ECLI:NL:RBBRE:2009:BK7320

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
25 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
09/2410
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van energiebelasting en drempeloverschrijding in het belastingrecht

Op 25 november 2009 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak betreffende de teruggaaf van energiebelasting op basis van de Wet belastingen op milieugrondslag. De eiseres, een BV gevestigd te Someren, verzocht om een tijdsevenredige verlaging van de drempel voor teruggaaf van energiebelasting, omdat zij in het eerste halfjaar van 2008 de drempel van 153.000 liter gasolie had overschreden. De rechtbank oordeelde dat de wet geen ruimte biedt voor een tijdsevenredige verlaging van de drempel. De eiseres had pas na 1 juli 2008 de drempel overschreden, waardoor zij slechts recht had op teruggaaf tegen het lagere tarief dat per die datum gold.

De rechtbank stelde vast dat de eiseres in februari 2009 om teruggaaf had verzocht en dat de inspecteur bij beschikking een teruggaaf van € 16.391 had verleend. De eiseres was van mening dat de inspecteur rekening had moeten houden met de tariefswijziging en een drempel van 76.500 liter voor het eerste halfjaar had moeten hanteren. De rechtbank verwierp dit standpunt en concludeerde dat het recht op teruggaaf voortvloeit uit de wet, en dat de eiseres pas in de tweede helft van 2008 de drempel had overschreden.

De rechtbank oordeelde verder dat er geen rechtsongelijkheid ontstaat door de toepassing van het geldende tarief op het moment van drempeloverschrijding. Ook het beroep van de eiseres op redelijkheid en billijkheid werd verworpen, aangezien de rechtbank gebonden is aan de wet en niet kan afwijken van de wettelijke bepalingen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en een afschrift werd aangetekend verzonden aan de partijen op 8 december 2009.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 09/2410
Uitspraakdatum: 25 november 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiseres] BV, gevestigd te Someren,
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Zuid, kantoor Roosendaal,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 28 april 2009 op het bezwaar van belanghebbende tegen de teruggaafbeschikking Accijns verbruiksbelasting [nummer I]D.007 met dagtekening 18 maart 2009 (hierna: beschikking).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 11 november 2009. Aldaar zijn verschenen en gehoord namens belanghebbende, [naam], alsmede namens de inspecteur, [naam].
1.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar een grote hoeveelheid gasolie ingekocht. Zij heeft in februari 2009 op grond van de Wet belastingen op milieugrondslag (hierna: de Wet) om teruggaaf van energiebelasting verzocht. De inspecteur heeft bij beschikking € 16.391 teruggaaf verleend (134.614 liter tegen het tarief van € 121,76 per 1000 liter).
2.2.Artikel 66 van de Wet bepaalt dat om teruggaaf energiebelasting verzocht kan worden voor die hoeveelheid gasolie die (in één kalenderjaar) de drempel van 153.000 liter te boven gaat. Het tarief voor de teruggaaf op gasolie is op 1 juli 2008 verlaagd van € 151,76 naar € 121,76 per 1000 liter. Tussen partijen is niet in geschil dat belanghebbende pas na 30 juni 2008 de drempel van 153.000 liter heeft overschreden.
2.3.In geschil is het antwoord op de vraag of het vanaf 1 juli 2008 geldende tarief terecht is toegepast voor het hele kalenderjaar 2008. Belanghebbende meent dat de inspecteur rekening had moeten houden met deze tariefswijziging door een drempel van 76.500 liter voor het eerste half jaar en eenzelfde drempel voor het tweede half jaar te hanteren. De inspecteur is van mening dat van een tijdsevenredige verlaging van de drempel geen sprake kan zijn en dat, nu de drempel van 153.000 liter eerst na 30 juni 2008 is overschreden, slechts het dan geldende tarief van toepassing kon zijn.
2.4.Het recht op teruggaaf vloeit rechtstreeks voort uit de Wet. Belanghebbende heeft, zoals vastgesteld in 2.2, pas in de tweede helft van 2008 de drempel van 153.000 liter overschreden. In de Wet noch in de wetsgeschiedenis is steun te vinden voor het standpunt van belanghebbende dat aanpassing van de drempel voor teruggaaf plaats kan vinden naar geldigheidsduur van het toepasselijke tarief.
2.5.Voor zover belanghebbende betoogt dat hierdoor rechtsongelijkheid ontstaat, volgt de rechtbank haar niet. Elke verbruiker heeft recht op teruggaaf zodra en voor zover de drempel van 153.000 liter overschreden wordt tegen het op dat moment geldende tarief.
2.6.Voor zover belanghebbende bedoeld heeft een beroep te doen op de redelijkheid en billijkheid kan dit beroep niet slagen. De rechtbank is niet bevoegd een juiste wetstoepassing op grond van redelijkheid en billijkheid achterwege te laten. In artikel 11 van de Wet van 1829, Stb. 28, houdende Algemeene bepalingen der wetgeving van het Koningrijk, is immers voorgeschreven dat de rechter volgens de wet moet rechtspreken en dat hij in geen geval de innerlijke waarde of billijkheid der wet mag beoordelen. Dat ligt slechts anders indien de wet in strijd zou zijn met enig internationaal verdrag waaraan Nederland zich heeft verbonden. Niet is gesteld noch is de rechtbank anderszins gebleken dat van dit laatste in het onderhavige geval sprake is.
2.7.Gelet op het vorenoverwogene is het beroep ongegrond verklaard.
2.8.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus gedaan door mr. drs. M.M. de Werd, rechter, en door deze en mr. M.J.M. Mies, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 25 november 2009.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 8 december 2009
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.