ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ5024
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Navorderingsaanslag inkomstenbelasting en vergrijpboete; beoordeling van nieuw feit en kwade trouw
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belastingplichtige (hierna: belanghebbende) en de inspecteur van de Belastingdienst Limburg. Het betreft een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2002, waarbij de inspecteur een vergrijpboete heeft opgelegd. Belanghebbende had eerder aangifte gedaan met een belastbaar inkomen van € 51.679, maar de inspecteur heeft dit inkomen verhoogd na een boekenonderzoek. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor een deel van de navorderingsaanslag het vereiste nieuwe feit ontbreekt, en dat de opgelegde boete moet worden vernietigd op basis van artikel 67n van de Algemene wet rijksbelastingen (AWR), omdat belanghebbende vrijwillig zijn situatie heeft verbeterd.
Tijdens de zitting op 16 juli 2009 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de inspecteur niet aannemelijk heeft gemaakt dat belanghebbende te kwader trouw heeft gehandeld. De rechtbank heeft de navorderingsaanslag verminderd tot een belastbaar inkomen van € 70.681 en de boetebeschikking vernietigd. Tevens is de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende en is de Staat gelast het griffierecht te vergoeden. De rechtbank heeft benadrukt dat de inspecteur bij het vaststellen van een aanslag uitgaat van de juistheid van de gegevens die door de belastingplichtige zijn verstrekt, tenzij er gegronde redenen zijn om aan de juistheid te twijfelen.
De uitspraak is openbaar gedaan en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De rechtbank heeft in haar beslissing de relevante juridische termen en bepalingen uit de AWR toegepast, en heeft de belangen van beide partijen zorgvuldig afgewogen.