ECLI:NL:RBBRE:2010:BL9441

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 maart 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
591133 ov 10-997
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.J. Minnaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opheffing van de vereffening van een nalatenschap en publicatieplicht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 29 maart 2010 uitspraak gedaan over een verzoek tot opheffing van de vereffening van de nalatenschap van een erflater. De verzoeker, die optreedt als gevolmachtigde van de erfgenamen, heeft verzocht om de opheffing van de vereffening op grond van artikel 4:209 van het Burgerlijk Wetboek, omdat de waarde van de baten van de nalatenschap zo gering is dat het niet in het belang van de betrokkenen is om de vereffening voort te zetten. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten van publicatie in de Staatscourant en in twee nieuwsbladen niet voorgeschreven hoeven te worden, aangezien de bekendmaking op internet een even goede, zo niet betere, mogelijkheid biedt voor belanghebbenden om geïnformeerd te worden over de nalatenschap.

De procesgang omvatte een verzoekschrift dat op 8 januari 2010 is ingediend, met een vermogensbeschrijving ter onderbouwing van het verzoek. De kantonrechter heeft geoordeeld dat er geen dwingende noodzaak is voor de wettelijk voorgeschreven publicatie, gezien de geringe baten en de kosten die daarmee gemoeid zijn. De beschikking zal worden bekendgemaakt via rechtspraak.nl, wat in de huidige tijd beter aansluit bij de wetgeving dan de traditionele publicatiemiddelen. De kantonrechter heeft ook bepaald dat er geen griffierechten in rekening worden gebracht en heeft de vereffeningkosten vastgesteld op € 2.617,43, die ten laste van de boedel komen.

De beslissing van de kantonrechter houdt in dat de opheffing van de vereffening van de nalatenschap wordt bevolen, de vereffeningkosten worden vastgesteld, en dat de beschikking bekendgemaakt zal worden op de website van de rechtspraak. Tegen deze beschikking kan binnen drie maanden hoger beroep worden ingesteld door de verzoeker of andere belanghebbenden, afhankelijk van de wijze van bekendmaking.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 591133 OV VERZ 10-997
beschikking d.d. 29 maart 2010 op een verzoek tot opheffing ex artikel 4:209 van het Burgerlijk Wetboek (BW)
ingediend door:
[gevolmachtigde]l, wonende te [adres],
gevolmachtigde van de erfgenamen in de nalatenschap van:
[erflater]
laatstelijk gewoo[plaatsnaam]e te [adres],
overleden te [plaatsnaam] op [overlijdensdatum],
nader te noemen ´erflater´.
Het verzoekschrift is ingediend door tussenkomst van mr. drs. J.F.A.M. Klaver, notaris te Etten-Leur, 4872 LA Etten-Leur, Bredaseweg 159.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 8 januari 2010 ter griffie ontvangen verzoekschrift, met bijlagen;
b. de brief, ter griffie ingekomen op 12 maart 2010, houdende de mededeling dat afgezien wordt van het recht om op het verzoek te worden gehoord.
2. Het verzoek
2.1 Verzoeker, in zijn hoedanigheid van gevolmachtigde van de erfgenamen, tevens vereffenaars van de beneficiair aanvaarde nalatenschap van erflaatster, verzoekt op grond van het bepaalde in artikel 4:209 BW opheffing van de vereffening te bevelen, vanwege de geringe waarde van de baten van de nalatenschap.
2.2 Ter onderbouwing van het verzoek is een vermogensbeschrijving overgelegd.
2.3 Gevolmachtigde heeft afgezien van verhoor door de kantonrechter.
3. De beoordeling
3.1 De kantonrechter is van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de waarde van
de baten van de nalatenschap zodanig gering is, dat er -gelet op de waarde van de schulden-
aanleiding is om de opheffing van de vereffening te bevelen.
3.2 De wet bepaalt dat deze opheffing dient te worden gepubliceerd. Nu er vrijwel geen baten zijn, wordt geoordeeld dat het in niemands belang is om daarvoor nog kosten te maken. Omdat de nalatenschap beneficiair aanvaard is zouden de kosten van publicatie voor rekening van het budget voor de rechtspraak komen, dus voor rekening van de Staat. Nu geen publicatie heeft plaatsgevonden van het vereffenaarschap en er ook verder geen dwingende noodzaak bestaat voor de -kostbare- wettelijk voorgeschreven wijze van bekendmaking (publicatie in de Staatscourant en advertentie in twee nieuwsbladen), zal deze niet worden voorgeschreven. De belanghebbenden kunnen immers ook op een andere wijze, namelijk via internet, worden geïnformeerd, hetgeen iedere belanghebbende een even goede, wellicht betere, mogelijkheid geeft om de financiële situatie van de nalatenschap te kunnen inzien. Dit brengt ook geen nieuwe kosten met zich mee. De bekendmaking van de beschikking zal plaatsvinden op rechtspraak.nl/uitspraken. Deze wijze van bekendmaking komt in de huidige tijd met internet beter tegemoet aan de bedoeling van de wetgever, dan met de publicatiemiddelen uit de tijd waarin het huidige erfrecht werd ontworpen, toen de toegang tot internet nog niet algemeen was. Verzoeker zal daarom worden ontheven van de wettelijke publicatieplicht.
3.3 In het verlengde van hetgeen hiervoor is overwogen zullen geen griffierechten berekend worden.
3.4 De kantonrechter zal de vereffeningkosten, conform de opgave van verzoeker, vaststellen op € 2.617,43.
3.5 De griffier zal zorg dragen voor inschrijving van de opheffing van de vereffening in het boedelregister.
4. De beslissing
De kantonrechter:
- beveelt de opheffing van de vereffening van de nalatenschap van erflater;
- stelt de reeds gemaakte vereffeningkosten vast op € 2.617,43 en brengt deze kosten ten laste van de boedel;
- verstaat dat deze beschikking bekend gemaakt zal worden door plaatsing op rechtspraak.nl/uitspraken;
- wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.J. Minnaar, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 maart 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beschikking kan hoger beroep worden ingesteld:
door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt of verzonden: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te 's Hertogenbosch.