ECLI:NL:RBBRE:2010:BL4902

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
22 februari 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
801142-09 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. de Graaf
  • A. Alferink
  • J. Ebben
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor deelname aan criminele organisatie en gebruik van vervalste waardekaarten

Op 22 februari 2010 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren op 15 juli 1976 in Moldova, die zich schuldig heeft gemaakt aan het gebruik van vervalste waardekaarten en deelname aan een criminele organisatie. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 3 november 2009 in Rucphen en Zundert samen met een ander geldbedragen heeft gepind met behulp van geskimde waardekaarten. De verdachte heeft verklaard deze kaarten in Engeland te hebben gekocht, maar de rechtbank achtte deze verklaring niet geloofwaardig. De rechtbank oordeelde dat de verdachte deel uitmaakte van een gestructureerd samenwerkingsverband dat zich bezighield met skimming, een feit dat algemeen bekend is en niet door één persoon kan worden uitgevoerd. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij Equens SE niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze niet kon aantonen bevoegd te zijn om namens de benadeelde banken op te treden. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder in Nederland was veroordeeld, maar heeft geen rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals het missen van de geboorte van zijn kind, omdat hij zichzelf in deze situatie had gebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 801142-09 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 22 februari 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op 15 juli 1976 te Moldova (Roemenië)
thans gedetineerd in Huis van Bewaring Grave, te Grave
raadsvrouw mr. Verger-Maas, advocaat te Prinsenbeek
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 8 februari 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Laheij, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1: samen met een ander geld heeft gepind met vervalste waardekaarten;
Feit 2: samen met een ander betaalpassen heeft geskimd;
Feit 3: heeft deelgenomen aan een criminele organisatie.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan het onder feit 1 tenlastegelegde pinnen van geldbedragen met vervalste kaarten. Verdachte heeft dit feit bekend. Uit technisch onderzoek van de pasjes die onder verdachte en zijn medeverdachte zijn aangetroffen, bleek voorts dat op alle strippen identiteitsgegevens stonden die voor het betalingsverkeer nodig zijn. Deze informatie is door skimmen verkregen. Met de aangetroffen pasjes zijn door verdachte en zijn medeverdachte geldbedragen opgenomen. Ook acht zij wettig en overtuigend bewezen dat verdachte en zijn medeverdachte zich schuldig hebben gemaakt aan het skimmen van betaalpassen, zoals onder feit 2 ten laste is gelegd.
De directe betrokkenheid van verdachte en zijn medeverdachte blijkt uit het feit dat onder hen een stift, een schrift en een bouwtekening zijn aangetroffen. Daarnaast heeft verdachte geen openheid van zaken willen geven over het bedrag dat hij betaald zou hebben voor de pasjes. Tenslotte acht zij bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Volgens de officier van justitie is het een feit van algemene bekendheid dat skimming niet door slechts 1 of 2 personen verricht kan worden. Verdachte en zijn medeverdachte hebben in Nederland geld moeten opnemen. Zij waren in het bezit van een hoeveelheid pasjes die in Engeland geskimd zijn, zij beschikten over de code en zij hadden een schriftje waarin allerlei informatie stond. De officier van justitie is van mening dat er daarom sprake is geweest van een duurzame onderlinge samenwerking, niet alleen tussen verdachte en medeverdachte [mededader 1], maar ook met andere deelnemers aan de organisatie en dat er sprake is van een gestructureerd onderliggend samenwerkingsverband.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank tot een bewezenverklaring van feit 1 kan komen, aangezien verdachte dit feit bekent. Verder dient verdachte vrijgesproken te worden van feit 2, omdat volgens de verdediging onvoldoende wettig bewijs voorhanden is dat verdachte het feit in Nederland en Engeland heeft gepleegd. Tenslotte heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie, zodat hij ook hiervan vrijgesproken dient te worden. Verdachte heeft verklaard dat hij in Engeland de pasjes met de codes gekocht heeft. Het feit dat verdachte uit Roemenië afkomstig is, betekent niet dat hij per definitie deel heeft uitgemaakt van een criminele organisatie. Er is verder geen bewijs dat verdachte contact met derden heeft gehad of met anderen van de groep. Ook in de auto waarin verdachte en zijn medeverdachte zaten, zijn geen afspraken gemaakt.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Ten aanzien van feit 1
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd tijdens de zitting van 8 februari 2010;
- de aangifte door Equens ;
- het proces-verbaal onderzoek beeldmateriaal ten behoeve van vergelijkend/herkennend gezichtsonderzoek ;
- het proces-verbaal onderzoek magneetstripkaarten ;
- het proces-verbaal onderzoek magneetstripkaarten ;
- het proces-verbaal onderzoek magneetstripkaarten ;
- het proces-verbaal onderzoek magneetstripkaarten ;
- het proces-verbaal onderzoek magneetstripkaarten ;
- het proces-verbaal onderzoek magneetstripkaarten .
Ten aanzien van feit 2
De rechtbank is, met de verdediging, op grond van het onderzoek ter terechtzitting en het procesdossier van oordeel dat het ten laste gelegde strafbare feit wegens het ontbreken van voldoende wettige bewijsmiddelen niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard, zodat verdachte hiervan vrijgesproken dient te worden.
Ten aanzien van feit 3
Om tot een bewezenverklaring te kunnen komen van deelname aan een criminele organisatie als bedoeld in artikel 140 van het Wetboek van Strafrecht dient sprake te zijn van deelname aan een duurzaam en gestructureerd samenwerkingsverband van twee of meer personen dat tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven. Om iemand te kunnen aanmerken als deelnemer dient hij tenminste een aandeel te hebben in dan wel ondersteuning te verlenen aan gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van de betreffende organisatie, in casu het valselijk opmaken van waardekaarten en het voorhanden hebben van deze waardekaarten, het plegen van diefstal van geld met deze waardekaarten en het voorhanden hebben van stoffen/voorwerpen die bestemd zijn voor het plegen van enig in artikel 232 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf.
De rechtbank acht in tegenstelling tot de verdediging wettig en overtuigend bewezen dat verdachte heeft deelgenomen aan een criminele organisatie. Het is een feit van algemene bekendheid dat het op grote schaal opzettelijk valselijk opmaken van waardekaarten met het oogmerk om vervolgens met die valse dragers van identiteitsgegevens langs automatische weg en bij voorkeur in het buitenland geld op te nemen, niet door één persoon wordt verricht maar in het kader van een (veelal internationaal) gestructureerd samenwerkingsverband plaatsvindt. De vraag is of verdachte deelgenomen heeft aan dit samenwerkingsverband.
Uit hetgeen onder feit 1 is overwogen, volgt dat verdachte met vervalste waardekaarten meerdere geldbedragen heeft gepind. Verdachte heeft verklaard dat hij, kort voordat hij naar Nederland kwam en aangehouden werd, deze vervalste waardekaarten met de bijbehorende pincodes van een hem onbekende man in Engeland heeft gekocht. Verdachte heeft ter zitting hierover echter geen details willen geven. Zo heeft hij geweigerd te verklaren hoeveel hij voor de waardekaarten heeft betaald. Ook heeft hij geen duidelijkheid kunnen verschaffen over de vraag hoe hij in staat is geweest de waardekaarten, die een aanzienlijke waarde vertegenwoordigden, te kopen, terwijl hij er volgens eigen zeggen financieel niet goed voor stond. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij de waardekaarten heeft gekocht daarom niet geloofwaardig.
De verklaring van verdachte dat hij naar Nederland is gekomen om een auto te kopen om vervolgens deze auto in Moldavië te kunnen verkopen, acht de rechtbank evenmin geloofwaardig. Uit het dossier is immers gebleken dat tijdens het onderzoek in de auto van verdachte geen documenten zijn aangetroffen die erop zouden kunnen duiden dat verdachte daadwerkelijk op zoek was naar een andere auto dan wel documenten die op een mogelijke aankoop duiden. Ter zitting verklaart hij dat hij deze stukken ook niet kan overleggen. Wel werd tijdens het onderzoek in de auto van verdachte een Tom-Tom-navigatieapparaat aangetroffen, waarin een fors aantal adressen staat vermeld alwaar zich een filiaal van de Rabobank bevindt. De rechtbank stelt vast dat de adressen alwaar verdachte en zijn medeverdachten met behulp van de vervalste waardekaarten geld hebben gepind in voornoemd apparaat staan vermeld. Adressen van autodealers of andere verkooppunten van auto’s zijn echter niet aangetroffen.
Gelet op bovenstaande, in onderlinge samenhang bezien en beschouwd, is de rechtbank van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte de geskimde waardekaarten als deelnemer van een organisatie in bezit heeft gekregen. Hij heeft bovendien actief meegewerkt en kan daarom als deelnemer aangemerkt worden. Verdachte vervulde immers een noodzakelijke schakel in het skimproces door geldbedragen te pinnen. Dit pinnen is het sluitstuk van het skimproces.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 03 november 2009 te Sprundel en Rucphen en Schijf en Zundert tezamen en in vereniging met een ander, meermalen opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een vervalste waardekaart, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware deze kaart echt en onvervalst, bestaande het gebruikmaken hierin dat verdachte en zijn mededader met deze kaarten telkens
geldbedragen heeft gepind bij geldautomaten van banken en bestaande die vervalsing hierin dat voornoemde kaarten zijn voorzien van middels manipulatie verkregen magneetstripgegevens en pincodes;
en
op 3 november 2009 te Rucphen en Zundert tezamen en in vereniging met een ander telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen, toebehorende aan anderen dan aan verdachte en zijn mededader, waarbij verdachte en zijn mededader telkens het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel.
3.
in de periode 1 mei 2009 tot en met 03 november 2009 in Nederland en Engeland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- opzettelijk valselijk opmaken van waardekaarten en opzettelijk gebruik maken en voorhanden hebben van vervalste waardekaarten en
- diefstal door middel van een valse sleutel;
- voorhanden hebben van stoffen/voorwerpen, wetende dat zij bestemd zijn tot het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 36 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank bij de strafbepaling rekening te houden met het feit dat verdachte first offender is en dat hij door een langere detentie de geboorte van zijn kind moet missen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Na een accuraat optreden van een medewerkster van de Rabobank te Zundert werd verdachte op 3 november 2009 aangehouden samen met zijn medeverdachte. Verdachte heeft op deze dag samen met zijn medeverdachte met meerdere vervalste waardekaarten geld opgenomen van rekeningen van mensen waarvan de gegevens geskimd zijn. Het electronische betalingsverkeer in ons land en wereldwijd is gebaseerd op vertrouwen. Steeds meer betalingen worden door middel van pinnen verricht. Verdachte heeft door zijn handelen in ernstige mate inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat is vereist voor het goed functioneren van het financiële verkeer. De financiële gevolgen zijn groot en het kost de banken jaarlijks, zo blijkt uit het onderzoek van de politie, vele miljoenen euro’s om de schade aan hun klanten te vergoeden. Bovendien levert het veel overlast op voor mensen van wie de betaalpassen zijn geskimd. Verdachte heeft kennelijk geen rekening gehouden met deze gevolgen van zijn handelen en alleen maar gedacht aan geldelijk gewin. De rechtbank neemt verdachte dit zeer kwalijk. Om voornoemd feit te kunnen plegen heeft verdachte deelgenomen aan een criminele organisatie.
Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank in het voordeel van verdachte rekening gehouden met het feit dat hij niet eerder in Nederland is veroordeeld. Tevens houdt zij rekening met de grotere rol die verdachte had ten opzichte van zijn medeverdachte. De rechtbank houdt bij de bepaling van de straf echter geen rekening met de omstandigheid dat verdachte de geboorte van zijn kind zal missen, want verdachte heeft zichzelf in deze positie gebracht. De rechtbank heeft bij de strafbepaling tevens aansluiting gezocht bij de straffen die gebruikelijk door deze rechtbank in gevallen – grosso modo – vergelijkbaar met de onderhavige worden opgelegd.
De officier van justitie is bij haar eis uitgegaan van een bewezenverklaring van alle tenlastegelegde strafbare feiten. Nu de rechtbank slechts het onder feiten 1 en 3 tenlastegelegde bewezen acht, zal zij een lagere straf opleggen dan door de officier van justitie is gevorderd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij Equens SE, [adres] vordert een schadevergoeding van € 3.610,= voor feit 1.
De rechtbank acht de vordering niet van zo eenvoudige aard dat deze zich leent voor behandeling in dit strafgeding. De rechtbank overweegt in het bijzonder dat uit het voegingsformulier niet blijkt dat Equens SE bevoegd is om namens de benadeelde Engelse banken op te treden. De benadeelde partij zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering. Zij kan haar vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
8 Het beslag
De officier van justitie heeft ter zitting de onttrekking aan het verkeer gevorderd van een aantal goederen die onder verdachte in beslag zouden zijn genomen en de teruggave aan de rechthebbende van het in de auto van verdachte aangetroffen geldbedrag van € 3.610,=.
De rechtbank heeft echter bij gebreke van een beslaglijst niet kunnen constateren óf en zo ja welke goederen er in beslag genomen en nog niet terug gegeven zijn. Zij kan dientengevolge niet vaststellen of de door de officier van justitie genoemde goederen vatbaar zijn voor onttrekking aan het verkeer. Evenmin kan zij vaststellen of het geldbedrag aan de rechthebbende teruggegeven kan worden. De rechtbank is derhalve niet in staat enige beslissing te nemen met betrekking tot deze vordering van de officier van justitie.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47, 57, 140, 232, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van het onder 2 tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1: medeplegen van opzettelijk gebruik maken van een vervalste kaart als bedoeld
in artikel 232, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware deze echt en
onvervalst, meermalen gepleegd
en
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige het weg te
nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels,
meermalen gepleegd;
feit 3: Deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van misdrijven;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 30 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Benadeelde partij
- verklaart de benadeelde partij Equens SE niet-ontvankelijk in haar vordering en bepaalt dat die vordering bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht;
- veroordeelt de benadeelde partij Equens SE in de kosten van verdachte, tot op heden begroot op nihil. (BP.15)
Dit vonnis is gewezen door mr. De Graaf, voorzitter, mr. Alferink en mr. Ebben, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 22 februari 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 03 november 2009 te Sprundel en/of Rucphen en/of Schijf
en/of Zundert en/of Achtmaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een
valse of vervalste betaalpas, waardekaart of enige andere voor het publiek
beschikbare kaart, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen of
andere prestaties langs geautomatiseerde weg, als ware deze pas of kaart echt
en onvervalst, bestaande het gebruikmaken hierin dat verdachte en/of zijn
mededader(s) met een of meer van deze pas(sen) en/of kaart(en) (telkens) (een)
geldbedrag(en) heeft gepind bij (een) geldautoma(a)t(en) van (een) bank(en) en
bestaande die valsheid of vervalsing hierin dat voornoemde pas(sen) zijn
voorzien van middels manipulatie verkregen magneetstripgegevens en/of pincodes;
en/of
hij op of omstreeks 3 november 2009 te Sprundel en/of Rucphen en/of Schijf
en/of Zundert en/of Achtmaal, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
weggenomen een of meer geldbedrag(en), geheel of ten dele toebehorende aan
een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij
verdachte en/of zijn mededader(s) zich (telkens) de toegang tot de plaats des
misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn
bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel;
art 232 lid 2 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode 1 mei 2009 tot en met 03 november 2009 te Sprundel en/of Rucphen en/of Schijf en/of Zundert, althans in Nederland en/of in Engeland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, (telkens) opzettelijk (een) betaalpas(sen), (een) waardekaart(en), enige andere voor het publiek beschikbare kaart(en) of voor het publiek
beschikbare drager(s) van identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of
verkrijgen van betalingen of andere prestaties langs geautomatiseerde weg,
valselijk heeft opgemaakt of heeft vervalst met het oogmerk zichzelf of een
ander te bevoordelen immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s)
(telkens)
- middels manipulatie van een of meer betaalautoma(a)t(en), de beschikking
gekregen over de magneetstripgegevens en de pindcodes van gebruikers van die
geldautoma(a)t(en), bestaande die manipulatie onder andere hierin dat
verdachte en/of zijn mededader(s) in/aan genoemde betaalautoma(a)t(en) een
camera en/of andere elektronische apparatuur en/of een kaartlezer had(den)
bevestigd en
- vervolgens met die door manipulatie verkregen gegevens (een)
betaalpas(sen), een waardekaart(en), enige andere voor het publiek
beschikbare kaart(en) of voor het publiek beschikbare drager(s) van
identiteitsgegevens, bestemd voor het verrichten of verkrijgen van betalingen
of andere prestaties langs geautomatiseerde weg, valselijk heeft/hebben
opgemaakt of heeft/hebben vervalst;
art 232 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij in of omstreeks de periode 1 mei 2009 tot en met 03 november 2009 te Sprundel en/of Rucphen en/of Schijf en/of Zundert, althans in Nederland en/of Roemenie en/of Engeland, heeft deelgenomen aan een organisatie, welke organisatie tot oogmerk had het plegen van misdrijven, namelijk
- opzettelijk valselijk opmaken of vervalsen van betaalpassen en/of
waardekaarten en/of opzettelijk gebruik maken en/of voorhanden hebben van
vervalste of valse betaalpassen en/of waardekaarten (art. 232 Wetboek van
Strafrecht) en/of
- diefstal door middel van een valse sleutel (art. 311 Wetboek van Strafrecht)
- voorhanden hebben van stoffen/voorwerpen, wetende dat zij bestemd zijn tot
het plegen van enig in artikel 232, eerste lid, omschreven misdrijf (art. 234
Wetboek van Strafrecht);
art 140 lid 1 Wetboek van Strafrecht