ECLI:NL:RBBRE:2009:BO4401

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
22 december 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
211578 JE RK 09-2141 en 211579 FA RK 09-4920
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • mr. Hinfelaar
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot ondertoezichtstelling en contactregeling voor minderjarige na echtscheiding

In deze zaak, die betrekking heeft op een verzoek ex artikel 1:253a BW, heeft de man verzocht om de minderjarige onder toezicht te stellen en een regeling voor de verdeling van zorg- en opvoedtaken vast te stellen. De man, die gezagdragende ouder is, heeft zorgen geuit over de ontwikkeling van de minderjarige, die is geboren uit zijn inmiddels ontbonden huwelijk met de vrouw. Hij stelt dat de vrouw niet in staat is om de minderjarige een passend leefklimaat te bieden en dat er een negatieve invloed van de vrouw op de minderjarige is, vooral door de aanhoudende beschuldigingen van seksueel misbruik die de man tegen zijn kinderen heeft moeten ondergaan. De vrouw heeft de verzoeken van de man betwist en verzocht om niet-ontvankelijkheid van zijn verzoeken, alsmede om het recht op omgang met de minderjarige te ontzeggen.

De kinderrechter heeft de minderjarige, die afzonderlijk is gehoord, als zeer afwijzend ten opzichte van contact met de man verklaard. De raad voor de Kinderbescherming heeft grote zorgen geuit over de ontwikkeling van de kinderen in het gezin en heeft geadviseerd om de minderjarige onder toezicht te stellen. De kinderrechter heeft geoordeeld dat, hoewel de man niet in staat is om zelfstandig de ontwikkeling van de minderjarige te volgen, het noodzakelijk is dat de minderjarige onder toezicht wordt gesteld om haar de nodige begeleiding te bieden. De verzoeken van de man tot contact zijn afgewezen, maar het recht op contact is geschorst tot het moment dat blijkt dat contact in het belang van de minderjarige is. De vrouw is verplicht om de man te informeren over belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot de minderjarige.

De rechtbank heeft de kosten van het geding gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders verzochte is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
Team familierecht
Enkelvoudige Kamer
Zaaknummers: 211578 JE RK 09-2141 en 211579 FA RK 09-4920
22 december 2009
beschikking betreffende contact en ondertoezichtstelling
in de zaak van
[naam vader],
wonende te [adres]
gezagdragende ouder van de minderjarige,
hierna te noemen de vader,
advocaat mr. I.E. Leenhouwers,
en
[naam moeder]
wonende [adres]
gezagdragende ouder van de minderjarige,
hierna te noemen de moeder,
advocaat mr. J.J.R. Albicher.
betreffende de minderjarige [naam minderjarige],
geboren te [plaats en datum].
1. Het verloop van het geding
Dit blijkt uit de volgende stukken:
- het op 18 november 2009 ingekomen verzoekschrift met bijlagen;
- de beschikkingen van de kinderrechter in deze rechtbank van 15 juni 2004;
- het op 11 december 2009 van de advocaat van de vrouw ontvangen verweerschrift;
- de ter terechtzitting door de advocaat van de vrouw overgelegde verklaring van de directeur van basisschool De Wending;
- het proces-verbaal van de terechtzitting van 14 december 2009.
Als belanghebbenden in deze zaak zijn aangemerkt:
1. de minderjarige,
2. de Stichting Bureau Jeugdzorg Noord-Brabant, gevestigd Burgerhoutsestraat 19, 4701 EK Roosendaal, hierna te noemen de stichting,
3. de Raad voor de Kinderbescherming, gevestigd Meerten Verhoffstraat 18, 4811 AS Breda, hierna te noemen de raad.
2. De verzoeken
De vader verzoekt:
- de minderjarige voorlopig onder toezicht te stellen van de stichting en een raadsonderzoek te gelasten, waarin wordt onderzocht welke hoofdverblijfplaats het meest in het belang van de minderjarige is en op welke wijze het contact tussen de minderjarige en de man kan worden opgebouwd,
- een regeling ter zake verdeling van zorg- en opvoedingstaken bij gezamenlijk ouderlijk gezag vast te stellen en daarbij te bepalen dat:
- de man gerechtigd zal zijn om met de minderjarige contact te hebben op de wijze en in de frequentie als door de rechtbank vastgelegd in de beschikking van 14 juni 2007, met omschrijving van de wijze waarop deze dient te worden uitgevoerd en de opbouw van deze regeling als verzocht;
- de vrouw verplicht is om ervoor te zorgen dat de minderjarige op de bepaalde contactmomenten verschijnt, zulks op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of per keer dat de minderjarige niet verschijnt en voor het overige de beslissing gedurende zes maanden aan te houden, tenzij eerder van niet-nakoming blijkt;
- de vrouw aan de man periodiek informatie verschaft, inhoudende dat de vrouw hem minstens één keer per maand schriftelijk uitvoerig en specifiek informeert omtrent de medische en schoolaangelegenheden, de verblijfplaats, de emotionele, fysieke en psychologische ontwikkeling van de minderjarige, dat de vrouw de man voorziet van recent fotomateriaal van de minderjarige, haar schoolrapporten en van alles wat naar de mening van uw rechtbank behoort bij een behoorlijke informatievoorziening alsmede te bepalen dat de vrouw de man tevoren schriftelijk moet informeren iedere keer wanneer er een beslissing op handen is over een gewichtige aangelegenheid die betrekking heeft op de minderjarige;
- te bepalen dat de vrouw niet gerechtigd zal zijn om beslissingen omtrent de minderjarige te nemen op het gebied van scholing, gezondheid, verplaatsing hoofdverblijf en dergelijke zonder voorafgaande en schriftelijke instemming van de man, dan wel zonder de voorafgaande instemming van de ten dezen te benoemen gezinsvoogd dan wel zonder de voorafgaande vervangende toestemming van de rechtbank;
- voor het geval na aanhouding zal blijken dat de vrouw niet volledig aan de door de rechtbank ten deze vast te stellen zorgregeling meewerkt, de man zal worden belast met het eenhoofdig gezag over de minderjarige en op grond daarvan het recht zal hebben om haar hoofdverblijfplaats te bepalen, subsidiair dat de omgangsregeling met behulp van de sterke arm, dan wel meer subsidiair door middel van lijfsdwang zal kunnen worden ten uitvoer gelegd.
De vrouw betwist de verzoeken van de man en verzoekt deze niet-ontvankelijk te verklaren, althans deze verzoeken af te wijzen, alsmede de man het recht op omgang met de minderjarige te ontzeggen.
3. De beoordeling
3.1 Voornoemde minderjarige is geboren uit het inmiddels ontbonden huwelijk van de vader en moeder.
3.2 Door en namens de vader is aangevoerd dat hij zich zorgen maakt over de ontwikkeling van [minderjarige]. Volgens de man heerst in het gezin van de vrouw nog steeds de overtuiging dat de man zich schuldig zou hebben gemaakt aan seksueel misbruik van drie kinderen in het gezin. De man vermoedt dat [minderjarige] hierdoor niet vrij is om zelfstandig een beeld van haar vader te vormen. Volgens de man moet de vrouw niet in staat worden geacht om [minderjarige] een passend leefklimaat te bieden, omdat zij zich niet inspant om het beeld van de man in het gezin te verbeteren en zij de inhoud van de inmiddels verschenen rapportages naast zich neerlegt. De man voegt er nog aan toe dat zijn verzoeken pas na zorgvuldige overweging zijn ingediend. De man heeft zichzelf als ook de vrouw en de kinderen de gelegenheid willen bieden om de strafzaak te verwerken. Volgens de man is het echter niet langer in het belang van [minderjarige] te achten dat contact met hem uitblijft. De man voert verder aan dat hij, ondanks dat hij mede met het gezag over [minderjarige] is belast, niet wordt geïnformeerd door de vrouw over zaken [minderjarige] betreffende. Hij is dus ook niet in staat om na te gaan of [minderjarige] passende hulp wordt geboden. De man weet dat [minderjarige] geen contact meer met hem wil, maar meent dat zij nog te jong is om een dergelijke beslissing te nemen. Hij wijst in dit verband op de rapportage van de raad van 1 mei 2007, toen door de raad nog een mogelijkheid tot contact tussen de man en [minderjarige] werd gezien. Daarbij is tevens gebleken dat [minderjarige] na contact met de man werd geconfronteerd met boosheid in het gezin van de vrouw. De man hoopt dat met de nodige hulpverlening en begeleiding het contact tussen hem en [minderjarige] kan worden hervat. Als ook na deze inzet blijkt dat contact tussen hem en [minderjarige] niet mogelijk is, zal de man zich hierbij neerleggen. Hij is daarbij evenwel van mening dat van de vrouw op zijn minst mag worden verlangd dat zij hem informeert over de ontwikkeling van [minderjarige].
3.3 Door en namens de vrouw is aangevoerd dat na afgifte van de beschikking van 14 juni 2007 de omstandigheden zijn gewijzigd, waardoor er geen sprake meer kan zijn van contact tussen [minderjarige] en de man. Volgens de vrouw leven zij en de kinderen met trauma’s uit het verleden. Zij acht het niet in het belang van [minderjarige] als zij tot contact met de man wordt gedwongen of dat de invloed van de man anderszins in het gezin merkbaar is. Volgens de vrouw zou hierdoor het geestelijk belang van [minderjarige] in het gedrang komen. Daarbij is het volgens de vrouw opmerkelijk dat een minderjarige van deze leeftijd stellig is in de overtuiging dat zij haar vader niet meer wil zien. De vrouw voert verder aan dat de strafzaak tegen de man zwaar op haar gezin heeft gedrukt. Haar inspanningen om hulp te krijgen in het verwerken van het trauma zijn volgens de vrouw onbeantwoord gebleven. Zij wijst verder op de brief van de directeur van de school van [minderjarige]. Hieruit blijkt volgens de vrouw dat er voorzichtig een positieve ontwikkeling in het gedrag van [minderjarige] optreedt. De vrouw vreest dat deze ontwikkeling wordt doorkruist als ook maar een van de verzoeken van de man wordt toegewezen. Zij ziet geen toegevoegde waarde van de inzet van hulpverlening in het gezin. Volgens de vrouw is het voor [minderjarige], maar ook voor de overige gezinsleden van belang dat er rust komt in de gezinssituatie. De vrouw sluit niet uit dat er wellicht in de toekomst contact zal zijn tussen [minderjarige] en de man, maar meent dat [minderjarige] daar dan een beslissende stem in heeft.
3.4 [minderjarige] heeft, daartoe afzonderlijk gehoord, nadrukkelijk verklaard dat zij geen enkel contact meer wil met haar vader. Zij heeft hierbij aangeven dat zij de hele situatie als zeer naar heeft ervaren. Ook heeft zij veel verdriet van de gerechtelijke procedures tussen haar ouders. Hierdoor kan zij zich hierdoor maar moeilijk concentreren.
3.5 Namens de raad is ter terechtzitting aangegeven dat er uit het raadsonderzoek in 2007 grote zorgen zijn gerezen over de ontwikkeling van de kinderen in het gezin, gelet op de zeer problematisch verlopen echtscheiding tussen de ouders. De raad acht het van belang dat wordt bezien of er op een passende manier hulp kan worden geboden in het gezin. Voorkomen moet worden dat [minderjarige] blijvende schade overhoudt aan de echtscheiding en de strafzaak tegen de man. De raad adviseert om [minderjarige] onder toezicht te stellen van de stichting, zodat ook in dat kader kan worden bezien welke plaats de man in haar leven kan innemen. De raad acht het daarbij van belang dat de man door de stichting in het hulpverleningstraject wordt betrokken.
3.6 Namens de stichting is ter terechtzitting aangegeven dat wordt aangesloten bij het standpunt van de raad.
3.7 Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter terechtzitting blijkt dat bij beschikking van 15 juni 2004 de echtscheiding tussen partijen is uitgesproken. Bij convenant van maart 2005 komen partijen overeen dat zij ook na de echtscheiding gezamenlijk belast blijven met het gezag over de kinderen en dat de man gerechtigd is tot omgang met de kinderen elke week van donderdagavond tot zaterdagavond en één keer per maand van donderdagavond tot zondagavond. In het op 19 juli 2006 door de rechtbank ontvangen verzoekschrift heeft de vrouw verzocht om haar met uitsluiting van de man te belasten met het gezag en de man de omgang met de kinderen te ontzeggen. Bij beschikking van 14 juni 2007 wordt de man de omgang met de kinderen [namen van de twee ki[naam kind] ontzegd en, blijkt uit de strekking van die beschikking, wordt de omgang tussen de man en [naam kind] (voorlopig) beperkt tot één middag per maand op zaterdag of zondag van 13.00 uur tot 17.00 uur. De overige verzoeken van de vrouw worden in deze beschikking afgewezen. Na een tweetal contacten tussen [minderjarige] en de man in juli en september van 2007 wordt de contactregeling niet meer uitgevoerd. Op 17 november 2007 doet de vrouw namens [minderjarige] aangifte van seksueel misbruik door de man, welke aangifte wordt gevolgd door de aangiften van de zoons [namen v/d twee kinderen]. Bij vonnis van 2 maart 2009 wordt de man op vordering van het Openbaar Ministerie vrijgesproken van de tenlastelegging. Ook hierna komt het tussen partijen niet tot hervatting van de contacten tussen [minderjarige] en de man. Uit het verhoor ter terechtzitting van [minderjarige] blijkt dat zij zeer afwijzend staat ten opzichte van enig contact met de man. Ook geeft zij aan last te hebben van concentratieproblemen door de gerechtelijke procedures tussen haar ouders. De kinderrechter kan zich, met de raad en de stichting, niet aan de indruk onttrekken dat de spanningen en de gerechtelijke procedures tussen de ouders een zware wissel trekken op de ontwikkeling van [minderjarige] en wel in die mate dat kan worden gesteld dat zij in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De kinderrechter is, in tegenstelling tot de vrouw, van oordeel dat deze bedreiging niet kan worden weggenomen door het bieden van rust en het uitsluiten van contact tussen de man en [minderjarige]. Ter terechtzitting is door de vrouw verklaard dat er geen hulpverlening is gevonden voor [minderjarige] en dat zij op dit moment van mening is dat er geen hulpverlening meer nodig is. De kinderrechter deelt deze mening niet en stelt hieruit bovendien vast dat de vrouw niet bereid is om op vrijwillige basis hulpverlening voor [minderjarige] in te roepen. Om [minderjarige] te kunnen voorzien van de nodige begeleiding in de verwerking van de door haar opgedane trauma’s acht de kinderrechter het noodzakelijk dat [minderjarige] onder toezicht van de stichting wordt gesteld en dat het verzoek van de man tot zover wordt toegewezen. De kinderrechter ziet in de weerstand van [minderjarige] jegens de man evenwel aanleiding om de verzoeken van de man die zijn gericht op het tot stand brengen van het contact met [minderjarige] op dit moment af te wijzen. De kinderrechter gaat er hierbij vanuit dat de stichting de plaats van de man in het leven van [minderjarige] in het hulpverleningstraject zal betrekken en daarbij zal bezien of er mogelijkheden zijn voor contact. Nu er sprake is van gezamenlijke gezagsuitoefening kan geen sprake zijn van een definitieve ontzegging van de omgang tussen de man en [minderjarige]. Gelet op het hiervoor overwogene ziet de kinderrechter evenwel aanleiding om het recht van de man op contact met [minderjarige] te schorsen tot het moment dat uit het hulpverleningstraject blijkt dat contact tussen de man en [minderjarige] in haar belang te achten is. Nu de man niet in staat is om op eigen gelegenheid te ervaren hoe [minderjarige] zich ontwikkelt, hij voor informatie daaromtrent afhankelijk is van de vrouw en zij de man tot op heden daarover niet informeert, zal de kinderrechter aan de vrouw een informatieplicht opleggen. De kinderrechter is immers niet gebleken van redenen om aan te nemen dat het belang van [minderjarige] zich tegen het verschaffen van deze informatie verzet. Dat brengt mee dat de beslissing op de verzoeken komt te luiden als hierna vermeld.
3.8 Omdat tussen partijen sprake is van een relatie als bedoeld in de tweede zin van lid 1 van artikel 237 Rechtsvordering zal de rechtbank de proceskosten tussen hen compenseren.
4. De beslissing
De rechtbank
stelt de minderjarige [na[minderjarige]inderjarige], geboren te [plaats en datum], met ingang van 22 december 2009 tot uiterlijk 22 december 2010 onder toezicht van de stichting;
bepaalt dat de vrouw de man uiterlijk eenmaal per kwartaal schriftelijk informeert omtrent belangrijke gebeurtenissen met betrekking tot voornoemde minderjarige, waarbij informatie wordt verstrekt over haar schoolprestaties, gezondheid, doktersbezoeken, medische behandelingen, medicijngebruik, hobby’s en activiteiten, onder overlegging van kopieën van schoolrapporten, alsmede een goedgelijkende foto van de minderjarige;
schorst het recht van de man op contact met voornoemde minderjarige tot het moment dat blijkt dat het contact in het belang van de minderjarige te achten is;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Hinfelaar, kinderrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van
in tegenwoordigheid van Ruinaard, griffier.
Mededeling van de griffier:
Tegen deze beschikking kan voor zover het een eindbeschikking betreft hoger beroep worden ingesteld
a. door de verzoeker en degene aan wie een afschrift van deze beschikking is verstrekt: binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden: binnen drie maanden na de betekening van de beschikking of nadat deze hun op andere wijze bekend is geworden.
Het beroepschrift moet door tussenkomst van een advocaat worden ingediend bij het gerechtshof te
's-Hertogenbosch.
verzonden op: