ECLI:NL:RBBRE:2009:BJ1345

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
1 juli 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
533791 cv 09-1739
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing schadevergoeding bij diefstal bromfiets op basis van polisvoorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Breda op 1 juli 2009 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een particuliere verzekeringsnemer, en gedaagde, de besloten vennootschap Orion Direct Nederland B.V., over de vergoeding van schade na diefstal van een bromfiets. Eiseres had een bromfietsverzekering afgesloten voor twee bromfietsen, maar na de diefstal van de tweede bromfiets op 18 september 2008 weigerde gedaagde de schade te vergoeden. Gedaagde beroept zich op een bepaling in de polisvoorwaarden die stelt dat er geen vergoeding plaatsvindt voor schade door diefstal als het voertuig niet op de juiste wijze was beveiligd.

Eiseres stelde dat gedaagde zich niet op de polisvoorwaarden kon beroepen, omdat deze volgens haar geen deel uitmaakten van de verzekeringsovereenkomst. De kantonrechter oordeelde echter dat eiseres bij het aangaan van de verzekering via internet expliciet akkoord was gegaan met de toepasselijkheid van de polisvoorwaarden. De rechter concludeerde dat er geen sprake was van een nieuwe verzekeringsovereenkomst, maar van een wijziging van de bestaande overeenkomst. Eiseres had bovendien niet geprotesteerd tegen de inhoud van het polisblad, waarop de voorwaarden waren vermeld.

De kantonrechter wees de vordering van eiseres af en oordeelde dat gedaagde terecht had geweigerd de schade te vergoeden, omdat eiseres niet had voldaan aan de voorwaarden van de verzekering. Eiseres werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van gedaagde tot € 300,00 werden begroot, en in de nakosten van € 150,00. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 533791 CV EXPL 09-1739
vonnis d.d. 1 juli 2009
inzake
[eiseres], wonende te Utrecht,
eiseres, krachtens civiele toevoeging onder nr. [nummer],
gemachtigde: mr. J.L.A. van Eeuwijk, advocaat te Utrecht,
tegen
de besloten vennootschap Orion Direct Nederland B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Etten-Leur,
gedaagde,
gemachtigde mr. D.J. van der Kolk, advocaat te Rotterdam.
1. Het verloop van het geding
De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
1.1 het exploot van dagvaarding van 13 februari 2009, met producties;
1.2 de conclusie van antwoord, met producties;
1.3 de conclusie van repliek;
1.4 de conclusie van dupliek.
De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het geschil
Eiseres vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de veroordeling van gedaagde om aan haar te betalen een bedrag van
€ 1.348,00, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2008 tot de dag van voldoening, met veroordeling van gedaagde in de proceskosten.
Gedaagde concludeert tot het bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, niet-ontvankelijk verklaren van eiseres in haar vordering, althans tot afwijzing hiervan, met veroordeling van eiseres in de kosten van dit geding, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en -voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met wettelijke rente over de proceskosten te rekenen van bedoelde termijn voor voldoening, alsmede de veroordeling van gedaagde in de nakosten ad € 131,00 zonder betekening, dan wel € 199,00 in geval van betekening, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het vonnis en -voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn van voldoening. Voor zover in deze procedure niet in de nakosten veroordeeld kan worden, vordert gedaagde op grond van art. 237, lid 4 Rv afgifte van een bevelschrift waarin eiseres wordt veroordeeld tot betaling van de nakosten.
3. De beoordeling
3.1 De kantonrechter gaat uit van de navolgende tussen partijen vaststaande feiten:
* Op 23 februari 2007 heeft eiseres via internet bij gedaagde een bromfietsverzekering (polisnr. BRT-00328566) gesloten voor een bromfiets merk Kymco, type SA10, bouwjaar 2005, kenteken [X]. Een kopie van het polisblad is als productie 2 bij CvA overgelegd;
* Op 26 augustus 2008 sloot eiseres onder hetzelfde polisnummer een bromfietsverzekering voor een bromfiets merk Piaggio, type Zip, bouwjaar 2008, [Y]. Een kopie van het polisblad is als productie 1 bij dagvaarding en als productie 3 bij CvA overgelegd;
* Op 18 september 2008 heeft eiseres de diefstal van laatstgenoemde bromfiets bij gedaagde gemeld en verzocht zij tevens om vergoeding van de schade ad € 1.348,00;
* Gedaagde heeft geweigerd deze schade aan eiseres te vergoeden waarbij gedaagde zich beroept op artikel 15 sub 10 van de volgens haar toepasselijke polisvoorwaarden (BAI-0801). Artikel 15 van deze polisvoorwaarden luidt voor zover hier van belang:
“Geen vergoeding vindt plaats van: (…) 10. schade door diefstal indien het motorrijtuig bij stalling buiten niet met een deugdelijk ART-goedgekeurd ketting- of beugelslot aan een aard- of nagelvast voorwerp was bevestigd en wel zodanig dat diefstal slechts moge-lijk was na verbreking van het slot. (…)”.
3.2 Eiseres stelt zich in deze procedure op het standpunt, dat gedaagde zich alleen op het polisblad en niet op de polisvoorwaarden kan beroepen omdat deze voorwaarden volgens haar geen deel uit maken van de met gedaagde telefonisch gesloten verzekeringsovereen-komst. Eiseres zegt op 2 september 2008 van gedaagde alleen het in kopie bij dagvaarding overgelegde polisblad zonder polisvoorwaarden te hebben ontvangen.
De onderhavige bromfiets (merk Piaggio) is volgens haar overdag gestolen op 18 september 2008 toen deze voor haar deur stond beveiligd met een goedgekeurd kettingslot en een stuur-slot. Eiseres erkent dat de bromfiets ten tijde van de door haar gemelde diefstal niet aan een aard- en nagelvast voorwerp bevestigd was. Bij repliek handhaaft eiseres haar stellingen. Eiseres benadrukt voorts dat zij op 26 augustus 2008 een nieuwe verzekering heeft gesloten met betrekking tot een andere bromfiets en dat het hierbij niet ging om wijziging van de eerder gesloten verzekeringsovereenkomst. Eiseres stelt verder dat zij niet bekend was met het beding dat de verzekering tegen diefstal slechts zou gelden als de bromfiets ten tijde van het incident was vastgezet aan een aard- en nagelvast voorwerp. Dit beding werd haar volgens eiseres pas bekend toen zij de onderhavige schade claimde. Eiseres biedt bewijs aan van haar stellingen.
3.3 Gedaagde betwist uitdrukkelijk dat eiseres niet op de hoogte was, dan wel geacht kon worden te zijn met de inhoud van de volgens haar toepasselijke voorwaarden. Hierbij stelt gedaagde zich op het standpunt, dat eiseres niet pas op 26 augustus 2008 maar al op 23 februari 2007 via internet met haar de onderhavige verzekeringsovereenkomst heeft gesloten. Het in augustus 2008 opgemaakte polisblad ziet volgens gedaagde op een wijziging van een bestaande verzekeringsovereenkomst en niet op een nieuwe verzekering. Gedaagde wijst op het feit, dat op dit polisblad (met hetzelfde polisnummer) ook expliciet staat aange-tekend dat het een wijziging betreft en dat het een tweede (opvolgend) polisblad van een bestaande verzekering is. Bij het aangaan van de verzekering via internet is eiseres volgens gedaagde expliciet gewezen op de toepasselijkheid van de verzekeringsvoorwaarden. Eiseres heeft deze voorwaarden volgens gedaagde (door aanklikken) geaccepteerd en vervolgens met bijbehorend polisblad toegezonden gekregen. Ook na de telefonische wijziging van deze verzekeringsovereenkomst zijn volgens gedaagde de toepasselijke voorwaarden met het opvolgend polisblad toegezonden. Op beide polisbladen staat volgens haar vermeld welke voorwaarden van toepassing zijn. In beide voorwaarden (BAI-0801 resp. BAI-0511) staat hetzelfde “aard- en nagelvastbeding”. Nu eiseres onweersproken niet heeft voldaan aan de op haar rustende verplichting om haar bromfiets aan een aard- en nagelvast voorwerp vast te maken, zoals bepaald in het onderhavige art. 15, meent gedaagde niet gehouden te zijn om de door eiseres geclaimde schade te vergoeden. Voor zover zij al gehouden zou zijn tot schade-vergoeding dient hierop volgens gedaagde in elk geval het eigen risico ad € 150,00 in minde-ring te worden gebracht. Ook gedaagde biedt bewijs aan van haar stellingen.
3.4 De kantonrechter gaat direct voorbij aan het door/namens eiseres gevoerde verweer tegen de toepasselijkheid van de door gedaagde gehanteerde polisvoorwaarden. Bij het aangaan van de verzekeringsovereenkomst met gedaagde via internet heeft eiseres zich uitdrukkelijk akkoord verklaard met de toepasselijkheid van de door gedaagde gehanteerde polisvoor-waarden. Anders dan eiseres is de kantonrechter van oordeel, dat eiseres in augustus 2008 haar eerder gesloten overeenkomst met instemming van gedaagde slechts heeft gewijzigd. Er is derhalve geen sprake van een nieuwe verzekeringsovereenkomst.
Dit blijkt ook expliciet uit het door eiseres ontvangen (opvolgend) polisblad. Eiseres heeft tegen de inhoud van dit polisblad niet geprotesteerd. Op beide polisbladen staat hetzelfde polisnummer. Op dit opvolgend polisblad staat dat dit polisblad in verband met een wijziging aan eiseres is toegestuurd. Op dit polisblad staat ook vermeld dat de voorwaarden BAI-0809 op de gewijzigde overeenkomst van toepassing zijn. Onweersproken staat verder vast dat het zogenaamde “aard- en nagelvastbeding” inhoudelijk gelijk is in beide genoemde polisvoor-waarden. Door een “blote” betwisting van de ontvangst van deze poliswaarden, kan eiseres deze toepasselijkheid niet ontlopen. De omstandigheid, dat eiseres wellicht onvoldoende aandacht heeft geschonken aan de inhoud van deze polisvoorwaarden en daarmee ook aan het onderhavige beding, maakt dit niet anders. Samengevat is de kantonrechter van oordeel, dat eiseres bekend was dan wel bekend had kunnen zijn met de toepasselijke polisvoorwaar-den, waaronder het onderhavige beding. Dit maakt dat gedaagde op terechte gronden tot afwijzing van de door eiseres gevorderde schadevergoeding heeft kunnen besluiten. Mitsdien wordt de vordering van eiseres in deze procedure afgewezen.
3.5 Eiseres zal hierna als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten.
3.6 De door gedaagde gevorderde veroordeling in nakosten wordt vaak op grond van art. 237 lid 4 Rv afgewezen. De kantonrechter ziet daartoe echter geen aanleiding omdat deze nakosten goed te begroten zijn en omdat het verwijzen naar de afzonderlijke verzoekschrift-procedure teneinde een bevelschrift betreffende nakosten te verkrijgen zeker niet proces-economisch is. Om die reden zal de kantonrechter hierna de nakosten meteen begroten op de helft van het salaris wat aan proceskosten wordt toegewezen. Dit is in overeenstemming met wat conform vast beleid in een afzonderlijke verzoekschriftprocedure zou worden toegewe-zen. Eiseres heeft dit gedeelte van de vordering aan de zijde van gedaagde onweersproken gelaten.
4. De beslissing
De kantonrechter:
wijst de vordering van eiseres af;
veroordeelt eiseres in de kosten van dit geding, aan de zijde van gedaagde tot deze uit¬spraak begroot op € 300,00, aan salaris voor de gemachtigde van gedaagde, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en -voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over deze proceskosten te rekenen van bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt eiseres in betaling van de nakosten begroot op € 150,00, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit vonnis, en –voor het geval voldoening van de nakosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt- te vermeerderen met de wettelijke rente over de nakosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, kantonrechter, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van woensdag 1 juli 2009 in tegenwoordigheid van de griffier.