ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ5900

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
12 augustus 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/659
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan rechtsgeldige machtiging

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 12 augustus 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen [bedrijf x] N.V. en de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Roermond. De zaak betreft een beroep tegen de uitspraak van de inspecteur van 4 januari 2007, waarbij een aanslag vennootschapsbelasting voor het jaar 2002 werd opgelegd. Belanghebbende heeft herhaaldelijk de rechtbank in de gelegenheid gesteld om een rechtsgeldige machtiging tot het instellen van beroep over te leggen, maar heeft dit nagelaten. Hierdoor heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

Het onderzoek ter zitting vond plaats op 27 mei 2008 en 29 juli 2009, waarbij de zaken met procedurenummers 07/659 tot en met 07/661 en 07/663 gezamenlijk werden behandeld. Tijdens de zittingen zijn verschillende gemachtigden verschenen, maar er kon geen rechtsgeldige machtiging worden overgelegd. De rechtbank heeft belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld om de benodigde documenten aan te leveren, maar dit is niet gebeurd.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroepschrift niet is ingediend door een persoon die daartoe bevoegd was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de machtigingen die zijn overgelegd niet rechtsgeldig zijn, omdat de ondertekenaars niet konden aantonen dat zij bevoegd waren om namens belanghebbende op te treden. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard en de overige geschilpunten niet behandeld. Er is geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, meervoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/659
Uitspraakdatum: 12 augustus 2009
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[bedrijf x] N.V., statutair gevestigd te [plaats] (Nederlandse Antillen),
eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Limburg, kantoor Roermond,
verweerder.
Eiseres wordt hierna belanghebbende genoemd en verweerder inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 4 januari 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan haar voor het jaar 2002 opgelegde aanslag vennootschapsbelasting naar een belastbaar bedrag van € 200.000 (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 mei 2008 en op 29 juli 2009. Daarbij zijn de zaken met procedurenummers 07/659 tot en met 07/661 en 07/663 gezamenlijk behandeld. Op 27 mei 2008 zijn verschenen en gehoord, [gemachtigde] en, namens de inspecteur, mr. [gemachtigde] en [gemachtigde]. Op 29 juli 2009 is namens belanghebbende niemand verschenen en namens de inspecteur mr. [gemachtigde] en [gemachtigde].
1.Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
2.Gronden
2.1.Belanghebbende heeft over het onderhavige jaar geen Nederlandse aangifte vennootschapsbelasting ingediend. De inspecteur heeft de aanslag, met dagtekening 5 november 2005, naar aanleiding van een boekenonderzoek, (ambtshalve) opgelegd.
2.2.Tussen partijen is ten eerste in geschil of het beroepschrift is ingediend door een persoon die daartoe bevoegd was. Ten tweede is in geschil of belanghebbende in het onderhavige jaar in Nederland was gevestigd, of de aanslag terecht met omkering van de bewijslast is opgelegd en of de aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld.
2.3.Het beroepschrift, gedagtekend 12 februari 2007 en bij de rechtbank binnengekomen op 13 februari 2007, is inge[belastingadviseur x]or [belastingadviseur x] (hierna: [belastingadviseur x]) te Roermond. Bij brief van 14 februari 2007 heeft de rechtbank [belastingadviseur x] gevraagd een originele machtiging te overleggen waaruit blijkt dat zij gerechtigd is beroep in te stellen en enkele andere verzuimen te herstellen. Bij brief van 12 maart 2007 van [bedrijf x] N.V. zijn bedoelde andere verzuimen hersteld, maar is geen machtiging overgelegd. Bij brieven van 19 april 2007 en van 10 mei 2007 heeft de rechtbank [belastingadviseur x] wederom verzocht een machtiging te overleggen. Op 11 mei 2007 heeft de rechtbank een brief ontvangen van [bedrijf y] B.V., waarbij een machtiging was gevoegd van belanghebbende aan [gemachtigde] (hierna: [gemachtigde]), gedateerd 4 mei 2007. Bij brief van 14 mei 2007 heeft [belastingadviseur x] de rechtbank meegedeeld dat belanghebbende de procedure zelfstandig zal voeren.
2.4.Tijdens het onderzoek ter zitting van 27 mei 2008 heeft de rechtbank aan [gemachtigde] gevraagd wie de machtiging van 4 mei 2007 heeft ondertekend. [gemachtigde] gaf te kennen dat de handtekening op de machtiging van hemzelf is. Omdat niet kon worden vastgesteld waaraan [gemachtigde] de bevoegdheid om de machtiging namens belanghebbende te tekenen, ontleende en omdat hij ontkende aandeelhouder van belanghebbende te zijn of anderszins in een juridische relatie tot belanghebbende te staan, is het onderzoek ter zitting geschorst teneinde belanghebbende in de gelegenheid te stellen alsnog een rechtsgeldige machtiging te overleggen. Bij brief van 11 september 2008 heeft [gemachtigde] de rechtbank een machtiging van 5 september 2008 toegestuurd van [stichting x] aan [gemachtigde]. Bij deze brief was eveneens een exemplaar gevoegd van notulen van de bijzondere vergadering van aandeelhouders van belanghebbende van diezelfde datum waarin [stichting x] als enig aandeelhouder van belanghebbende wordt genoemd en volgens welke wordt besloten [gemachtigde] te machtigen.
2.5.Bij brief van 30 juni 2008 heeft [belastingadviseur x] de rechtbank een machtiging gestuurd waarin zij [gemachtigde] – onder voorwaarden – machtigt de beroepsprocedure bij de rechtbank te voeren. Daarbij was tevens een opdrachtbevestiging van belanghebbende aan [belastingadviseur x] van 5 januari 2006 gevoegd. Uit de opdrachtbevestiging valt niet af te leiden dat deze is ondertekend door een persoon die bevoegd was namens belanghebbende op te treden. Bij brief van 26 mei 2009 heeft de rechtbank [gemachtigde] uitgenodigd om op de zitting van 29 juli 2009 te verschijnen. Bij brief van 6 juli 2009 heeft [bedrijf z] B.V. te Breda de rechtbank meegedeeld dat [gemachtigde] thans niet is gemachtigd om namens belanghebbende op te treden.
2.6.De rechtbank overweegt dat het beroep is ingediend door [belastingadviseur x], maar dat de rechtbank uit de in 2.3 genoemde brief van 14 mei 2007 afleidt dat [belastingadviseur x] niet langer gemachtigd was namens belanghebbende op te treden. De rechtbank beschikt niet over stukken waaruit kan worden afgeleid dat [belastingadviseur x] na 14 mei 2007 weer als gemachtigde van belanghebbende optreedt. [belastingadviseur x] was op 30 juni 2008 dan ook niet bevoegd de in 2.5 genoemde machtiging te verstrekken aan [gemachtigde].
2.7.Voorts is de rechtbank van oordeel dat de in 2.3 genoemde machtiging aan [gemachtigde] niet is aan te merken als een rechtsgeldige machtiging van belanghebbende, nu [gemachtigde] ter zitting van 27 mei 2008 uitdrukkelijk heeft verklaard dat hij deze zelf heeft ondertekend en nergens uit blijkt dat hij daartoe bevoegd was.
2.8.Tot slot is de rechtbank van oordeel dat de in 2.4 genoemde machtiging van 5 september 2008 van [stichting x] niet als rechtsgeldige machtiging van belanghebbende kan worden aangemerkt. De in 2.4 genoemde notulen vormen onvoldoende bewijs dat [stichting x] enig aandeelhouder is van belanghebbende. Niet de bijzondere vergadering van aandeelhouders is bevoegd om een machtiging te verstrekken, maar het bestuur van de vennootschap.
2.9.Indien iemand een beroepschrift indient namens een ander en de rechtbank reden heeft te twijfelen of die persoon daartoe bevoegd was, dient die persoon in de gelegenheid te worden gesteld alsnog van zijn bevoegdheid te doen blijken (vergelijk: Hoge Raad 18 maart 1987, nr. 24 420, onder meer gepubliceerd in BNB 1987/175). Zoals overwogen in 2.3 tot en met 2.5, is belanghebbende herhaaldelijk in de gelegenheid gesteld alsnog een rechtsgeldige machtiging te overleggen. Tot op heden is dit niet gebeurd. Het beroep is dan ook niet-ontvankelijk verklaard. De overige geschilpunten behoeven derhalve geen behandeling meer.
2.10.De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.
Aldus gedaan door mr. D. Hund, voorzitter, mr. W. Brouwer en mr. R.W. Otto, rechters, en door de voorzitter en mr. I. van Wijk, griffier, ondertekend.
De griffier, De voorzitter,
Uitgesproken in het openbaar op 12 augustus 2009.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583,
5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.