ECLI:NL:RBBRE:2010:BL5299
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.M. de Werd
- C.A.F.M. Stassen
- R.W. Otto
- Rechtspraak.nl
Fiscale behandeling van debetstand en leningsovereenkomst tussen dga en BV
In deze zaak gaat het om de fiscale behandeling van een debetstand in de rekening-courant en een lening tussen een directeur-grootaandeelhouder (dga) en zijn besloten vennootschap (BV). In december 2003 werd een vaststellingsovereenkomst gesloten tussen de dga, de BV en de inspecteur van de Belastingdienst, waarin werd afgesproken dat de debetstand van € 320.000 per ultimo 2003 trapsgewijs moest dalen naar € 80.000 per ultimo 2006. Indien de debetstand in enig jaar boven het afgesproken niveau uitkwam, zou het verschil worden aangemerkt als netto-dividend, waarover dividendbelasting verschuldigd was.
In 2005 legde de inspecteur een naheffingsaanslag dividendbelasting op voor de jaren 2004 en 2005, omdat de debetstand de afgesproken maxima overschreed. De rechtbank oordeelde dat de tekst van de overeenkomst duidelijk was en dat de inspecteur de naheffingsaanslag terecht had opgelegd. De rechtbank verminderde echter de naheffingsaanslag voor 2004 en de boete werd evenredig verminderd.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar, verminderde de naheffingsaanslag tot € 34.959 en de boete tot € 5.071. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende en moest het betaalde griffierecht worden vergoed. De rechtbank concludeerde dat de overschrijdingen van de debetstand als netto-dividend moesten worden beschouwd en dat de belanghebbende de verschuldigde dividendbelasting op aangifte had moeten voldoen.