ECLI:NL:RBBRE:2009:BK4225

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
23 november 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
209738 KG ZA 09-583
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Rechters
  • V. van der Meer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van persoonsgebonden budget op basis van akte van cessie

In deze zaak vorderden eisers, bestaande uit psychosociale hulpverleners en PGB-houders, dat CZ Zorgkantoor hen zou betalen op basis van akten van cessie die eerder waren overeengekomen. De eisers stelden dat CZ Zorgkantoor hen niet meer betaalde conform deze akten, als gevolg van een wijziging in de Regeling subsidies AWBZ. De voorzieningenrechter oordeelde dat de akten van cessie hun gelding behielden, ondanks de wijziging in de regeling. De voorzieningenrechter stelde vast dat de wet in formele zin, het Burgerlijk Wetboek, voorrang heeft boven de bestuursrechtelijke regeling, en dat er geen wettelijk beletsel was voor de overdracht van het persoonsgebonden budget (PGB). De voorzieningenrechter oordeelde dat de eisers belang hadden bij hun vordering, omdat zij afhankelijk waren van de uitbetaling van het PGB voor hun zorgverlening. De voorzieningenrechter wees de vordering toe en legde CZ Zorgkantoor een dwangsom op voor het niet naleven van de uitspraak. Tevens werd CZ Zorgkantoor veroordeeld in de proceskosten van de eisers.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK BREDA
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 209738 / KG ZA 09-583
Vonnis in kort geding van 23 november 2009
in de zaak van
1. [MB] h.o.d.n. PUNT,
wonende te Gulpen,
2. [GK] h.o.d.n. MINZ,
wonende te Maastricht,
3. [MA] G/V [D] h.o.d.n. RÉVITA,
wonende te Heerlen,
4. [NP] h.o.d.n. [NP] PSYCHOSOCIALE HULPVERLENING,
wonende te Vaals,
5. [WD],
wonende te Brunssum,
6. [LD],
wonende te Kerkrade,
eisers,
advocaat mr. M. Kikken,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CZ ZORGKANTOOR BV,
gevestigd en kantoorhoudende te Tilburg,
gedaagde,
advocaat mr. E.J.A. Reus.
Partijen zullen hierna Punt c.s. en CZ Zorgkantoor genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 oktober 2009 met producties, genummerd 1 tot en met 8;
- de bij brief van 4 november 2009 ingediende producties, genummerd 9 tot en met 14, van de zijde van Punt c.s.;
- de bij brief van 9 november 2009 ingediende productie, ongenummerd, van de zijde van Punt c.s.;
- de mondelinge behandeling gehouden op 10 november 2009;
- de pleitnota van de zijde van Punt c.s.;
- de pleitnota van CZ Zorgkantoor.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. Het geschil
2.1. Punt c.s. vorderen samengevat -, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, CZ Zorgkantoor te veroordelen:
1. om in die gevallen waarin door de PGB-houder een geldige akte van cessie is ondertekend, te handelen conform deze akte van cessie en het persoonsgebonden budget aan eisers sub 1 tot en met 4 betaalbaar te stellen, zulks op straffe van een dwangsom;
2. om in die gevallen waarin door de PGB-houders een geldige akte van cessie is ondertekend, te handelen conform deze akte van cessie en de reeds geweigerde uitbetaling van het persoonsgebonden budget aan eisers sub 1 tot en met 4 binnen drie dagen na dagtekening van dit vonnis alsnog rechtstreeks aan eisers sub 1 tot en met 4 betaalbaar te stellen, op straffe van een dwangsom;
3. in de kosten van deze procedure.
2.2. CZ Zorgkantoor voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
3. De beoordeling
3.1. Op grond van de niet of onvoldoende weersproken stellingen en de overgelegde producties wordt uitgegaan van de volgende feiten:
- Eisers 1 tot en met 4 zijn werkzaam als psychosociale hulpverleners. Zij verlenen diensten aan derden, de houders van een persoonsgebonden budget (hierna te noemen: PGB-houders). Eisers sub 5 en 6 zijn PGB-houders en maken gebruik van de diensten van eisers sub 1 tot en met 4.
- PGB-houders komen op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (hierna te noemen: AWBZ) in aanmerking voor een persoonsgebonden budget (hierna te noemen: PGB). Het Centrum Indicatiestelling Zorg verstrekt hiertoe een indicatie. Deze indicatie wordt vervolgens naar een Zorgkantoor gezonden, welk belast is met de administratieve uitvoering van de AWBZ.
- Het Zorgkantoor zorgt feitelijk voor de zorg of hulp derhalve de zorg in natura. PGB-houders kunnen echter ook middels het persoonsgebonden budget zelf de noodzakelijke zorg inkopen, bijvoorbeeld bij eisers sub 1 tot en met 4.
- Middels een akte van cessie werd het PGB op de bankrekening van eisers sub 1 tot en met 4 gestort.
- Op 14 juli 2009 is in de Staatscourant 2009, 10845, afgekondigd dat aan artikel 2.6.10 van de regeling subsidies AWBZ twee leden worden toegevoegd. In deze leden is het volgende bepaald:
4. Het zorgkantoor maakt het voorschot uitsluitend over op de bankrekening van de verzekerde of als hij een wettelijk vertegenwoordiger heeft, op diens rekening.
5. In afwijking van het vierde lid betaalt het zorgkantoor op verzoek van de verzekerde die de leeftijd van 23 jaar nog niet heeft bereikt of diens wettelijke vertegenwoordiger, het voorschot uit op een bankrekening van een organisatie die belast is met de ondertoezichtstelling op de verzekerde of die een reclasseringsmaatregel uitoefent krachtens een uitspraak van de rechter of het Openbaar Ministerie op grond van artikel 14d, artikel 15b, tweede lid of Boek I, titel VIIIA Bijzondere bepaling voor jeugdige personen, van het Wetboek van Strafrecht.
- CZ Zorgkantoor heeft eisers sub 1 tot en met 4 bericht dat het PGB niet meer conform de akte van cessie aan hen wordt uitbetaald. Vorenstaande als gevolg van de wijziging van artikel 2.6.10 Regeling subsidies AWBZ.
3.2. Punt c.s. leggen, samengevat, aan hun vordering ten grondslag dat CZ Zorgkantoor gehouden is het PGB op grond van de akten van cessie, waarbij de PGB-houders hun vorderingen op naam hebben overgedragen op eisers sub 1 tot en met 4, uit te betalen op de bankrekeningen van eisers sub 1 tot en met 4. Punt c.s. stellen dat op grond van de akten van cessie het CZ Zorgkantoor niet meer vrijstond om het PGB uit te betalen aan de PGB-houders zelf. De voornoemde wijziging van de Regeling subsidies AWBZ brengt immers naar de stelling van Punt c.s. geen wijziging met zich mee in de goederenrechtelijke situatie gecreëerd als gevolg van de akte van cessie. De wet laat een overdracht op naam toe, tenzij een wettelijke bepaling of de aard van de vordering zich tegen een overdracht verzet. Punt c.s. stellen dat de overdraagbaarheid van de onderhavige vorderingen niet bij wet is uitgesloten. Voorts stellen Punt c.s. dat de aard van het recht zich niet verzet tegen overdraagbaarheid, nu in de wijziging van de Regeling subsidies AWBZ juist de mogelijkheid is gecreëerd om het PGB aan specifieke derden uit te betalen en bovendien is het PGB voorheen ook aan eisers sub 1 tot en met 4 uitbetaald. Ten aanzien van de fraudegevoeligheid en het oneigenlijk gebruik van het PGB stellen Punt c.s. dat een dergelijk argument niet opgaat nu CZ Zorgkantoor door de akte van cessie een terugvordering rechtstreeks bij eisers sub 1 tot en met 4 kan instellen. Bovendien bestaat de verplichting om rekening en verantwoording af te leggen over de besteding van het PGB. Tot slot stellen Punt c.s. dat PGB-houders zowel psychisch als feitelijk niet in staat zijn hun PGB te beheren vanwege hun specifieke problematiek. Daarnaast willen veel PGB-houders het PGB niet zelf beheren en komt het in een aantal gevallen voor dat zij geen bankrekening kunnen openen. Als gevolg hiervan zullen veel PGB-houders verstoken blijven van de noodzakelijke zorg. Gelet hierop hebben Punt c.s. een spoedeisend belang bij hun vordering.
3.3. CZ Zorgkantoor voert daar, samengevat, het volgende tegen aan. CZ Zorgkantoor stelt dat Punt c.s. hun stelling niet of nauwelijks onderbouwen, geen belang hebben bij hun vorderingen en deze zich evenmin lenen voor behandeling in kort geding. De kern van de PGB-regeling is dat mensen zelf kunnen bepalen bij wie zij hun zorg inkopen en niet afhankelijk zijn van de zorginstellingen met wie het Zorgkantoor een contract heeft gesloten. Uit onderzoek van de FIOD, politie en Openbaar Ministerie is gebleken dat niet alle inmiddels opgerichte PGB-bemiddelingsbureaus te goeder trouw waren en dat door een aantal van hen werd gefraudeerd. Voorts stelt CZ Zorgkantoor dat gevraagd wordt aan de voorzieningenrechter een oordeel te geven over de algemene vraag of cessie van het persoonsgebonden budget mogelijk is, hetgeen een te algemene vraag is die zeker in het kader van een kort geding niet kan worden beantwoord. CZ Zorgkantoor erkent dat zij destijds in een aantal gevallen heeft ingestemd met het cederen van het PGB. Dit was echter in die situatie een praktische en tijdelijke oplossing. De rechten waar de PGB-houder aanspraak op kan maken, in casu feitelijke zorg op basis van een indicatiebesluit, blijven bij die PGB-houder. De Regeling subsidies AWBZ leidt er daardoor toe dat de aard van het PGB zich tegen een dergelijke overdracht verzet. Bovendien is er geen sprake van een vordering maar van een aanspraak op zorg. Dat het PGB ook uitgekeerd kan worden aan een wettelijk vertegenwoordiger is een constructie gebaseerd op wettelijke bepalingen. CZ Zorgkantoor stelt tot slot schade te lijden indien zij wordt gedwongen in strijd te handelen met de Regeling subsidies AWBZ.
3.4. Ten aanzien van het verweer van CZ Zorgkantoor dat Punt c.s. geen belang hebben bij hun vordering oordeelt de voorzieningenrechter als volgt. Eisers sub 1 tot en met 4 hebben naar het oordeel van de voorzieningenrechter belang bij hun vordering nu zij middels een akte van cessie rechtstreeks betaald krijgen vanuit het CZ Zorgkantoor. Indien zij die gelden niet meer ontvangen, leidt dat er volgens Punt c.s. toe dat PGB-houders verstoken blijven van hulp nu een aantal van hen niet in staat is met het PGB op juiste wijze om te gaan. Aldus is de continuïteit van de zorgverlening in gevaar. In die zin hebben eisers sub 1 tot en met 4 een belang bij de onderhavige vordering.
Eisers sub 5 en 6 hebben gelet op het voorgaande eveneens een belang bij deze vordering nu zij afhankelijk zijn van de hulp van de zorgverleners. Voor hen geldt hetzelfde in die zin dat zij dan degenen zijn die verstoken zullen blijven van hulp in het geval zij niet om kunnen gaan met het PGB dan wel om een andere praktische reden, zoals het niet kunnen openen van een bankrekening waar het PGB op gestort zou moeten worden.
3.5. Ten aanzien van het spoedeisend belang overweegt de voorzieningenrechter als volgt. Doordat het PGB als gevolg van de nieuwe Regeling subsidies AWBZ niet meer zal worden gestort op de bankrekening van de hulpverlener maar op de bankrekening van de PGB-houder zelf dan wel diens wettelijk vertegenwoordiger, is door Punt c.s. voldoende gemotiveerd onderbouwd dat de verwachting gerechtvaardigd is dat daardoor problemen zullen ontstaan in die zin dat PGB-houders verstoken zullen blijven van hulp. De stelling van CZ Zorgkantoor inhoudende dat voor mensen met een hulpvraag die zelf hun PGB niet kunnen beheren het PGB niet is bedoeld en zorg in natura kan worden geboden, kan formeel gezien juist zijn, echter uit de in het geding gebrachte stukken van onder meer PGB-houders blijkt dat die zogenaamde selectie aan de poort niet of niet goed genoeg wordt uitgevoerd. Daardoor is de situatie ontstaan dat een aantal PGB-houders niet op eigen kracht op juiste wijze met hun budget om kunnen gaan. Aldus wordt op de continuïteit van de hen verleende zorg inbreuk gemaakt. Gelet op het vorenstaande is de voorzieningenrechter van oordeel dat het spoedeisend belang in deze zaak is gegeven.
3.6. De kern van de vraag in het onderhavige kort geding is of de akten van cessie nog immer hun gelding hebben, ook na de inwerkingtreding van de Regeling subsidies AWBZ. De voorzieningenrechter stelt allereerst vast dat gelet op de stukken die zijn ingebracht en het verhandelde ter zitting door Punt c.s. aannemelijk is gemaakt dat de akten van cessie zijn overeengekomen met als een van partijen in ieder geval eisers sub 1 tot en met 4.
De werkwijze met betrekking tot de uitbetaling van het PGB hield in dat voorheen middels een volmacht het PGB werd gestort op de bankrekening van (onder meer) eisers sub 1 tot en met 4. Aangezien die werkwijze op de nodige bezwaren stuitte, zijn partijen eind 2008 overeengekomen dat het PGB middels een akte van cessie op de bankrekening van onder meer eisers sub 1 tot en met 4 werd gestort. Door de wijziging in de Regeling subsidies AWBZ stelt CZ Zorgkantoor dat zij niet meer gerechtigd is het PGB over te maken op de bankrekening van (in dit geval) eisers sub 1 tot en met 4, nu zij in dat geval in strijd zou handelen met deze Regeling subsidies AWBZ.
Vast staat dat de akte van cessie is geregeld in het Burgerlijk Wetboek, derhalve een wet in formele zin. De wijze van betaalbaarstelling van het PGB is geregeld in de Regeling subsidies AWBZ. De (gewijzigde) Regeling subsidies AWBZ is een bestuursrechtelijke regeling, niet zijnde een wet in formele zin. Nu de wet in formele zin strikt genomen voorrang heeft boven de voornoemde regeling, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de akten van cessie in beginsel niet doorkruist kunnen worden door voornoemde gewijzigde regeling. Daarbij is mede van belang dat CZ Zorgkantoor niet ontkent dat de overdraagbaarheid van het PGB niet door de wet wordt uitgesloten. In die zin is er dus geen wettelijk beletsel. Wel bestaat discussie over de vraag of de aard van de regeling zich verzet tegen de overdraagbaarheid van de vordering. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat in voornoemde regeling niet is bepaald dat slechts PGB-houders het PGB uitgekeerd kunnen krijgen. Ook wettelijk vertegenwoordigers kunnen het PGB namens de PGB-houders uitgekeerd krijgen. CZ Zorgkantoor stelt dat eisers sub 1 tot en met 4 niet op één lijn zijn te stellen met wettelijke vertegenwoordigers. Ter zitting is door CZ Zorgkantoor aangegeven dat in de onderhavige situatie in het verleden geen problemen zijn gerezen met de afgegeven akten van cessie.
De voorzieningenrechter is derhalve van oordeel dat de aard van voornoemde regeling zich niet verzet tegen overdracht van het PGB. Door de akten van cessie heeft CZ Zorgkantoor bovendien een partij, de zorgverlener, die aan haar rekening en verantwoording dient af te leggen en die verantwoordelijk kan worden gehouden, naast de PGB-houder.
Nu de wet zich niet verzet tegen de overdracht van het PGB en de aard van de Regeling subsidies AWBZ evenmin, tezamen met het feit dat geldige akten van cessie zijn gesloten welke hun grondslag vinden in een wet in formele zin, is de voorzieningenrechter voorshands van oordeel dat de vordering dient te worden toegewezen.
De stelling van CZ Zorgkantoor inhoudende dat zij schade zal ondervinden dan wel dat haar rechtspositie niet benadeeld mag worden als zij het PGB alsnog middels de akte van cessie dient over te dragen, kan derhalve niet leiden tot een ander oordeel.
3.7. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt en gemaximeerd als volgt.
3.8. CZ Zorgkantoor zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Punt c.s. worden begroot op:
- dagvaarding EUR 76,75
- vast recht 262,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.154,75
4. De beslissing
De voorzieningenrechter
4.1. veroordeelt CZ Zorgkantoor om in die gevallen waarin door de PGB-houder een geldige akte van cessie is ondertekend, te handelen conform deze akte van cessie en het persoonsgebonden budget aan eisers sub 1 tot en met 4 betaalbaar te stellen,
4.2. bepaalt dat CZ Zorgkantoor voor iedere keer dat zij in strijd handelt met het onder 4.1. bepaalde, aan Punt c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 250,00, tot een maximum van EUR 10.000,00,
4.3. veroordeelt CZ Zorgkantoor om in die gevallen waarin door de PGB-houders een geldige akte van cessie is ondertekend, te handelen conform deze akte van cessie en de reeds geweigerde uitbetaling van het persoonsgebonden budget aan eisers sub 1 tot en met 4 binnen drie dagen na dagtekening van dit vonnis alsnog rechtstreeks aan eisers sub 1 tot en met 4 betaalbaar te stellen,
4.4. bepaalt dat CZ Zorgkantoor voor iedere dag dat zij in strijd handelt met het onder 4.3. bepaalde, aan Punt c.s. een dwangsom verbeurt van EUR 250,00, tot een maximum van EUR 10.000,00,
4.5. veroordeelt CZ Zorgkantoor in de proceskosten, aan de zijde van Punt c.s. tot op heden begroot op EUR 1.154,75,
4.6. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
4.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. Vincent en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. Leijten-Puister op 23 november 2009.