4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vraagt vrijspraak voor het primair tenlastegelegde, maar acht de subsidiair tenlastegelegde poging tot diefstal met geweld wettig en overtuigend bewezen. Zij baseert zich daarbij op de aangifte, de camerabeelden uit de bus en de verklaring van getuige [getuige 1]
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op de verklaring van verdachte dat hij enkel een strippenkaart wilde hebben. Volgens de verdediging waren verdachte en medeverdachte [mededader 1] irritant bezig op het busstation en in de bus en heeft de buschauffeur daaruit afgeleid dat ze hem wilden overvallen, terwijl dat niet het geval was. De raadsman wijst erop dat op de camerabeelden te zien is dat medeverdachte [mededader 1] erg verbaasd is als hij een klap krijgt van de buschauffeur, iets wat geen verbazing zou wekken als ze met een overval bezig waren. Er was geen vooropgezet plan om de buschauffeur te beroven en er is verder geen bewijs voor een poging tot diefstal.
Aan het gevecht dat in de bus is ontstaan, heeft verdachte volgens de verdediging niet meegedaan. Op de camerabeelden is niet te zien dat verdachte de buschauffeur slaat of schopt. Sterker nog, verdachte wilde ervoor zorgen dat zijn vrienden stopten met het slaan van de buschauffeur en wilde de buschauffeur uit de bus trekken om hem meer ruimte te geven. Verdachte is later gevlucht, omdat hij de buschauffeur hoorde roepen dat hij beroofd werd en verdachte daar niks mee te maken wilde hebben.
De verklaring van [G[mededader 1], die inhoudt dat hij verdachte en zijn twee medeverdachten alle drie heeft zien slaan, is volgens de verdediging onjuist, omdat [Getuige 2] amper in de bus heeft gekeken en daarnaast nauwelijks Nederlands spreekt, terwijl in het Nederlandstalige proces-verbaal van verhoor staat dat hij dit na doorlezing heeft ondertekend.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Op 14 september 2009 was [Slachtoffer 1] laat op de avond aan het werk als buschauffeur en zat hij op het busstation aan de Spoorlaan in Tilburg in zijn bus te wachten tot het tijd was om met die bus te vertrekken . Rond 23:55 uur kwam verdachte de bus binnen lopen en praatte hij met de chauffeur . De chauffeur begreep niet wat verdachte bedoelde, maar dacht meteen aan een beroving . Kort daarop kwam medeverdachte [mededader 1] de bus binnen lopen en hield hij zich samen met verdachte heel dicht bij de buschauffeur op . Beiden maakten bewegingen in de richting van de buschauffeur, waarna de buschauffeur medeverdachte [mededader 1] sloeg en beide mannen naar buiten stuurde. Kort hierna kwam medeverdachte [mededader 2] de bus binnen, liep hij op de buschauffeur af en werd hij door de buschauffeur naar buiten geduwd. Medeverdachte [mededader 2] sloeg de buschauffeur, pakte hem bij zijn nek en trok hem in de richting van de deuren van de bus. Er ontstond een worsteling waarbij de buschauffeur meerdere keren werd geslagen door medeverdachten [mededader 2] en [mededader 1], er door alle drie de jongens aan hem en zijn kleding werd getrokken en er geprobeerd werd hem naar de grond te werken. Medeverdachte [mededader 2] pakte de geldla van de bus en sloeg hiermee op het hoofd van de chauffeur.