ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ3977

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
538443 cv 09-2481
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incassovordering ziekenhuisfactuur met bewijsopdracht voor eiseres

In deze zaak vordert de stichting Stichting Ziekenhuis Lievensberg, vertegenwoordigd door Inkasso Unie B.V. en Bazuin & Partners Gerechtsdeurwaarders, betaling van een ziekenhuisfactuur van € 1.006,21 van gedaagde, die een medische behandeling heeft ondergaan. De gedaagde, die schriftelijk procedeert, betwist de hoogte van de factuur, die ongeveer tien keer zo hoog is als eerdere nota's voor vergelijkbare behandelingen. De gedaagde heeft in het verleden voor soortgelijke controles bedragen van ongeveer € 80,00 tot € 100,00 betaald. Hij heeft de kwestie meerdere keren aangekaart bij het ziekenhuis, maar het ziekenhuis handhaaft de factuur, stellende dat de verhoging te maken heeft met een nieuw declaratiesysteem, de diagnose behandel combinaties (DBC's). De kantonrechter heeft in een tussenvonnis eiseres toegelaten tot bewijsvoering om aan te tonen dat de factuur correct is. De kantonrechter uit zijn twijfels over de hoogte van de factuur en vraagt zich af of er geen foutieve code is gebruikt. De gedaagde heeft ook een tegenvordering ingesteld om zijn registratie bij Experian te laten verwijderen, maar deze wordt niet-ontvankelijk verklaard omdat deze te laat is ingediend. De zaak is aangehouden voor bewijsvoering door eiseres, die moet aantonen dat de factuur juist is. De volgende zitting is gepland op 19 augustus 2009.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 538443 CV EXPL 09-2481
vonnis d.d. 29 juli 2009
inzake
de stichting Stichting Ziekenhuis Lievensberg,
statutair gevestigd en kantoorhoudende te Bergen op Zoom,
eiseres,
gemachtigde: Inkasso Unie B.V. te Eindhoven,
rolgemachtigde: Bazuin & Partners Gerechtsdeurwaarders te Oud-Beijerland,
tegen
[gedaagde],
wonende te [adres],
gedaagde,
schriftelijk procederende.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 het exploot van dagvaarding van 31 maart 2009, met productie;
1.2 de conclusie van antwoord, met producties;
1.3 de conclusie van repliek, met producties;
1.4 de conclusie van dupliek.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het geschil
Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, voor zover de wet zulks toelaat, de veroordeling van gedaagde om tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 1.118,80, vermeerderd met de wettelijke rente over € 1.006,21 vanaf 28 augustus 2008 tot de dag van de algehele voldoening, een en ander een bedrag van € 5.000,00 niet te boven gaand, en met veroordeling van gedaagde in de kosten van dit geding.
Gedaagde voert bij antwoord en bij dupliek gemotiveerd verweer. Gedaagde concludeert verder tot afwijzing van de vordering van eiseres en tot veroordeling van eiseres in de kosten van dit geding. Gedaagde eist ook bij dupliek, dat eiseres zijn registratie (op de zwarte lijst) bij Experian laat doorhalen, onder verbeurte van een dwangsom van € 50,00 per dag bij niet-nakoming van deze doorhaling.
3. De beoordeling
De feiten
3.1 De kantonrechter gaat uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten:
* Gedaagde heeft op 7 maart 2005, onder toepasselijkheid van de door eiseres gehanteerde algemene ziekenhuisvoorwaarden, een medische behandeling, te weten: een halfjaarlijkse controle bij een KNO-arts in combinatie met een audiogram, ondergaan, waarvoor eiseres aan gedaagde een nota d.d. 24 juni 2005, nummer 2383190, ad € 1.006,21 heeft gezon-den. De nota is als productie 1a in kopie bij conclusie van antwoord (hierna CvA) over-gelegd;
* Bij brief van juni 2005 (productie 2 bij CvA) reageert gedaagde gemotiveerd richting eiseres over de hoogte van deze nota;
* Op laatstgenoemde brief wordt door of namens eiseres niet gereageerd maar gedaagde ontvangt van eiseres op 22 september 2005 wel een “Verzoek tot betaling” (productie 3 bij CvA) en op 22 december 2005 een “Laatste verzoek tot betaling” (productie 4 bij CvA);
* Op de laatstgenoemde aanmaning reageert gedaagde bij brief van 30 december 2005 (productie 5 bij CvA). Gedaagde wijst hierbij (opnieuw) op het feit, dat hem al jaren voor halfjaarlijkse controles door eiseres ca. € 80,00 in rekening werd gebracht en nu € 1.006,21;
* Eiseres reageert hierop bij brief van 13 februari 2006 (productie 6 bij CvA) waarin eiseres zich op het standpunt stelt, dat zij geheel conform de wet en regelgeving heeft gefactu-reerd. Zij verzoekt gedaagde de onderhavige nota alsnog te voldoen dan wel deze in te dienen bij zijn zorgverzekeraar;
* Op 18 februari 2006 verzoekt gedaagde de betrokken behandelend KNO-arts schriftelijk (productie 7 bij CvA) of hij het ziekenhuis (eiseres) kan bewegen tot het opstellen van een juiste declaratie/nota;
* Bij brief van 23 februari 2006 (productie 7a bij CvA) antwoordt deze KNO-arts als volgt: “Naar aanleiding van uw brief d.d. 18-02-2006 betreffende de nota van het consult van 07-03-2005 kan ik u berichten dat ik helaas niets voor u kan betekenen. In het nieuwe zorgstelsel wordt gewerkt met DCB’s (diagnose behandel combinaties) waarbij de kosten van de specialist in de nota van het ziekenhuis zit, waarbij dus de kosten van het ziekenhuis meegenomen zijn. Dit zijn vaste afspraken met de ziektekostenverzekeraars en hierop kan ik geen enkele invloed uitoefenen.”;
* Op 27 februari 2006 besluit gedaagde de kwestie per e-mail (productie 8a bij CvA) voor te leggen aan het College tarieven gezondheidszorg (Nederlandse Zorgautoriteit), kortweg CTG. Hierop wordt namens het CTG geantwoord op 8 maart 2006 (productie 8 bij CvA), waarbij zakelijk weergegeven het vermoeden wordt geuit dat er een onjuiste behandel-code werd toegepast voor het onderhavige consult. In een vervolg e-mail van 9 maart 2006 (productie 10 bij CvA) wordt een en ander nog eens verduidelijkt;
* Beide e-mailberichten van het CTG stuurt gedaagde vervolgens door aan de administratie van eiseres;
* Op 9 maart 2006 bericht deze administratie per e-mail aan gedaagde dat zijn bezwaar zal worden voorgelegd aan de behandelend arts en aan de directie van eiseres;
* Bij brief van 27 april 2006 (productie 11 bij CvA) handhaaft eiseres echter -kort gezegd- haar eerder ingenomen standpunt: de nota was juist en gedaagde diende te betalen anders volgde incasso;
* Hierop schrijft gedaagde op 10 mei 2006 (bijlage 12 bij CvA) aan eiseres dat hij een klacht wenst in te dienen tegen het ziekenhuis en hij vraagt aan wie hij deze klacht zou moeten richten. Deze vraag wordt door eiseres niet beantwoord;
* Wel ontvangt gedaagde een uitnodiging voor een gesprek van de financieel directeur van eiseres, hiermee stemt gedaagde in;
* Dit gesprek vindt plaats op 12 juni 2006. Na enige discussie komen genoemde directeur en gedaagde kennelijk overeen, dat gedaagde een bedrag van € 200,00 tegen finale kwijting zou voldoen;
* Gedaagde betaalt hierop € 200,00 aan eiseres (bewijsstuk: productie 13 bij CvA);
* Op of omstreeks 28 juni 2006 ontvangt gedaagde van eiseres een creditnota tot een bedrag van € 808,21 (productie 14 bij CvA);
* Bij brief van 1 november 2006 (productie 1 bij CvR) schrijft de financieel directeur van eiseres aan gedaagde:
“ Naar aanleiding van ons gesprek op 12 juni 2006 waarin u aangaf het niet eens te zijn met de rekening die u had ontvangen voor behandeling in het Ziekenhuis Lievensberg, zijn we overeengekomen dat u met betrekking tot nota 2383190 een bedrag van € 200,00 zou betalen en Lievensberg het restantbedrag van € 806,21 aan u zou crediteren, hetgeen wij gedaan hebben conform afspraak met nota VC60027.
Bij controle is gebleken dat u de nota 2383190 voor het volledige nota bedrag, te weten € 1.006,21, heeft ingediend bij uw verzekeringsmaatschappij Univé en deze door hen aan u is uitgekeerd. Wij verzoeken u daarom alsnog het bedrag wat in eerste instantie is gecrediteerd € 806,21 aan ons over te maken op bankrekening 23.20.16.038 o.v.v. nota 2383190 (…).”;
* Op 3 augustus 2005 had gedaagde een betaling betreffende de onderhavige nota van zijn verzekeraar ontvangen, waarbij -na aftrek van in de polis vastgelegd eigen risico van € 500,00- een bedrag van € 506,21 aan gedaagde werd betaald/vergoed door zijn zorgverzekeraar;
* Bij brief van 11 mei 2007 sommeert de huidige gemachtigde van eiseres gedaagde een bedrag van € 808,21, verhoogd met incassokosten, in totaal € 1.036,06 onmiddellijk te voldoen (productie 15 bij CvA);
* Bij antwoordschrijven (productie 15a bij CvA) bericht gedaagde aan betrokken gemachtigde dat hij niets verschuldigd is aan eiseres;
* Bij brief van 30 mei 2007 (productie 16 bij CvA) sommeert deze gemachtigde gedaagde opnieuw tot betaling onder aanzegging van gerechtelijke stappen bij uitblijven van betaling;
* Gedaagde reageert hierop bij aangetekende brief van 15 juni 2007 (bijlage 17 bij CvA);
* Op 17 oktober 2007 ontvangt gedaagde een zogenaamde “Laatste Kennisgeving” van de gemachtigde van eiseres (productie 18 bij CvA);
* Op 25 juli 2008 ontvangt gedaagde van de gemachtigde van eiseres een Kennisgeving tot Dagvaarding (productie 19 bij CvA /productie 1 bij dagvaarding);
* Gedaagde heeft op beide laatstgenoemde brieven (kennisgevingen) niet meer gereageerd;
* Op 31 maart 2009 is gedaagde uiteindelijk namens eiseres gedagvaard;
* De gemachtigde van eiseres heeft gedaagde laten registreren bij Experian, een krediet-informatiebureau, dat informatie verzamelt en beschikbaar stelt aan bedrijven en organi-saties, die bij verstrekking van hun producten of diensten een incassorisico lopen.
3.2 De kantonrechter heeft hierboven de vaststaande feiten zo compleet mogelijk trachten weer te geven ten einde een goed beeld te krijgen van de contacten en/of correspondentie, welke hebben/heeft plaatsgevonden tussen partijen sinds 7 maart 2005, zijnde de behandelingsdatum waarop de onderhavige nota betrekking heeft.
Kern van het geschil
3.3 De kern van het geschil tussen partijen gaat over de hoogte van de door eiseres aan gedaagde gezonden nota betreffende een medische behandeling d.d. 7 maart 2005 door gedaagde ondergaan in het ziekenhuis van eiseres. Eiseres brengt in deze nota d.d. 24 juni 2005 een totaalbedrag van € 1.006,21 aan gedaagde in rekening. De genoemde medische behandeling, zijnde een halfjaarlijkse controle bij een KNO-arts in combinatie met een audiogram, en de kwaliteit daarvan staan niet ter discussie.
3.4 Onweersproken staat verder vast, dat eiseres tot en met het jaar 2004 voor soortgelijke controles al dan niet in combinatie met een audiogram bedragen van ca. € 80,00 (exclusief audiogram) dan wel € 100,00 (inclusief audiogram) aan gedaagde in rekening heeft gebracht.
Gelet hierop heeft gedaagde naar het oordeel van de kantonrechter terecht vraagtekens geplaatst bij de hoogte van de onderhavige nota ad € 1.006,21, zijnde het 10-voudige van de eerdere nota’s. Het pleit zelfs voor gedaagde, dat hij dit soort nota’s niet ongecontroleerd doorstuurt aan zijn zorgverzekeraar voor betaling. Waarschijnlijk heeft gedaagde -gelet op zijn eigen risico van € 500,00 bij zijn zorgverzekeraar- ook belang bij deze controle.
3.5 Gedaagde dacht aanvankelijk aan “een foutje” aan de zijde van (de administratie van) eiseres. Bij brief van 13 februari 2006 blijkt eiseres echter te volharden bij de hoogte van de onderhavige nota. Na een mislukte poging van gedaagde om via zijn behandelend KNO-arts eiseres tot het opstellen van een andere nota te bewegen, wendt gedaagde zich tot het CTG (College Tarieven Gezondheidszorg). Met het antwoord van/namens het CTG, waarin het vermoeden wordt geuit dat eiseres een verkeerde code heeft geuit, wendt gedaagde zich opnieuw tot (de administratie van) eiseres. Ook nu volhardt eiseres bij de juistheid van de onderhavige factuur. Tijdens een gesprek met de financieel directeur van eiseres bereikt gedaagde vervolgens een minnelijk regeling. Afgesproken wordt dat gedaagde een bedrag van € 200,00 aan eiseres betaalt tegen finale kwijting. Later komt eiseres terug op deze minnelijke regeling omdat zij zegt te hebben vernomen, dat gedaagde de onderhavige factuur bij zijn zorgverzekeraar had ingediend. Eiseres vordert nu weer het volledige notabedrag van eiseres. Gedaagde volhardt van zijn kant bij het feit, dat hij met eiseres genoemde minnelijke regeling heeft bereikt en dat eiseres dus niets meer van hem te vorderen heeft. Gedaagde merkt bij dupliek nog op, dat hij de onderhavige nota, vergezeld van een protestbrief, op 16 juli 2005 heeft aangeboden bij zijn zorgverzekeraar. Tot zijn teleurstelling wenste deze zorgverzekeraar volgens geen actie richting eiseres te ondernemen. Gedaagde meent dat zijn zorgverzekeraar ten onrechte een bedrag van € 506,21 aan hem heeft overgemaakt. Gedaagde zegt in principe bereid te zijn om dit bedrag terug te storten aan zijn zorgverzeke-raar. Gedaagde benadrukt verder veel ongemak, ergernis en extra werk te hebben gehad aan deze gehele procedure.
3.6 Nu eiseres zich in deze procedure op het standpunt stelt, dat zij het volledige notabedrag van gedaagde te vorderen heeft, zal eiseres de juistheid van deze nota dienen te bewijzen.
De kantonrechter merkt op voorhand op dat ook hij vraagtekens plaatst bij de juistheid van deze nota zeker wat betreft de hoogte. De invoering van een nieuw declaratie-systeem, het werken met zogenaamde DCB’s (diagnose behandel combinaties) kan toch niet betekenen, dat plotseling voor eenzelfde halfjaarlijkse controle bij een KNO-arts in combinatie met het maken van een audiogram het 10-voudige in rekening wordt gebracht?
Is er niet toch sprake van een foutieve code? De kantonrechter zal eiseres hierna -in overeenstemming met haar bewijsaanbod- toelaten tot bewijs.
3.7 Het bevreemdt de kantonrechter wel, dat gemachtigde van eiseres kennelijk al heeft besloten om gedaagde aan te melden bij Experian. Dit met alle negatieve gevolgen voor gedaagde behorende bij een dergelijke registratie. Gedaagde voert immers nog steeds gemotiveerd verweer. Gedaagde heeft zijn tegeneis, om tot een verwijdering van deze registratie te komen in combinatie met het verbeuren van een dwangsom, te laat ingesteld.
Op grond van art. 137 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) had gedaagde deze (tegen)eis direct bij antwoord op deugdelijke wijze moeten instellen.
De kantonrechter zal gedaagde -gelet hierop- niet-ontvankelijk moeten verklaren in zijn tegenvordering (eis in reconventie).
3.8 In afwachting van de bewijsvoering door eiseres houdt de kantonrechter iedere verdere beslissing aan. Eiseres moet zelf maar beoordelen of zij in deze bewijsvoering wenst te treden. Indien eiseres geen verder bewijs aanlevert van de juistheid van haar nota, zal de kantonrechter de vordering van eiseres afwijzen en eiseres veroordelen in de kosten van dit geding. In dat geval past het eiseres ook indien zij (via haar gemachtigde) uit eigen beweging zorgdraagt voor verwijdering van bovengenoemde registratie van gedaagde bij Experian.
4. De beslissing
De kantonrechter:
laat eiseres toe en gelast haar voor zoveel nodig ambts¬halve om door alle middelen rechtens en speciaal door middel van getui¬gen te bewijzen:
"dat zij uit hoofde van de behandeling van gedaagde (een halfjaarlijkse controle in combinatie met een audiogram) op 7 maart 2005 een bedrag van € 1.006,21 van gedaagde te vorderen heeft, zoals nader omschreven in de nota d.d. 24-06-2005 met nummer 2383190.";
bepaalt dat deze zaak weer zal worden uitgeroepen ter terechtzitting van:
woensdag, 19 augustus 2009 om 11.00 uur
teneinde eiseres gelegenheid te geven zich erover uit te laten op welke wijze zij gemeld bewijs wil leveren en, indien zij dit wenst door middel van getuigen, alsdan de namen en woonplaatsen van die getuigen, alsmede de verhinderdata van haar gemachtigde, van de wederpartij en van de eventueel te horen getuigen op te geven, waarna een dag voor het verhoor van die getuigen zal worden bepaald;
bepaalt dat, voor het geval eiseres dat bewijs wenst te leveren door middel van het in het geding brengen van bescheiden, dat kan plaatsvinden op voormelde terechtzitting;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 29 juli 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.