ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ9643

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
25 september 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/6194
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van bezwaar tegen aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 25 september 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant. De belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2007, waarbij het belastbaar inkomen uit werk en woning aanvankelijk was vastgesteld op € 8.902. Na bezwaar werd dit bedrag verminderd tot € 6.056, maar de inspecteur wees het bezwaar af. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur het bezwaar ten onrechte had afgewezen en dat het belastbaar inkomen en het verzamelinkomen moesten worden verminderd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en stelde het belastbaar inkomen en verzamelinkomen vast op € 6.056. Tevens werd de Staat gelast het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 te vergoeden. De rechtbank benadrukte dat het verzamelinkomen van belang is voor het vaststellen van mogelijke toeslagen, en dat de inspecteur in zijn beoordeling rekening had moeten houden met de gevolgen voor de toeslagen. De uitspraak op bezwaar werd vernietigd omdat de inspecteur niet had voldaan aan de verplichting om het belastbaar inkomen en verzamelinkomen te verlagen, ondanks dat dit geen gevolgen had voor de verschuldigde belasting. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur de noodzakelijke aanpassingen had moeten doorvoeren en deed wat de inspecteur had behoren te doen.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 08/6194
Uitspraakdatum: 25 september 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiser], wonende te Eindhoven,
eiser,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Eindhoven,
verweerder.
Eiser wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 23 december 2008 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan hem over het jaar 2007 opgelegde aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.902, na bezwaar verminderd tot € 6.056.
Zitting
Met toestemming van partijen is het onderzoek ter zitting achterwege gebleven.
1.Beslissing
De rechtbank
-verklaart het beroep gegrond;
-vernietigt de uitspraak op bezwaar;
-verminderd het bij de aanslag vastgestelde belastbaar inkomen uit werk en woning alsmede het verzamelinkomen tot € 6.056; en
-gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende heeft een aangifte inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2007 ingediend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 8.902. De aanslag en daarmee het verzamelinkomen, zijn conform de ingediende aangifte vastgesteld, hetgeen geresulteerd heeft in een aanslag van nihil.
2.2.In zijn bezwaarschrift heeft belanghebbende vervolgens verzocht om de persoonsgebonden aftrek te verhogen en nader vast te stellen op € 6.279. Bij uitspraak op bezwaar beslist de inspecteur als volgt:
“Beoordeling van uw bezwaar
Ik kan hieraan tegemoetkomen.De persoonsgebonden aftrek wordt nader vastgesteld op € 6.279 en het belastbaar inkomen box 1 kan daardoor nader worden vastgesteld op € 6.056.Dit resulteert echter niet in een terug te geven bedrag
Beslissing op uw bezwaar
Ik wijs uw bezwaar af.”
2.3.De rechtbank stelt voorop dat met het opleggen van de aanslag onder meer zowel het belastbaar inkomen uit werk en woning als het verzamelinkomen worden vastgesteld. Het belastbaar inkomen leidt mogelijk tot een te betalen of terug te ontvangen bedrag aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen. Het verzamelinkomen is mede van belang voor het vaststellen van mogelijke Toeslagen zoals de zorgtoeslag. De inspecteur die de aanslag vaststelt en de uitspraak op bezwaar doet is niet tevens de ambtenaar die de Toeslagen vaststelt. Dit heeft tot gevolg dat de inspecteur die uitspraak op bezwaar doet en daarbij constateert dat die uitspraak op bezwaar geen gevolgen heeft voor de verschuldigde inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen, niet kan beoordelen of die uitspraak op bezwaar gevolgen heeft voor de Toeslagen. De inspecteur moet naar het oordeel van de rechtbank dan ook het belastbaar inkomen uit werk en woning en het verzamelinkomen verminderen als het bezwaar daartoe aanleiding geeft. Dat het verschuldigde bedrag aan inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen hierdoor niet wijzigt, doet daar gezien het vorenstaande niet aan af. Het belang van de bij de aanslag vastgestelde verzamelinkomen reikt immers verder dan de aanslag zelf.
2.4.In bezwaar staat tussen partijen vast dat zowel het belastbaar inkomen uit werk en woning als het verzamelinkomen bij de aanslag te hoog zijn vastgesteld en moeten worden verminderd. Gezien het in 2.3 overwogene kan in een dergelijk geval het bezwaar niet worden afgewezen maar moeten het vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning en het verzamelinkomen nader worden vastgesteld op de in bezwaar gebleken bedragen. Nu de inspecteur het bezwaar heeft afgewezen is de uitspraak op bezwaar onjuist en moet deze worden vernietigd. Nu uit de gedingstukken niet blijkt dat de inspecteur de genoemde verminderingen inmiddels heeft geformaliseerd gaat de rechtbank ervan uit dat dit nog niet is gebeurd. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond. De rechtbank zal dan ook doen wat de inspecteur had behoren te doen.
2.5.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling nu geen sprake is van beroepsmatig verleende rechtsbijstand en geen voor vergoeding op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht in aanmerking komende kosten zijn gesteld.
Aldus gedaan door mr. C.A.F.M. Stassen, rechter, en door deze en mr. M. van Es-Hinnen, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 25 september 2009.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 7 oktober 2009
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.