ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ7657

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
28 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08 / 4736 WGA
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Volledige WGA-uitkering en procesbelang bij vaststelling van beperkingen

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het besluit van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Eiseres, die voorheen werkzaam was als bejaardenverzorgster, heeft na twee auto-ongelukken in 2005 een WIA-uitkering aangevraagd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiseres al een WIA-uitkering ontvangt, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Eiseres betwist de wijze waarop haar beperkingen zijn vastgesteld en stelt dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar lichamelijke klachten. De rechtbank oordeelt dat eiseres geen procesbelang heeft bij een wijziging van de beperkingen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML), aangezien zij al een uitkering ontvangt die is gebaseerd op haar psychische en lichamelijke beperkingen. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de claim dat haar klachten onvoldoende zijn erkend, niet overtuigend geacht. De rechtbank concludeert dat de bezwaarverzekeringsarts voldoende onderbouwd heeft dat er geen reden is om aan te nemen dat eiseres eerder arbeidsongeschikt was dan vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 08 / 4736 WGA
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[naam eiseres],
wonende te [woonplaats], eiseres,
gemachtigde mr. L.N. Foppen,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV; kantoor Eindhoven),
verweerder.
1. Procesverloop
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 26 augustus 2008 (bestreden besluit) inzake de toekenning van een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Het beroep is behandeld ter zitting van 9 juni 2009, waarbij aanwezig waren eiseres en haar gemachtigde en namens verweerder mr. J.J.C. Röttjers.
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiseres is voor 36 uren per week werkzaam geweest als bejaardenverzorgster, waarna zij werkloos is geraakt en een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) heeft ontvangen. Van juni tot en met november 2005 heeft eiseres parttime bij de Efteling gewerkt. Daarnaast ontving zij een gedeeltelijke WW-uitkering.
Eiseres is op 3 februari 2006 uitgevallen vanwege hoofdpijn, nek- en rugklachten nadat zij tot tweemaal toe betrokken is geweest bij een auto-ongeluk.
Na medisch en arbeidskundig onderzoek heeft verweerder bij besluit van 28 januari 2008 eiseres per einde wachttijd, 1 februari 2008, een uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80-100%.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft bij controle vastgesteld dat zij bij de vaststelling van het WIA-maandloon niet de juiste bruto Ziektewet-uitkering (ZW) en/of WW-uitkering heeft meegenomen. Het maandloon is dan ook aangepast. De ingangsdatum van de WIA-uitkering heeft verweerder ongewijzigd gelaten.
2.2 Eiseres heeft in beroep, samengevat, aangevoerd dat zij zich niet serieus genomen voelt door de bezwaarverzekeringsarts, nu deze de ongelukken die eiseres heeft gehad afdoet als "milde verkeersongevallen". Eiseres heeft de indruk dat de focus ligt op haar psychische klachten, terwijl de lichamelijke klachten die eiseres heeft overgehouden aan de verkeersongevallen net zo goed een reden zijn waarom zij niet kan werken. Ten onrechte worden eerdere ongevallen bij de onderhavige kwestie betrokken. Na die eerdere ongevallen was eiseres in staat om te werken, hetgeen niet het geval is na de laatste twee ongevallen. Hoewel eiseres in de periode van 11 december 2005 tot en met 2 februari 2006 beter gemeld is geweest met betrekking tot haar WW-uitkering, geldt feitelijk dat zij deze gehele periode arbeidsongeschikt was. Eiseres meent dat uitgegaan dient te worden van 20 september 2005 als datum ziekmelding, zijnde de datum van het eerste ongeval. Weliswaar heeft zij daarna nog enige tijd haar parttime werk bij de Efteling hervat, doch na een tweede ongeval in november 2005 was zij helemaal niet meer tot werken in staat. Voorts voert eiseres aan dat ten onrechte is bepaald dat zij in haar auto zonder stuurbekrachtiging kan rijden. Tot slot zijn volgens eiseres ten onrechte geen beperkingen opgenomen in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) op de punten concentratie en geheugen.
Eiseres heeft ter zitting desgevraagd verklaard dat zij niet claimt volledig en duurzaam arbeidsongeschikt te zijn.
2.3 In artikel 4, eerste lid, van de WIA is bepaald dat volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
In het tweede lid is bepaald dat in het eerste lid onder duurzaam wordt verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
In het derde lid is bepaald dat onder duurzaam mede wordt verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.
Ingevolge artikel 5 van de WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen maakt verweerder gebruik van het Claim Beoordelings- en Borgingssysteem (CBBS). De Centrale Raad van Beroep (CRvB) heeft dit systeem aanvaard als ondersteunend systeem bij de beoordeling van de mate van arbeidsongeschiktheid.
2.4.1 Ingevolge vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 24 juli 2008, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJ-nummer BD8613) is eerst van voldoende procesbelang sprake indien het resultaat dat met het beroep wordt nagestreefd ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor de indiener feitelijke betekenis kan hebben.
Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar lichamelijke klachten, die zij heeft overgehouden aan de door haar als traumatisch ervaren auto-ongelukken, onvoldoende heeft betrokken bij het vaststellen van de beperkingen. Voorts stelt eiseres dat verweerder alsnog beperkingen dient aan te nemen op de punten concentratie, geheugen en autorijden. Naar het oordeel van de rechtbank kan eiseres met een wijziging van de beperkingen in de FML geen ander resultaat ter zake van de mate van arbeidsongeschiktheid bereiken dan reeds thans is bereikt. Eiseres ontvangt immers al een WIA-uitkering berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100%. Daarbij is door eiseres niet geclaimd dat zij volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is. Dat deze uitkering is toegekend met name op grond van psychische beperkingen en niet - zoals eiseres wenst - grotendeels op basis van lichamelijke beperkingen, doet hieraan niets af.
Ter zitting heeft eiseres nog aangegeven dat zij het van belang acht dat haar bezwaren tegen de vaststelling van haar belastbaarheid en de weging van haar klachten volledig en juist worden opgenomen in haar dossier. De gemachtigde van verweerder heeft daarop ter zitting toegelicht dat bij een eventueel heronderzoek een nieuw medisch onderzoek zal worden verricht. Door de verzekeringsarts zal alsdan het volledige dossier, waaronder het bezwaar- en beroepschrift in de onderhavige zaak, worden bestudeerd. Indien het onderzoek door de verzekeringsarts hiertoe aanleiding geeft, zal de FML worden aangepast.
In het licht van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat eiseres bij haar beroep tegen de wijze van vaststelling van haar beperkingen geen procesbelang heeft.
2.4.3 Wat betreft de ingangsdatum van de arbeidsongeschiktheidsuitkering overweegt de rechtbank het volgende.
Het bestreden besluit is wat betreft de vaststelling van de medische belastbaarheid gebaseerd op rapportages van een verzekeringsarts en een bezwaarverzekeringsarts.
De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 12 december 2007 en haar dossier bestudeerd. De verzekeringsarts heeft in de rapportage van 12 december 2007 aangegeven dat er beperkingen zijn ten aanzien van werken, echter deze beperkingen zijn minder zwaar dan eiseres ervaart. Het in stand houden van de rug- en nekklachten kan worden veroorzaakt door de psychische problematiek van eiseres. Gezien het feit dat geen psychische begeleiding heeft plaatsgevonden in de ZW om de mentale situatie van eiseres te verbeteren - hetgeen de verzekeringsarts noodzakelijk acht - neemt zij enige beperkingen aan ten aanzien van rug- en nekbelastende werkzaamheden. Voorts is het volgens de verzekeringsarts niet zinvol om eiseres onder hoge werkdruk of met deadlines of in een leidinggevende functie te plaatsen. Eiseres moet een baan hebben waarbij zij staan, lopen en zitten kan afwisselen. Een urenbeperking is niet van toepassing.
De verzekeringsarts heeft de beperkingen en de belastbaarheid van eiseres neergelegd in de FML van 12 december 2007.
De bezwaarverzekeringsarts heeft de beschikbare medische gegevens bestudeerd. Tevens heeft de bezwaarverzekeringsarts eiseres gezien op de hoorzitting van 13 juni 2008. De bezwaarverzekeringsarts heeft in de rapportage van 23 augustus 2008 aangegeven dat er geen goed onderbouwde aanleiding bestaat om 3 februari 2006 niet als eerste arbeidsongeschiktheidsdag aan te nemen. De door eiseres geclaimde klachten en belemmeringen kunnen bij gericht medisch onderzoek niet eenduidig worden geobjectiveerd of verklaard. De bezwaarverzekeringsarts heeft gemeld dat de bezwaren geen eenduidige grond bevatten om aan te nemen dat eiseres niet bedoeld had om zich per 10 oktober 2005 én 11 december 2005 feitelijk hersteld te melden. Dat zij zich onder behandeling stelde van een fysiotherapeut en later een chiropractor, kan op zich geen grond vormen om haar arbeidsongeschikt te achten. De door eiseres vermeende volledige arbeidsongeschiktheid is niet consistent met het dagelijkse activiteitenpatroon en de objectieve bevindingen bij onderzoek.
In een naar aanleiding van het beroepschrift opgemaakte rapportage van 15 januari 2009 heeft de bezwaarverzekeringsarts aanvullend opgemerkt dat eiseres na het ongeval op 20 september 2005 haar werkzaamheden heeft hervat en zich eerst per 11 november 2005 opnieuw arbeidsongeschikt heeft gemeld. Gelet hierop volgt de bezwaarverzekeringsarts eiseres niet in haar stelling dat zij na het ongeval op 20 september 2005 niet meer in arbeid heeft kunnen functioneren. In de periode tussen 11 december 2005 en 3 februari 2006 worden er bij eiseres nekklachten beschreven, maar deze treden sinds 1995 recidiverend op en hebben nimmer duidelijk tot arbeidsongeschiktheid geleid. Volgens de bezwaarverzekeringsarts kan aangenomen worden dat eiseres goede reden had om zich per 11 december 2005 beter te melden. Dat zij na deze datum nog in behandeling was van een fysiotherapeut, is onvoldoende om per die datum voortdurende arbeidsongeschiktheid aan te nemen. Het feit dat eiseres sinds eind januari 2006 gedurende enige tijd in een frequentie van een keer per twee weken een gesprek voerde met een maatschappelijk werker, is onvoldoende om haar voor de datum van ziekmelding, op grond van een (niet vastgestelde) psychiatrische problematiek, niet tot het functioneren tot arbeid in staat te achten.
In beroep heeft eiseres informatie overgelegd van fysiotherapeut A.P.C. van Lanen van
12 januari 2006, huisarts D.A.C. Rutten van 2 augustus 2006 en maatschappelijk werker
Y. Hendriks van 30 september 2008. De bezwaarverzekeringsarts heeft in de aanvullende rapportage van 8 juni 2009, welke ter zitting door de gemachtigde van verweerder is overgelegd, aangegeven dat deze informatie geen aanleiding geeft tot herziening van het eerder door verweerder ingenomen standpunt. Ook op basis van deze informatie is niet van een doorlopende medische arbeidsongeschiktheid vanaf 20 september 2005 gebleken.
De rechtbank is van oordeel dat de bezwaarverzekeringsarts in de rapportage van 23 augustus 2008 in voldoende mate heeft onderbouwd op grond waarvan de eerste arbeids-ongeschiktheidsdag niet op een eerdere datum is vastgesteld. Door de bezwaarverzekeringsarts is daarbij in voldoende mate gemotiveerd dat ook naar aanleiding van de eerst in beroep overgelegde medische informatie er geen reden bestaat om aan te nemen dat eiseres reeds per 20 september 2005 arbeidsongeschikt is. De rechtbank hecht daarbij met name waarde aan het feit dat eiseres na het eerste ongeval op 20 september 2005 haar werk bij de Efteling enkele weken heeft hervat. Zij heeft zich eerst op 11 november 2005, na het tweede ongeval, opnieuw ziek gemeld. De rechtbank ziet evenmin reden deze laatste datum als ingangsdatum aan te merken, nu eiseres zich per 11 december 2005 hersteld heeft gemeld. Ter zitting heeft zij desgevraagd aangegeven na die datum een re-integratietraject te zijn gestart op grond van de verplichtingen voortvloeiende uit de WW-uitkering. Dat zij zich beter heeft gemeld enkel en alleen om dit traject te kunnen volgen en dat zij in het kader van dit traject niet heeft gewerkt, doet niets af aan het oordeel van de bezwaarverzekeringsartsen dat op basis van de medische informatie niet vastgesteld is dat eiseres op dat moment toch arbeidsongeschikt was.
2.5 Gelet op het voorgaande dient te worden geconcludeerd dat verweerder terecht en op goede gronden heeft bepaald dat op 3 februari 2006 de wachttijd is aangevangen. Het beroep van eiseres dient dan ook ongegrond te worden verklaard. Nu het beroep ongegrond wordt verklaard, ziet de rechtbank geen aanleiding tot een proceskostenveroordeling.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan door mr. D.H. Hamburger, rechter, en door deze en mr. S. Constant, griffier, ondertekend.
De griffier, De rechter,
Uitgesproken in het openbaar op 20 juli 2009.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op