ECLI:NL:RBBRE:2009:BK2979
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Hoorplicht bij naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 30 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de inspecteur van de Belastingdienst/Oost. De eiser had bezwaar gemaakt tegen een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, alsook tegen een opgelegde vergrijpboete. De inspecteur was van mening dat hij aan de hoorplicht had voldaan, omdat de eiser bij de vooraankondiging van de uitspraak op bezwaar in de gelegenheid was gesteld om te worden gehoord, maar niet binnen de gestelde termijn van 14 dagen had gereageerd. De rechtbank oordeelde echter dat de inspecteur in strijd had gehandeld met de geldende wet- en regelgeving, waaronder een arrest van de Hoge Raad en een besluit van de staatssecretaris. De rechtbank stelde vast dat de inspecteur geen contact had opgenomen met de eiser om hem alsnog de kans te geven om gehoord te worden. Hierdoor werd de zaak terugverwezen naar de inspecteur, zodat de eiser alsnog in de gelegenheid gesteld kon worden om zijn bezwaren te presenteren.
De rechtbank verklaarde het beroep van de eiser gegrond, vernietigde de uitspraken op bezwaar en veroordeelde de inspecteur in de proceskosten van de eiser. De kosten werden vastgesteld op € 322. De rechtbank benadrukte dat het initiatief voor het horen van de eiser bij de inspecteur ligt en dat de inspecteur niet mag aannemen dat een belastingplichtige afstand doet van zijn recht om gehoord te worden, enkel omdat deze niet reageert op een uitnodiging. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.