ECLI:NL:RBBRE:2010:BM0390

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
24 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
511408 cv 08-8693
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot uitkering uit hoofde van verzekeringsovereenkomst na twijfel over diefstal van auto

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 24 februari 2010 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen eiser en gedaagde, waarbij de eiser een vordering tot uitkering uit hoofde van een verzekeringsovereenkomst heeft ingediend. De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. E.M. Horssius, stelde dat zijn auto op 26 augustus 2007 was gestolen nadat hij deze omstreeks 02.45 uur had geparkeerd en afgesloten. De auto werd later die dag uitgebrand teruggevonden in het buitengebied bij Voerendaal. Gedaagde, Interpolis Schade N.V., vertegenwoordigd door mr. A.M. Heykoop, betwistte de diefstal en verwees naar een technisch onderzoek uitgevoerd door Dekra, waaruit bleek dat er geen braaksporen waren en dat de auto in slechte staat verkeerde.

De rechtbank oordeelde dat aan het bewijs van de gestelde diefstal geen al te zware eisen mochten worden gesteld, maar dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om de diefstal aannemelijk te maken. De enkele aangifte van diefstal werd niet als voldoende bewijs beschouwd, vooral gezien de bevindingen van het technisch onderzoek dat geen sporen van inbraak vertoonde. De rechtbank concludeerde dat de vordering van eiser onvoldoende grondslag had en wees deze af, waarbij eiser werd verwezen in de kosten van het geding, begroot op € 800,00 voor het salaris van de gemachtigde van gedaagde.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor verzekerden om voldoende bewijs te leveren ter ondersteuning van hun claims, vooral in gevallen van diefstal, waar de omstandigheden en het bewijs cruciaal zijn voor de beoordeling door de rechtbank. De uitspraak is een belangrijke reminder voor zowel eisers als gedaagden in civiele zaken over de vereisten voor bewijsvoering in verzekeringskwesties.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Tilburg
zaak/rolnr.: 511408 CV EXPL 08-8693
vonnis d.d. 24 februari 2010
inzake
[eiser],
wonende te [adres],
eisende partij bij exploot van dagvaarding d.d. 23 september 2008,
gemachtigde: mr. E.M. Horssius, medewerker bij Helvetia Resolve Limited, gevestigd te Hilversum,
tegen
Interpolis Schade N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 5017 JZ Tilburg, Spoorlaan 298,
gedaagde partij bij voormeld exploot,
gemachtigde: mr. A.M. Heykoop, werkzaam ten kantore van gedaagde.
1. Het verdere verloop van het geding
1.1. De verdere procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het tussenvonnis van 22 april 2009;
b. de akte van eiser met producties van 4 juni 2009;
c. de aantekeningen van de griffier betreffende het verhandelde ter comparitie van partijen d.d. 26 juni 2009;
d. de akte met producties van eiser;
e. de antwoordakte met productie van gedaagde.
1.2. De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
1.3. De bij het tussenvonnis bepaalde comparitie van partijen heeft op 26 juni 2009 plaatsgevonden. Aldaar is eiser verschenen, bijgestaan door zijn hierboven genoemde gemachtigde. Gedaagde is daar verschenen bij haar gemachtigde mw. mr. A.M. Heykoop en haar collega E. Janssen, beiden werkzaam bij gedaagde. Tevens waren aanwezig
[ops[opsteller 1] en [opsteller 2], mede-opsteller van het door Dekra in opdracht van gedaagde verrichtte onderzoek en wel voorzover dat zich richtte op het technisch onderzoek (vermeld in het rapport van 11 september 2010).
Voorafgaande aan de comparitie van partijen heeft eiser een akte overgelegd, waarbij hij verwezen heeft naar een tweetal rapporten en een vragenlijst, met aan [opsteller 2] te stellen vragen. Ter comparitie van partijen zijn die vragen ook aan deze voorgelegd. [opsteller 2] heeft de vragen beantwoord. [opsteller 1] heeft eveneens een verklaring afgelegd. Partijen hebben er genoegen mee genomen dat deze verklaringen door de griffier in diens aantekeningen zijn vervat en hebben afgezien van het horen van [opsteller 2] en [opsteller 1] onder ede. Met de verklaringen als vervat in de aantekeningen van de griffier kon worden volstaan. Partijen zijn in dit verband tevens overeengekomen dat de kosten, gemaakt door de gehoorde [opsteller 1] teneinde zijn verklaring af te leggen, kunnen worden getaxeerd op € 350,00, in beginsel te betalen door eiser.
Partijen zijn ter comparitie niet tot elkaar gekomen.
Eiser heeft vervolgens nog een akte ingediend met twee bijlagen, waarna gedaagde van antwoordakte heeft gediend met bijlage.
Vervolgens is vonnis bepaald op 13 januari 2010, welk vonnis tot op heden is aangehouden.
2. De verdere beoordeling van het geschil
2.1. In essentie komt de onderhavige zaak op het volgende neer.
a. Eiser is samen met een vriend, genoemde [opsteller 1], op de avond van 25 augustus / in de nacht van 25 op 26 augustus 2007 uitgegaan in Maastricht. Tevoren was eiser naar [opsteller 1], die circa 5 kilometer bij hem vandaan woont op een boerderij, gegaan. Daar is hij overgestapt in de wagen van [opsteller 1]. Deze heeft als bestuurder naar Maastricht gereden en heeft ook op de terugweg naar diens woning achter het stuur gezeten. Eiser heeft tijdens het uitgaan vier tot vijf pilsjes gedronken. Bij terugkeer op de boerderij van [opsteller 1] is eiser in zijn auto (met kenteken 91-PTY-LZ; hierna: de auto) gestapt en naar huis gereden.
b. Om de hoek van de ouderlijke woning heeft hij naar zijn zeggen de auto achtergelaten en geparkeerd na deze te hebben afgesloten.
c. De volgende ochtend (zondag, 26 augustus 2007) ontdekte eiser, aldus zijn verklaring, dat zijn auto niet meer stond op de plaats waar hij deze die nacht, om circa 02.45 uur, naar zijn zeggen had geparkeerd. Eiser heeft daarvan aangifte gedaan.
d. De auto werd diezelfde dag nog uitgebrand gevonden in het buitengebied bij Voerendaal.
Aangezien zulks niet althans niet gemotiveerd is betwist kan aan de vaststaande feiten, zoals gememoreerd onder rechtsoverweging 2.3. van het tussenvonnis van 25 februari 2009 hetgeen hiervoor onder a en d is vermeld worden toegevoegd.
Zo ook, dat:
- eiser de auto heeft gekocht in november 2004 voor een bedrag van circa € 6.400,00 bij het bedrijf Autoschade Denis te Schimmert;
- de auto oorspronkelijk afkomstig was uit Duitsland;
- de auto voorzien was van een “klasse 1 startonderbrekersysteem”;
- eiser bij gedaagde een verzekeringsovereenkomst heeft afgesloten, de eerdergenoemde bedrijvencompactpolis, waarbij onder meer verzekerd is tegen diefstal van de auto.
2.2. Hoewel eiser stelt dat de auto is gestolen nadat hij deze op zondagochtend 02.45 uur geparkeerd had en (met de afstandbediening) afgesloten had achtergelaten, en deze diezelfde ochtend in een verderaf gelegen buitengebied uitgebrand werd teruggevonden, hij van de diefstal aangifte heeft gedaan (zie hetgeen is vermeld onder rechtsoverweging 2.3. van het tussenvonnis van 25 februari 2009), meent gedaagde dat de verzekeringsovereenkomst de daaruit voortvloeiende schade niet dekt. Zij twijfelt ernstig aan de juistheid van de stelling dat de auto gestolen zou zijn.
2.3. Zoals door eiser terecht is opgemerkt mag aan het bewijs van de gestelde diefstal in gevallen als de onderhavige, waarin het gaat om diefstal van een geparkeerde auto, geen al te zware eisen worden gesteld en zal de verzekerde, in deze eiser, kunnen volstaan met het leveren van bewijs van feiten en/of omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat de beweerde diefstal heeft plaatsgevonden. Als in jurisprudentie uitgemaakt kan onder omstandigheden, mede afhankelijk van hetgeen door de verzekerde (eiser) omtrent de toedracht van de diefstal is gesteld en van hetgeen door de verzekeraar (gedaagde) dienaangaande ter betwisting is aangevoerd, de enkele aangifte van diefstal in een door de politie opgemaakt procesverbaal dan al als voldoende bewijs worden aanvaard.
Deze rechtspraak dient gezien te worden tegen de achtergrond dat indien al te zware eisen worden gesteld aan het door de verzekerde te leveren bewijs rond de beweerde diefstal van de auto, die verzekerde nagenoeg niets heeft aan zijn verzekering (dieven zullen immers pogen geen sporen achter te laten), terwijl anderzijds geldt dat indien te lichte eisen aan het bewijs worden gesteld zulks fraude in de hand kan werken.
2.4. Uitgaande van de stelling van eiser dat hij zijn auto gesloten en wel heeft achtergelaten rijst de vraag hoe het mogelijk is geweest dat deze auto vervolgens in een buitengebied uitgebrand werd aangetroffen. Diefstal lijkt dan voor de hand te liggen, echter gedaagde heeft op feiten en omstandigheden gewezen die naar haar mening een dergelijke stelling (van diefstal) weerspreken althans minder aannemelijk maken. Eiser heeft zich daarbij gebaseerd op het technisch onderzoek uitgevoerd door Dekra. In het betreffende rapport van 11 september 2007 is Dekra ([opsteller 2]) tot de bevindingen gekomen dat:
- door de vernietigende werking van de brand in of op het voertuig geheel geen brandbare delen meer werden aangetroffen;
- geen braaksporen op portieren, deurlijsten en raamstijlen werden aangetroffen;
- het voertuig-indicatie-nummer origineel was;
- de stuurkolom na demontage onbeschadigd bleek;
- aan de linkerzijde van de auto een verse aanrijdingschade te zien was en het rechter achterwiel onder de naaf was afgebroken;
- de bedrading bij het contactslot geen doorverbindingen toonde;
- geen sporen van kortsluiting zichtbaar waren;
- uit analyse van het oliemonster van de motorblok bleek dat deze een zeer hoge concentratie ijzer en silicium bevatte, hetgeen wijst op een ernstige vorm van inwendige slijtage van de motor, zodanig dat het merkbaar althans hoorbaar moet zijn geweest voor de bestuurder van de auto; tevens wijst een en ander er op dat de motorolie niet recentelijk is ververst.
Het betreffende rapport vermeldt voorts dat de auto af fabriek is voorzien van voormeld startonderbrekersysteem, hetgeen -aldus het rapport- impliceert dat de auto alleen met een algemene sleutel, die is voorzien van een transponderchip, kan worden gestart en dat bij het contactslot geen sporen waren ontdekt die duiden op het doorverbinden van de bekabeling om de startonderbreker kort te sluiten. Tevens wordt er op gewezen dat alle autosleutels door eiser aan gedaagde zijn overhandigd, dat na microscopisch onderzoek van de stuurkolom in haar laboratorium werd vastgesteld, dat daarop geen sporen van geweld zichtbaar waren en dat de aangetroffen schade vóór de brand, tijdens het rijden, is ontstaan en niet tijdens of na de berging van de auto.
2.4.1. In verband met het vorenstaande is tevens van belang te vermelden dat de opsteller van bedoeld rapport van Dekra, [opsteller 2], uitdrukkelijk ter comparitie van partijen heeft verklaard dat:
- er door hem geen braaksporen zijn ontdekt;
- er geen krassen zaten op portieren en het daardoor niet waarschijnlijk is dat men de deur heeft proberen open te breken;
- op de stuurkolom geen beschadigingen waren aangetroffen;
- als je geen sleutel hebt van de auto je deze wel kunnen starten maar niet kunt besturen omdat er een beveiliging zit op het stuur;
- er elektronisch gemanipuleerd wordt maar dan nog draden moeten worden doorgeknipt om de startmotor te starten, en van doorgeknipte kabels in deze niet is gebleken;
- het mechanisch gedeelte, te weten de blokkering van de stuurkolom, niet was beschadigd en die blokkering alleen met geweld open kan worden gemaakt hetgeen evenwel weer sporen achter moet laten, die in deze ontbraken;
- uiteindelijk de startonderbreker en de brandstofonderbreker moeten worden omzeild hetgeen met manipulatie kan gebeuren maar daarna altijd nog de startmotor moet worden geactiveerd, hetgeen -als hiervoor aangehaald- niet mogelijk is zonder sporen, in de vorm van doorgeknipte kabels, achter te laten.
2.5. Ervan uitgaande dat geen andere specifieke sleutels als hiervoor bedoeld en passend op de auto beschikbaar waren dan de vier sleutels die eiser na de beweerde diefstal van de auto aan gedaagde heeft overhandigd, blijft gezien de rapportering van Dekra en de verklaring van de opsteller van het betreffende rapport ([opsteller 2]), nog steeds de vraag hoe de diefstal van de auto heeft kunnen plaatsvinden. Eiser stelt weliswaar in dit verband dat zulks mogelijk is en verwijst naar allerlei algemene rapporten, doch daarmee wordt niet ontzenuwd dat, welke methode bij de diefstal ook is gehanteerd om met de auto te kunnen rijden, sporen worden achtergelaten; sporen die in deze niet zijn aangetroffen.
Eiser stelt in dit verband ook wel dat aan het rapport van Dekra getwijfeld kan worden nu het op verzoek van gedaagde is opgesteld en het slechts een technisch onderzoek betreft, doch heeft nagelaten specifiek en in concreto aan te geven in welk technisch opzicht het onderzoek is tekortgeschoten. Dat omwonenden van de plek waar de auto zou zijn geparkeerd (blijkens het rapport betreffende het onderzoek naar de toedracht van 13 september 2007) niet zijn gehoord moge zo zijn, daartegenover staat dat eiser zelf heeft aangegeven dat geen van de betreffende omwonenden enige verklaring kan afgeven omtrent het parkeren en de beweerde diefstal. Tevens geldt in deze dat het eiser gelet op de polisvoorwaarden vrijstond een tweede deskundige aan te wijzen en bij verschil van mening tussen de beide deskundigen een derde deskundige had kunnen worden aangewezen. Voor die weg heeft eiser evenwel niet gekozen. Zulks kan ertoe leiden dat argumenten die zouden kunnen aangeven dat het onderzoek niet juist is geschied zijn komen te ontbreken. Echter, nu gesteld noch gebleken is dat eiser door toedoen van gedaagde in de onmogelijkheid heeft verkeerd een andere, tweede deskundige aan te wijzen komt zulks voor zijn rekening. Dat een nader onderzoek naar de toedracht van de diefstal en/of de brand niet meer mogelijk is omdat de auto inmiddels is vernietigd kan (dan) ook niet aan gedaagde worden verweten.
2.6. Nog daargelaten dan ook de kwestie betreffende het door Dekra aangegeven slechte onderhoud van de auto -de concentratie ijzer en silicium in het oliemonster impliceert, aldus het rapport, dat de motorolie reeds zeer lang, veel meer dan 50.000 kilometer en/of een jaar, niet ververst zou zijn- en de betwisting daarvan door eiser die stelt zelf dat onderhoud tijdig te hebben uitgevoerd maar daarvan geen onderbouwing heeft gegeven noch bewijs heeft aangedragen/aangeboden-, kan de conclusie tegen de achtergrond van het gememoreerde in rechtsoverweging 2.3. en gezien het vorenstaande dan ook slechts zijn dat tegenover de stelling van eiser dat de auto gestolen zou zijn gedaagde dermate feiten en omstandigheden heeft aangegeven die ernstig aan die stelling doen twijfelen. Aldus kan niet zonder meer van die stelling van eiser worden uitgegaan, noch van het procesverbaal van de door hem tegenover de politie gedane aangifte. Het procesverbaal betreft slechts een weergave van eisers stellingen en deze staat evenals het procesverbaal op zich en wordt niet nader ondersteund. Gezien de door gedaagde aangedragen omstandigheden kan met andere woorden de enkele aangifte van de (beweerde) diefstal niet als voldoende bewijs worden gezien.
Waar eiser voorts niet in concreto nader specifiek bewijs, gericht op de stelling dat de auto is gestolen, heeft aangeboden wordt van die stelling niet uitgegaan en bestaat aldus onvoldoende grond gedaagde op grond van de met deze afgesloten verzekeringsovereen-komst aansprakelijk te houden voor de schade die is ontstaan ten gevolge van de vermeende diefstal. Zulks is, gezien hetgeen onder 2.3. is overwogen en het verweer van gedaagde, niet anders indien eiser door omstandigheden geen specifiek op zijn stelling gericht bewijs kan aanbieden.
2.7. Het oordeel wordt (ook) niet anders indien er in deze van wordt uitgegaan dat de verzekeringsovereenkomst schade als gevolg van brand dekt. Immers, ook in die optiek geldt dat -uitgaande van de stellingen van eiser- de brand eerst is kunnen ontstaan nadat de auto is gestolen en daarvan nu juist niet kan worden uitgegaan.
2.8. Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen luidt het oordeel dat de vordering van eiser voldoende grondslag ontbeert en niet voor toewijzing in aanmerking komt.
2.9. Aangezien eiser in het ongelijk wordt gesteld wordt hij verwezen in de in dit geding gevallen kosten. De kantonrechter gaat ervan uit dat eiser een bedrag op € 350,00 eigener beweging aan [opsteller 1] betaalt.
3. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering af;
verwijst eiser in de kosten van het geding en veroordeelt hem tot betaling van deze kosten aan de zijde van gedaagde gevallen en tot op heden begroot op € 800,00 voor salaris van de gemachtigde van gedaagde.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.A.J. Nuijten en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 24 februari 2010.