag van € 1.318,78, bestaande uit:
een nota d.d. 8 februari 2008 met factuurnummer 800143 ad € 551,17,
een nota d.d. 7 april 2008 met factuurnummer 800283 ad € 867,57,
en een creditnota d.d. 25 april 2008 met factuurnummer 800356 ad € 99,96;
c. van voornoemde nota’s heeft gedaagde een bedrag van € 512,29 onbetaald gelaten.
3.2 Eiseres baseert haar vordering op de tussen partijen gesloten overeenkomst van aanneming van werk. Eiseres stelt dat zij de overeengekomen werkzaamheden heeft verricht en dat gedaagde gehouden is om te voldoen aan de daar tegenover staande betalingsverplichting. Aangezien de onder 3.1 sub b genoemde facturen niet volledig zijn betaald, vordert eiseres thans betaling van het restantbedrag ad € 512,29. Nu betaling hiervan, ondanks sommaties, is uitgebleven, vordert eiseres een bedrag ad € 150,00 ter zake van buitengerechtelijke kosten. Daarnaast maakt zij aanspraak op de contractuele rente van 15% per jaar, die tot en met 27 augustus 2009 is berekend op een bedrag ad € 98,51.
3.3 Gedaagde voert als verweer dat hij niets meer aan eiseres wil betalen omdat een deel van de werkzaamheden ondeugdelijk is verricht. Gedaagde stelt eiseres hierop aangesproken te hebben en in de gelegenheid te hebben gesteld om de gebreken te herstellen. Subsidiair voert gedaagde aan dat geen ingebreke stelling is vereist en meer subsidiair dat eiseres zich niet achteraf naar redelijkheid en billijkheid erop kan beroepen niet in gebreke te zijn gesteld. Nu eiseres heeft geweigerd alsnog behoorlijk na te komen, verkeert zij hierdoor in schuldeisersverzuim en stelt gedaagde dat hij zijn betalings-verplichting rechtsgeldig heeft opgeschort, zodat de vordering van eiseres voor afwijzing gereed ligt.
3.4 Vooropgesteld zij het volgende. Eiseres heeft bij conclusie van repliek aangegeven dat in de dagvaarding per abuis de verkeerde tenaamstelling van eiseres is opgenomen. In de dagvaarding wordt gesproken over “de vennootschap onder firma Installatiebedrijf Lambregts V.O.F.” Het betreft echter “de vennootschap onder firma M. Vercouteren Installatietechniek V.O.F.”, welke als handelsnaam mede gebruik maakt van “Lambregts”. Gedaagde stemt niet in met de door eiseres voorgestelde rectificatie van de partij-aanduiding. Hij concludeert tot niet ontvankelijkheid nu de procedure aanhangig is gemaakt door een niet bestaande rechtspersoon. Gelet op de uitspraak van de Hoge Raad d.d. 08-06-2007 (LJN BA2925) en van het Gerechtshof Leeuwarden d.d. 13-02-2008 (LJN BC5073), is de kantonrechter van oordeel dat de juiste vennootschap als partij optreedt, maar dat haar naam in de dagvaarding foutief is weergegeven. Gelet op de omstandigheden van het geval, zal herstel van de foutieve vermelding plaatsvinden, doordat de kantonrechter de dagvaarding verbeterd leest. Hiertoe ziet de kantonrechter aanleiding nu gedaagde, naar aanleiding van de dagvaarding in rechte is verschenen en inhoudelijk verweer heeft gevoerd, waarbij hij geen opmerkingen heeft gemaakt ten aanzien van de naam van de eisende partij in de dagvaarding. Vervolgens heeft eiseres bij conclusie van repliek verbetering van de tenaamstelling verzocht. De kantonrechter is – gelet op het voorgaande - van oordeel dat de vergissing voor gedaagde kenbaar was, dat hij door de vergissing en rectificatie daarvan niet wordt benadeeld of in zijn verdediging wordt geschaad en dat de rectificatie tijdig is geschied. De kantonrechter zal derhalve de naam van eiseres in de dagvaarding verbeterd lezen en uitgaan van “de vennootschap onder firma M. Vercouteren Installatietechniek V.O.F., mede h.o.d.n. Lambregts”, als eisende partij.
3.5 Wat de lekkage aan het dak betreft, geldt het volgende. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres op 7 februari 2008 werkzaamheden heeft verricht om de daklekkage te herstellen. Gedaagde geeft aan dat – toen bleek dat de lekkage niet verholpen was en teneinde zijn schade verder te beperken – hij zich genoodzaakt zag om op 12 februari 2008 een derde in te schakelen die de lekkage uiteindelijk heeft verholpen. Er veronderstellenderwijze van uitgaande dat de lekkage na de werkzaamheden op 7 februari 2008 nog niet was verholpen, dan is dit een vervelende omstandigheid voor gedaagde. Echter, van gedaagde mag – gelet op het bepaalde in artikel 7:759 BW - worden verwacht dat hij eiseres hiervan op de hoogte stelt en haar alsnog de gelegenheid biedt om de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Gedaagde verwijst bij conclusie van antwoord naar zijn brief d.d. 3 april 2008, waaruit volgens gedaagde blijkt dat eiseres tijdig in de gelegenheid is gesteld om de schade te herstellen. Uit deze brief blijkt echter niet dat gedaagde eiseres er direct van op de hoogte heeft gebracht dat de werkzaamheden aan het dak op 7 februari 2008 er niet toe hebben geleid dat de lekkage is verholpen. Evenmin blijkt uit die brief dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om de door gedaagde geconstateerde gebreken te herstellen. Gedaagde doet het voorkomen of hij middels de werkbon – door hem bij conclusie van dupliek in het geding gebracht – eiseres op de hoogte heeft gebracht van de ondeugdelijk uitgevoerde werkzaamheden. Deze werkbon, gedateerd op 7 maart 2008, ziet echter niet op de dakreparatie. Het voorgaande leidt ertoe dat de kosten die gedaagde bij die derde heeft gemaakt, - in beginsel - voor zijn rekening blijven en dat hij – in beginsel - gehouden blijft om te betalen voor de werkzaamheden die eiseres ter zake van de daklekkage heeft verricht. Het subsidiaire verweer van gedaagde, ter zake van de ingebreke stelling, licht hij niet concreet gemotiveerd toe. Nu de kantonrechter niet is gebleken dat er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 6:83 sub a en/of c BW, wordt aan dit subsidiaire verweer voorbijgegaan. Voorts gaat de kantonrechter voorbij aan het meer subsidiair naar voren gebrachte standpunt van gedaagde dat, gelet op de in de conclusie van dupliek uiteengezette feiten en omstandigheden, eiseres zich niet achteraf naar redelijkheid en billijkheid erop kan beroepen niet in gebreke te zijn gesteld. Dergelijke feiten en omstandigheden zijn de kantonrechter immers niet gebleken. De eindconclusie met betrekking tot de daklekkage is, dat gedaagde het terzake door eiseres gevorderde dient te betalen.
3.6 Wat de verwarming en de badkraan betreft, geldt het volgende. Op de werkbon d.d. 7 maart 2008 is door gedaagde de opmerking geplaatst “muurplaat zit zeer scheef +/- 1 cm verschil krijg de aansluiting niet dicht gelieve wat sugesties.” In zijn brief d.d. 3 april 2008 geeft gedaagde aan eiseres aan dat de verwarming niet goed is aangesloten omdat de aansluitingen verkeerd omzitten. Gedaagde stelt van de fabrikant een optioneel omvormer gekregen te hebben, maar deze werkt volgens hem niet zo goed. Als de aansluiting vanaf het begin juist had gezeten, had het beter gewerkt, aldus gedaagde. Daarnaast geeft gedaagde aan dat de leidingen voor de badkraan scheef gezet zijn en dat de kraan, door het meerdere keren op en af schroeven, beschadigd is. Gedaagde verzoekt in voornoemde brief om een creditnota voor verkeerd afgeleverde diensten. De kosten voor installatie wastafel en de eind installatie badkraan is hij bereid te vergoeden. Eiseres heeft hierop gereageerd bij brief d.d. 25 april 2008. Daarin schrijft zij – onder meer -: “Tevens over de werkzaamheden betreft de badkamer volgens onze voorwaarden zijn wij installatie technische niet verantwoordelijk voor installatie fouten als goederen door derde worden geleverd. De fabrikant levert niet is wat niet goed zou werken mocht dit wel zijn kunnen wij hier niet op worden aan gesproken worden. De werkzaamheden welken wij hebben uitvoeren voor de badkraan doen wij hierbij voor een deel crediteren.” Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt dat door eiseres een creditnota d.d. 25 april 2008 aan gedaagde is gezonden voor een totaalbedrag van € 99,96, betreffende 2 stk arbeidsloon.
3.7 Uit hetgeen onder 3.6 is weergegeven, blijkt dat gedaagde eiseres bij brief d.d. 3 april 2008 weliswaar op de hoogte heeft gesteld van het euvel aan de verwarming, maar pas nadat hij van de fabrikant een optioneel omvormer heeft gekregen en heeft geïnstalleerd. Er, veronderstellenderwijze wederom, van uitgaande dat de verwarming niet goed was aangesloten, dan is dit een vervelende omstandigheid voor gedaagde. Echter, van gedaagde mag – gelet op het bepaalde in artikel 7: 759 BW - worden verwacht dat hij eiseres hiervan op de hoogte stelt en haar alsnog de gelegenheid biedt om de gebreken binnen een redelijke termijn weg te nemen. Niet is gesteld of gebleken dat gedaagde, voordat hij zich tot een derde - te weten de fabrikant – heeft gewend, eiseres ervan op de hoogte heeft gebracht dat de verwarming niet goed was aangesloten omdat de aansluitingen verkeerd omzaten. Evenmin is gesteld of gebleken dat eiseres in de gelegenheid is gesteld om de door gedaagde geconstateerde gebreken te herstellen. Ook heeft gedaagde geen feiten en omstandigheden gesteld waaruit volgt dat zulks niet van hem kon worden gevergd. Het voorgaande leidt ertoe dat gedaagde – in beginsel - gehouden blijft om te betalen voor de werkzaamheden die eiseres ter zake van de verwarming heeft verricht. Het subsidiaire verweer van gedaagde, ter zake van de ingebreke stelling, licht hij niet concreet gemotiveerd toe. Nu de kantonrechter niet is gebleken dat er sprake is van een situatie zoals bedoeld in artikel 6:83 sub a en/of c BW, wordt aan dit subsidiaire verweer voorbijgegaan. Voorts gaat de kantonrechter voorbij aan het meer subsidiair naar voren gebrachte standpunt van gedaagde dat, gelet op de in de conclusie van dupliek uiteengezette feiten en omstandigheden, eiseres zich niet achteraf naar redelijkheid en billijkheid erop kan beroepen niet in gebreke te zijn gesteld. Dergelijke feiten en omstandigheden zijn de kantonrechter immers niet gebleken. De eindconclusie met betrekking tot de verwarming is, dat gedaagde het terzake door eiseres gevorderde dient te betalen.
3.8 Uit hetgeen onder 3.6 is weergegeven blijkt voorts dat eiseres tijdig door gedaagde in gebreke is gesteld, ter zake van de – volgens gedaagde niet goed uitgevoerde - werkzaamheden aan de badkraan. Eiseres heeft naar aanleiding van de klachten van gedaagde hieromtrent, op 25 april 2008 een creditnota verstuurd van € 99,96. Bij brief van diezelfde datum heeft eiseres aangegeven dat zij hoopt gedaagde hiermee van dienst te zijn geweest en dat zij hoopt op een verder correcte afhandeling zijdens gedaagde. Gedaagde heeft niet gesteld, noch is anderszins gebleken, dat hij hierna aan eiseres heeft kenbaar gemaakt dat hij niet tevreden was over de afhandeling van deze kwestie en wat hij alsnog van eiseres verwachtte, voordat hij tot – volledige - betaling over zou gaan. Door dit na te laten, komt gedaagde geen beroep (meer) toe op zijn opschortingsrecht en is hij – onder aftrek van de creditnota - gehouden te betalen voor de werkzaamheden die eiseres ter zake van de badkraan heeft verricht. Het verweer dat gedaagde in deze procedure bij conclusie van dupliek voert, inhoudende dat de gebreken nog altijd bestaan en dat de kosten verbonden aan het herstel van de verwarming en badkraan samen worden geschat op ruim € 1.500,00, wordt als tardief gepasseerd. Nu er sprake is van een tijdige en behoorlijke ingebrekestelling, wordt aan het (meer) subsidiaire verweer van gedaagde niet toegekomen.
3.9 Gelet op al het vooroverwogene, zal de door eiseres gevorderde restanthoofdsom van € 512,29, worden toegewezen.
3.10 Door gedaagde is niet betwist dat op de tussen partijen gesloten overeenkomst de algemene voorwaarden van eiseres van toepassing zijn, zodat van die toepasselijkheid wordt uitgegaan. Wegens betalingsverzuim, is de op grond van die voorwaarden gevorderde rente van 15% per jaar – welke rente tot 27 augustus 2009 onbetwist is berekend op een bedrag van € 98,51 - toewijsbaar.
3.11 Eiseres heeft een bedrag aan buitengerechtelijke kosten gevorderd. Het uitgangspunt is dat dergelijke kosten alleen voor vergoeding in aanmerking komen, indien zij betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. Eiseres heeft weliswaar gesteld dat de gevorderde kosten geen betrekking hebben op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling een vergoeding pleegt in te sluiten, maar uit de terzake in het geding gebrachte stukken, te weten een aanmaning d.d. 11 november 2008 en de aankondiging van de dagvaarding d.d. 3 december 2008, dient het tegendeel te worden afgeleid. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
3.12 Gedaagde zal, als de (grotendeels) in het ongelijk te stellen partij, worden veroordeeld in proceskosten aan de zijde van eiseres gevallen.
4. De beslissing
De kantonrechter:
veroordeelt gedaagde om, tegen behoorlijk bewijs van kwijting, aan eiseres te betalen een bedrag van € 610,80, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 15% per jaar over een bedrag van € 512,29 vanaf 27 augustus 2009 tot de dag der algehele voldoening;
veroordeelt gedaagde in de kosten van deze procedure aan de zijde van eiseres gevallen en tot op heden begroot op een bedrag van € 430,25, waaronder begrepen een bedrag van € 200,00 voor het salaris van de gemachtigde van eiseres;
verklaart dit vonnis – tot zover - uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Minnaar, kantonrechter, en – bij vervroeging - uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 maart 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.