Zaaknr.: 517032 0V 08-3794
Beschikking d.d. 4 juni 2009 met betrekking tot een verzoek tot wijziging van een
beperkt bewind en mentorschap
[betrokkene], geboren op [datum],
wonend te [adres],
hierna te noemen betrokkene.
1. Het verloop van het geding
1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 13 oktober 2008 ter griffie van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom ontvangen schrijven van MEE West-Brabant, met bijlagen;
b. de aanvullende informatie, ontvangen op 3 april 2009 van MEE West-Brabant;
c. de bereidverklaring van aspirant mentor [X], op 24 april 2009 ontvangen via Stichting Mentorschap Westelijk Brabant te Bergen op Zoom;
d. de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling ter terechtzitting van 2juni 2009, waar zijn verschenen:
- betrokkene,
- de moeder/mentor van betrokkene [Y],
- de zus van betrokkene mw. [zus],
- mw, [Q] van Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen (SBM) te Bergen op Zoom, (beperkt) bewindvoerster over betrokkene;
- mw. M. Gross-Sempels, zorgconsulente bij MEE West-Brabant (MEE) te Bergen op Zoom,
- mw. [Y], coördinatrice bij Stichting Mentorschap Westelijk Brabant (SMWB) te Bergen op Zoom,
- dhr. [X], aspirant mentor.
1 .2 De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
Het verzoek strekt tot uitbreiding van het beperkte bewind tot een volledig bewind, alsmede tot ontslag van de huidige mentor en benoeming van [X] als nieuwe mentor.
3.1 Bij beschikking van 8 februari 1990 van de Arrondissementsrecht Breda is betrokkene onder curatele gesteld met benoeming van haar moeder tot curatrice. Bij beschikking van 25juni 1999 heeft voormelde rechtbank de ondercuratelestelling van betrokkene opgeheven en is betrokkene onder bewind gesteld, met benoeming van SBM tot bewindvoerster. Voorts heeft de rechtbank bij die beschikking een mentorschap over betrokkene ingesteld met
benoeming van haar moeder tot mentor. De kantonrechter te Bergen op Zoom heeft vervolgens bij beschikking van 14 januari 2003 het bewind over het vermogen van betrokkene beperkt tot een bedrag van € 10.500,00 op bankrekening 64.19.80.043 bij Fortis en bepaald dat SBM van de uitkering van betrokkene maandelijks zorgt voor de betaling van
de verschuldigde bijdragen aan het ziekenfonds en de verzekering.
3.2 Op 13 oktober 2008 is via het Arrondissementsparket Breda ter griffie van deze kanton locatie een brief d.d. 4 september 2008 van MEE West-Brabant ontvangen, waarin MEE haar bezorgdheid uitspreekt over de situatie waarin betrokkene zich bevindt en zij dringend verzoekt om een onafhankelijk persoon aan te stellen, die de bevoegdheid heeft om
voor onbepaalde tijd als vertrouwenspersoon en zaakwaarnemer voor betrokkene op te treden. Daarnaast deelt MEE mede dat het haar wenselijk lijkt het beperkt bewind over betrokkene uit te breiden tot een volledig bewind. Bij haar schrijven van 4 september 2008 heeft MEE onder meer gevoegd kopieën van een verslag psychologisch onderzoek d.d. 1 maart 2004, van het indicatiebesluit d.d. 6 mei 2004 en van het behandeiplan van S&Lzorg d.d. 28 augustus 2008.
3.3 Op 5 november 2008 is ter griffie van deze kantonlocatie een verzoek ontvangen van SBM om het beperkt bewind over de gelden en goederen van betrokkene te veranderen in een volledig bewind. SBM stelt in dat verzoek dat zij dan als betrokkene niet meer bij moeder woonachtig is, alle noodzakelijke financiële handelingen voor betrokkene kan verzorgen.
3.4 Bij brief van 2 april 2009 heeft MEE nog aanvullende informatie verstrekt met betrekking tot de situatie waarin betrokkene zich bevindt.
3.5 Bij brief van 23 april 2009 heeft SMWB de kantonrechter een verklaring doen toekomen van [X], waarin deze zich op 7 april 2009 bereid verklaard het mentorschap op zich te nemen voor betrokkene.
3.6 Op 2juni 2009 heeft vervolgens ten kantongerechte een mondelinge behandeling plaatsgehad in aanwezigheid van de personen hiervoor vermeld bij 1.1 .d.. Gelet op de inhoud van de in het dossier van betrokkene aanwezige stukken en hetgeen dat ter zitting naar voren is gebracht overweegt de kantonrechter het volgende. Allereerst benadrukt de kantonrechter dat in deze voor hem de belangen van betrokkene voorop staan. In dat kader acht de kantonrechter, gezien de ontstane situatie, de benoeming van een onafhankelijk mentor noodzakelijk. Naar het oordeel van de kantonrechter is de huidige mentor, de moeder van betrokkene, thans, hoe je het ook draait of keert, in een zodanige lichamelijke toestand
komen te verkeren dat de totale verzorging van betrokkene voor haar een te zware opgave is geworden. De kantonrechter twijfelt daarbij niet aan de goede bedoelingen van de moeder en de zus van betrokkene, maar op een gegeven moment zal betrokkene toch in een of andere woonvoorziening moeten worden geplaatst. Om het leven van betrokkene een optimale
kwaliteit te geven, is gespecialiseerde opvang en verzorging noodzakelijk en de familie van betrokkene kan haar die, hoe graag zij dat ook zou willen, niet geven. Gelet op het hiervoor overwogene zal de kantonrechter dan ook het mentorschap over betrokkene wijzigen in die zin dat de moeder van betrokkene als zodanig zal worden ontslagen en [X] zal
worden benoemd. Met betrekking tot de uitbreiding van het over betrokkene ingestelde bewind overweegt de kantonrechter het volgende. Ter zitting is van de zijde van SBM aangegeven dat zij in het kader van het beperkt bewind de uitkering van betrokkene ontvangt, dat zij daarvan maandelijks een aantal vaste lasten van betrokkene voldoet en vervolgens het restant aan de moeder van betrokkene doet toekomen. Deze werkwijze verloopt volgens SBM thans zonder problemen. Naar het oordeel van de kantonrechter bestaat er dan ook vooralsnog, zolang de hiervoor vermelde werkwijze goed verloopt, geen
aanleiding het bewind formeel uit te breiden. Tenslotte wenst de kantonrechter nog op te merken dat de moeder van betrokkene haar moeder blijft en haar zus haar zus. In dat opzicht verandert er niets en zal er met hen, voor zover mogelijk en nodig, rekening dienen te worden gehouden.
- ontslaat - met ingang van 15 juni 2009 - [Y], wonend te [adres], als mentor over haar dochter [betrokkene], verblijvend op het zelfde adres;
- benoemt - met ingang van 15 juni 2009 - tot mentor over [betrokkene], voornoemd, [X], p.a. Stichting Mentorschap Westelijk Brabant, Postbus 336, (4600 AH) Bergen op Zoom;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. W..E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken ter
openbare terechtzitting van 4juni 2009, in tegenwoordigheid van de griffier.
GERECHTSHOF 's-HERTOGENBOSCH
Uitspraak: 11 maart 2010
Zaaknummer: HV 200.040.827/01
Zaaknummer eerste aanleg: 517032 OV 08-3794
in de zaak in hoger beroep van:
[moeder],
wonende te [adres],
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. E.R. Moes,
inzake het ontslag van de moeder als mentor van haar dochter [betrokkene] hierna: [betrokkene], geboren op [datum], en de gelijktijdige benoeming van [X] als mentor.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom van 4 juni 2009.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift met producties, ingekomen ter griffie op 20 augustus 2009, heeft de moeder verzocht voormelde beschikking te vernietigen en, (naar het hof begrijpt) opnieuw rechtdoende, het verzoek van Stichting MEE West-Brabant tot wijziging van het mentorschap alsnog af te wijzen.
2.2. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 28 januari 2010. Bij die gelegenheid zijn gehoord:
- de moeder, bijgestaan door mr. Moes;
- [betrokkene];
- de heer [X], mentor over [betrokkene], hierna: [X];
- mevrouw [zus], de zus van [betrokkene], hierna: de zus;
- mevrouw [Y], coördinatrice bij Stichting Mentorschap Westelijk Brabant (SMWB) te Bergen op Zoom, hierna: [Y].
2.3.1. Mevrouw [Q] van Stichting Beschermingsbewind Meerderjarigen (SBM) te Bergen op Zoom, (beperkt) bewindvoerder over [betrokkene], hierna: de bewindvoerder, is met bericht verhindering, niet ter zitting verschenen.
De heer [broer] de broer van [betrokkene], hierna: de broer, is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet ter zitting verschenen.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling in eerste aanleg d.d. 2 juni 2009;
- het faxbericht met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 11 september 2009;
- de staat van stukken, ingekomen ter griffie van het hof op 25 september 2009;
- de brief van de bewindvoerder d.d. 11 november 2009;
- het faxbericht met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 25 januari 2010;
- het faxbericht met bijlage van de advocaat van de moeder d.d. 26 januari 2010.
3.1. Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking, heeft de rechtbank, voor zover in hoger beroep van belang, de moeder met ingang van 15 juni 2009 als mentor over [betrokkene] ontslagen en met ingang van diezelfde datum [X] tot mentor over [betrokkene] benoemd.
3.2. De moeder kan zich met deze beslissing niet verenigen en zij is hiervan in hoger beroep gekomen.
3.3. De moeder voert - kort samengevat - aan dat zij haar taken als mentor over [betrokkene] in het verleden altijd goed heeft vervuld en dat zij daartoe thans nog steeds in staat is. De moeder heeft aan haar inmiddels overleden man beloofd de rest van haar leven voor [betrokkene] te zullen zorgen en zij wil deze belofte nakomen. [betrokkene] en zij hebben een zeer hechte, bijna symbiotische relatie en zij kunnen niet uit elkaar gehaald worden.
De moeder is voorts van mening dat er veel te veel hulpverleners bij haar over de vloer komen en dat niet duidelijk is welke bijdrage deze mensen leveren aan het welzijn van [betrokkene]. De moeder koestert een groot wantrouwen jegens deze hulpverleners, met name jegens de nieuwe mentor, [X], die zij geen toegang tot haar woning verschaft.
3.4. De zus voert - kort samengevat - aan dat het in principe goed gaat met de moeder en [betrokkene]. De situatie zou volgens haar moeten blijven zoals zij was, dus met de moeder als mentor over [betrokkene]. Er komen nu veel te veel hulpverlenende instanties bij de moeder en [betrokkene] over de vloer, die helemaal geen toegevoegde waarde hebben en die bij de moeder alleen maar voor verwarring en onrust zorgen.
3.5. [X] voert - kort samengevat - aan dat hij wel degelijk door de moeder wordt binnengelaten. Wel geeft hij aan dat hij zijn taken als mentor moeilijk kan uitvoeren zolang er onzekerheid bestaat over de vraag of hij mentor over [betrokkene] blijft, of dat het mentorschap weer terug naar de moeder gaat.
3.6. [Y] voert - kort samengevat - aan dat de wijziging van het mentorschap over [betrokkene] niet ten doel heeft de moeder en [betrokkene] uit elkaar te halen.
3.7. Het hof overweegt het volgende.
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat bij de moeder de angst overheerst dat haar ontslag als mentor over [betrokkene] betekent dat zij en [betrokkene] van elkaar zullen worden gescheiden. Het hof wenst voorop te stellen dat zulks hier thans niet aan de orde is. De wijziging van het mentorschap heeft slechts tot doel te realiseren dat, in verband met haar geestelijke en lichamelijke toestand, de belangen van niet-vermogensrechtelijke aard van [betrokkene] zo goed mogelijk worden behartigd. Alleen hierover heeft het hof in deze zaak te oordelen.
Iets anders is dat de moeder bij de vervulling van het mentorschap de zorg van een goed mentor dient te betrachten, bij gebreke waarvan hij jegens de betrokkene aansprakelijk is. Onder omstandigheden kán dit met zich brengen dat, zoals ook door de kantonrechter in de thans bestreden beschikking werd overwogen, betrokkene – in dit geval [betrokkene] – op een gegeven moment in een of andere woonvoorziening moet worden geplaatst opdat, teneinde haar leven optimale kwaliteit te verlenen, gespecialiseerder opvang en verzorging kan worden geboden. Dit is thans kennelijk evenwel nog niet aan de orde waaraan het hof, ook in meer algemene zin, nog wenst toe te voegen dat, zo dit in de toekomst wel aan de orde zou zijn, ook dan het toetsingskader steeds en enkel is of in het licht van [betrokkene]s belangen “de zorg van een goed mentor” is betracht. In dat kader zou dan de aard van de relatie van [betrokkene] met de moeder mogelijk een punt van aandacht kunnen vormen.
3.7.1. Als argument tegen de wijziging van het mentorschap wordt onder andere aangevoerd de hechte, welhaast symbiotische relatie die de moeder en [betrokkene] met elkaar hebben. Van-wege deze relatie zou het mentorschap over [betrokkene] bij de moeder moeten berusten. Het hof is echter van oordeel dat niet de mate van hechtheid van de relatie tussen de moeder en [betrokkene] in deze het uitgangspunt dient te zijn, doch de belangen van [betrokkene]. Het hof is van oordeel dat de symbiotische relatie een objectieve behartiging door de moeder van de belangen van [betrokkene] juist in de weg staat. Naar het oordeel van het hof is de symbiotische relatie tussen de moeder en [betrokkene] derhalve eerder een reden een onafhankelijke derde met het mentorschap over [betrokkene] te belasten. Deze wijziging van het mentorschap doet echter op geen enkele wijze afbreuk aan de feitelijke relatie tussen de moeder en [betrokkene]: zij blijft ook dan nog steeds de moeder van [betrokkene], zoals [betrokkene] de dochter van de moeder blijft.
3.7.2. Het hof overweegt voorts dat [betrokkene], gelet op haar handicap en beperkingen, bijzondere zorg behoeft. Ook voor de moeder is vanwege (toenemende) lichamelijke en psychische problemen - ten tijde van de mondelinge behandeling bij het hof liep een voorlopige machtiging BOPZ voor de moeder - hulpverlening geïndiceerd. Volgens de moeder zijn er thans zo veel verschillende hulpverleners actief in het gezin dat zij hiervan in de war raakt en hier, zoals zij ter zitting van het hof letterlijk verklaarde, zelfs “knettergek” van wordt.
Het hof overweegt dat een van de taken van de mentor zou moeten zijn de hulpverlening aan het gezin te coördineren en structureren. Gezien het vorenoverwogene is de moeder daartoe kennelijk niet in staat. Een onafhankelijke derde die als mentor optreedt zal de moeder hierin juist kunnen ondersteunen en kunnen zorgen dat de hulpverlening beter aansluit op de behoeften van zowel [betrokkene] als die van de moeder. Het hof is derhalve van oordeel dat de belangen van [betrokkene] het meest gebaat zijn bij het ontslag van de moeder als mentor over [betrokkene] en de gelijktijdige benoeming van [X] als mentor.
3.8. Op grond van het vorenstaande zal het hof de beschikking waarvan beroep bekrachtigen.
bekrachtigt de tussen partijen gegeven beschikking van de rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom, van 4 juni 2009, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Pellis, Van Dijkhuizen en Raab, en in het openbaar uitgesproken op 11 maart 2010.