ECLI:NL:RBBRE:2009:BK1542
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen aanslag recht van schenking en overdrachtsbelasting bij metterwoonclausule
In deze zaak heeft de rechtbank Breda op 7 oktober 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over de berekening van de verschuldigde overdrachtsbelasting en het recht van schenking. De belanghebbende had van haar ouders het bloot eigendom van een woonhuis gekocht, waarbij de ouders zich het recht van vruchtgebruik voorbehouden. Dit recht eindigt bij het metterwoon verlaten van de woning, wat een waardedrukkende factor van 25% met zich meebracht voor de berekening van de overdrachtsbelasting. De ouders hadden een deel van de koopsom kwijtgescholden, en de rechtbank moest oordelen over welk bedrag in mindering kon worden gebracht op het schenkingsrecht ingevolge artikel 24, vierde lid van de Successiewet.
De rechtbank oordeelde dat de bepaling zo moet worden gelezen dat de overdrachtsbelasting die is betaald over het bedrag waarover recht van schenking geheven is, in mindering komt op het schenkingsrecht. De waarde van het bloot eigendom was vastgesteld op € 236.500, wat leidde tot een verschuldigde overdrachtsbelasting van € 14.190. De ouders hadden een bedrag van € 133.000 kwijtgescholden, en de rechtbank concludeerde dat over het verschil van € 128.521 6% overdrachtsbelasting moest worden berekend, wat resulteerde in een vermindering van € 7.711.
De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, omdat de uitleg van de inspecteur in overeenstemming was met de bedoeling van de wetgever. De belanghebbende had een andere uitleg voorgestaan, maar deze zou leiden tot een situatie waarin over een deel van de overdracht en schenking geen overdrachtsbelasting en geen schenkingsrecht zou worden geheven, wat niet in lijn was met de wet. De belanghebbende kon binnen zes weken na de uitspraak hoger beroep instellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.