ECLI:NL:RBBRE:2009:BK4886

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 oktober 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
565338 vv 09-117
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schorsing van concurrentie- en relatiebeding in arbeidsovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 28 oktober 2009 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser] en de maatschap Houben Advocaten. [eiser] vorderde bij wijze van voorlopige voorziening de schorsing van het concurrentie- en relatiebeding uit zijn arbeidsovereenkomst met Houben. Hij stelde dat handhaving van deze bedingen hem onbillijk benadeelde in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever. De rechtbank heeft vastgesteld dat [eiser] sinds 1 juli 2002 werkzaam was voor Houben, eerst als advocaat-stagiaire en later als advocaat-medewerker. In de arbeidsovereenkomst waren zowel een concurrentie- als een relatiebeding opgenomen, die hem beperkten in zijn mogelijkheden om elders te werken na beëindiging van zijn dienstverband.

De voorzieningenrechter heeft de belangen van beide partijen afgewogen. Enerzijds was er het belang van [eiser] om zijn carrière voort te zetten bij een ander advocatenkantoor, en anderzijds het belang van Houben om haar zakelijke belangen te beschermen. De rechtbank oordeelde dat het concurrentiebeding niet onbillijk was, maar dat de periode van twee jaar die in het beding was opgenomen, te lang was. De voorzieningenrechter besloot dat een periode van één jaar voldoende was voor Houben om haar belangen veilig te stellen. Het relatiebeding werd niet geschorst, omdat [eiser] niet als zelfstandig advocaat in Breda wilde werken.

De vordering van [eiser] werd gedeeltelijk toegewezen, in die zin dat het concurrentiebeding werd geschorst voor de periode na afloop van één jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst. De overige vorderingen van [eiser] werden afgewezen, en hij werd veroordeeld in de proceskosten van Houben. De uitspraak benadrukt de noodzaak om een evenwicht te vinden tussen de belangen van werknemers en werkgevers bij de handhaving van concurrentie- en relatiebedingen in arbeidsovereenkomsten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Breda
zaak/rolnr.: 565338 VV EXPL 09-117
vonnis in kort geding d.d. 28 oktober 2009
inzake
[eiser],
wonende te [adres],
eiser,
nader te noemen: “[eiser]”,
gemachtigde: mr. M.W. Pieters, advocaat te Amsterdam,
tegen
De maatschap HOUBEN ADVOCATEN,
gevestigd te 4818 CP Breda, Claudius Prinsenlaan 130,
gedaagde,
nader te noemen: “Houben”,
gemachtigde: mr. A. Birkhoff, advocaat te Rotterdam.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het exploot van dagvaarding van 2 oktober 2009 met producties;
e. de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling ter zitting van 14 oktober 2009.
1.2 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden ter terechtzitting van 14 oktober 2009. Verschenen is [eiser] in persoon, bijgestaan door mr. Pieters voornoemd. Houben is verschenen bij haar kantoordirecteur, de heer [B], vergezeld door de heren mrs. [HR] en [S] en bijgestaan door mr. Birkhoff voornoemd. Beide partijen zijn in de gelegenheid gesteld hun standpunt toe te lichten en op elkaars stellingen te reageren. Zowel mr. Pieters als mr. Birkhoff hebben ter zitting een pleitnotitie overgelegd. Voorts is door mr. Pieters een productie in het geding gebracht.
2. Het geschil
2.1 [eiser] vordert bij wege van voorlopige voorziening, uitvoerbaar bij voorraad;
- het concurrentiebeding zoals opgenomen in artikel 21 onder a van de arbeidsovereenkomst te schorsen vanaf het moment dat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
- het relatiebeding zoals opgenomen in artikel 21 onder b van de arbeidsovereenkomst te schorsen met ingang van een jaar nadat de arbeidsovereenkomst rechtsgeldig zal zijn beëindigd;
- het relatiebeding met onmiddellijke ingang te schorsen ten aanzien van de cliënt EFT;
- Houben te veroordelen in de kosten van deze procedure.
2.2 Houben heeft de vordering gemotiveerd weersproken en concludeert tot afwijzing van de vordering en heeft daarbij tevens verzocht in rechte te beslissen, dat wanneer [eiser] de bedingen desondanks overtreedt, de in de arbeidsovereenkomst in artikel 21 d opgenomen boetes verschuldigd zullen worden aan Houben, met veroordeling van [eiser] in de kosten van dit geding.
3. De beoordeling
3.1 Als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken, alsmede op grond van de niet weersproken inhoud van de overgelegde producties, staat het volgende vast:
- [eiser] is sedert 1 juli 2002 werkzaam voor Houben, in de eerste drie jaar als advocaat-stagiaire en vanaf 1 juli 2005 als advocaat-medewerker.
- In de arbeidsovereenkomst is in artikel 21 een concurrentie- en een relatiebeding opgenomen.
- In het concurrentie- en relatiebeding staat voor zover hier van belang het volgende vermeld:
“a. De werknemer zal zonder toestemming van het kantoor gedurende het bestaan van de dienstbetrekking en binnen een tijdvak van twee jaar na beëindiging daarvan noch in de Gemeente Breda, noch in de omliggende gemeente Breda, nog in de omliggende gemeenten Etten-Leur, Rijsbergen, Zundert, Alphen-Chaam, Gilze-Rijen, Oosterhout, Drimmelen en Moerdijk, in enige vorm een zaak gelijk, gelijksoortig of aanverwant aan die van het kantoor drijven, mede drijven, of doen drijven, hetzij direct, hetzij indirect, alsook in of daarvoor op enigerlei wijze werkzaam zijn, al dan niet in dienstbetrekking, hetzij tegen vergoeding, hetzij om niet, of daarin aandeel van welke aard dan ook hebben.
b. Na beëindiging van het dienstverband zal de werknemer zich voor een periode van twee jaar er strikt van onthouden om relaties en/of opdrachtgevers van het kantoor -direct of indirect- te benaderen en/of met hen - op welke wijze dan ook- zaken te doen en/of contacten te onderhouden. Voorts is het de werknemer verboden om binnen genoemde periode bij hen in dienst te treden.”
- Bij overtreding van deze bedingen verbeurt [eiser] een onmiddellijk opeisbare boete van
€ 15.000,- voor iedere overtreding, vermeerderd met een bedrag van € 1.000,- voor iedere dag dat de overtreding voortduurt.
- In 2007 heeft Houben [eiser] aangeboden om tot de maatschap toe te treden.
- Op 16 juli 2009 heeft [eiser] Houben te kennen gegeven zijn carrière te willen voortzetten bij [CA] te Breda
- [eiser] heeft de arbeidsovereenkomst met Houben tegen 1 november 2009 opgezegd.
3.2 [eiser] legt aan zijn vordering ten grondslag dat hij door handhaving van het concurrentiebeding en door onverkorte toepassing van het relatiebeding, in verhouding tot het te beschermen belang van Houben, onbillijk wordt benadeeld.
3.3 Houben voert als verweer tegen de vordering aan dat [eiser] geen zodanig belang heeft waarvoor het belang van Houben zou moeten wijken, zodat van onbillijke benadeling door de bedingen aan de zijde van [eiser] geen sprake is.
3.4 Het spoedeisend belang van [eiser] bij zijn vordering is niet betwist en blijkt overigens voldoende uit de stellingen van [eiser]. Aldus kan [eiser] in zijn vordering worden ontvangen.
3.5 Partijen zijn het erover eens dat er sprake is van een rechtsgeldig overeengekomen concurrentie- en relatiebeding.
3.6 Aan de orde is dan de vraag of hoogstwaarschijnlijk is dat de bodemrechter, later oordelend, na afweging van de belangen van werknemer en werkgever, het concurrentiebeding en/of het relatiebeding geheel of gedeeltelijk zal vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer onbillijk wordt benadeeld. Voorts geldt dat een beslissing bij wege van voorlopige voorziening aanspakelijkheid bij overtreding van een beding niet wegneemt indien de bodemrechter een beding in stand laat.
3.7 Het enkele beroep op het recht om daar arbeid te verrichten waar de werknemer dat wenst kan niet tot toewijzing van de vorderingen van [eiser] leiden. De wetgever heeft inperking van dat recht met artikel 7:653 BW een wettelijke basis gegeven. Slechts bijzondere belangen aan de kant van [eiser] die zwaarder wegen dan die van Houben kunnen onverkorte handhaving van de betreffende bedingen onbillijk maken. De voorzieningenrechter weegt de wederzijdse belangen, voorlopig oordelend, als volgt. [eiser] wordt niet onbillijk benadeeld elders als advocaat werkzaam te zijn doordat zijn woonplaats Breda is. Het geografisch onder het concurrentiebeding vallende gebied is dermate beperkt dat het werkzaam worden buiten dat gebied geen onbillijke reistijd of fysieke belasting meebrengt. Wat betreft het belang van [eiser] om zijn carrière voort te zetten bij [CA] in Breda geldt het volgende. [eiser] heeft geen andere concrete argumenten genoemd om het aanbod van Houben om tot de maatschap toe te treden af te wijzen dan dat hij een andere visie op het kantoorbeleid had dan Houben en dat hij meerdere betrekkelijk jonge advocaten heeft zien vertrekken. [eiser] wenst werkzaam te worden in een werkomgeving/advocatenkantoor waarvan hij zich beter met het beleid kan verenigen en waar hij een betere toekomst voorziet. Concrete feiten of omstandigheden die tot het oordeel zouden kunnen leiden dat [eiser] bij Houben in carrière of juridische ontwikkeling zou worden belemmerd heeft [eiser] niet gesteld.
3.8 Tegenover de door [eiser] gestelde belangen heeft Houben benadrukt dat zij belang heeft bij bescherming van haar zakelijke bedrijfsbelangen. [CA], waar [eiser] wenst te gaan werken, is opgericht door een ex-maat van Houben en een ex-medewerker van Houben. Corten advocaten associëert zich blijkens de informatie op haar website nog met Houben waar het de introductie van de werkzame advocaten betreft. Met de komst van [eiser] zou Corten een advocaat erbij krijgen die dan voor [CA] rechtsgebieden zou gaan bedienen die ook Houben bedient, terwijl [eiser] ook nog de Insolad-opleiding heeft afgegrond. Tot slot is [eiser] in Breda in de netwerken bekend als advocaat bij Houben, dat een goede naam heeft. Houben stelt te willen voorkomen dat [eiser] bij een direct concurrerend advocatenkantoor ten koste van Houben bestaande en potentiële klanten gaat bedienen.
3.9 Naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter weegt het onder 3.8 weergegeven concrete belang van Houben haar zakelijke bedrijfsbelangen te beschermen zwaarder dan het onder 3.7 weergegeven voor [eiser] resterende concrete belang werkzaam te worden in een werkomgeving/advocatenkantoor waarvan hij zich beter met het beleid kan verenigen en waar hij een betere toekomst voorziet. Daarbij is met name in aanmerking genomen dat [CA] zich op enigerlei wijze associëert met Houben en dat [eiser] in de netwerken bekend is als advocaat bij Houben en ten koste van Houben bij een direct concurrerend advocatenkantoor in Breda bestaande en potentiële klanten zou gaan bedienen. Daar tegenover is het meer persoonlijke belang van [eiser] te licht. [eiser] kan immers in de betrekkelijk nabije omgeving een werkomgeving zoeken die bij zijn persoonlijke wensen past. Gesteld noch gebleken is dat dat niet tot de mogelijkheden behoort. Als hij daar niet voor kiest zal hij zijn wens om bij [CA] te gaan werken enige tijd moeten uitstellen. Bij handhaving van het concurrentie- en relatiebeding kan Houben in de komende periode zich inspannen haar zakelijke bedrijfsbelangen veilig te stellen. De voorzieningenrechter is ten aanzien van het concurrentiebeding van oordeel dat een periode van 1 jaar voor Houben voldoende moet zijn om haar belangen veilig te stellen. Daarna is de band tussen Houben en [eiser] en daarmee de bekendheid van [eiser] als advocaat van Houben dermate lang afwezig dat een redelijk belang bij een langerdurend concurrentiebeding ontbreekt. Ten aanzien van het relatiebeding geldt dat, waar [eiser] niet als zelfstandig advocaat in Breda wenst te gaan werken, een belang bij verkorting van dat beding niet aanwezig is. Feiten of omstandigheden ontbreken om te kunnen oordelen dat [eiser] door het relatiebeding in zijn arbeidskeuze wordt beperkt.
3.10 Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het concurrentiebeding bij wege van voorlopige voorziening wordt geschorst voor zover het betreft de periode na afloop van 1 jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen en dat de vorderingen voor het overige behoren te worden afgewezen.
3.11. De vordering van Houben vergt naar het oordeel van de voorzieningenrechter een constitutief oordeel over de rechtsverhouding tussen partijen waarvoor in deze procedure geen plaats is.
3.11 [eiser] wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van Houben veroordeeld.
4. De beslissing bij wege van voorlopige voorziening
De kantonrechter:
schorst het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding voor zover het betreft de periode na afloop van 1 jaar na het einde van de arbeidsovereenkomst tussen partijen;
wijst het meer of anders gevorderde af;
verklaart Houben niet-ontvankelijk in haar vordering;
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van Houben, tot op heden begroot op € 200,00 voor salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.W.A. van Geloven en in het openbaar uitgesproken op
28 oktober 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.