ECLI:NL:RBBRE:2009:BI1652

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
20 april 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801323-08 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Hopmans
  • mr. Kok
  • mr. Combee
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering door boekhouder/administrateur, gepleegd meermalen

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 20 april 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die als boekhouder/administrateur een bedrag van ruim 700.000 euro heeft verduisterd van haar opdrachtgever. De verdachte, die tijdens haar beroep het geld onder zich had, heeft dit bedrag meermalen verduisterd. De rechtbank heeft het beroep op psychische overmacht van de verdachte afgewezen, omdat niet is gebleken van omstandigheden die haar strafbaarheid uitsluiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Tevens is de verdachte ontzet van het recht om het beroep van boekhouder/administrateur uit te oefenen. De vordering van de benadeelde partij, die een schadevergoeding van 600.000 euro vorderde, is toegewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering, gepleegd door iemand die het goed uit hoofde van haar beroep onder zich heeft. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in haar oordeel meegewogen, maar heeft geconcludeerd dat een gevangenisstraf noodzakelijk is. De rechtbank heeft ook bepaald dat de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht op de onvoorwaardelijke gevangenisstraf.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/801323-08 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 20 april 2009
in de strafzaak tegen
[naam]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
raadsvrouw mr. A.K. Tiggelaar, advocaat te Rotterdam
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 6 april 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Reinders, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte als boekhouder/administrateur ongeveer € 700.000,= van haar opdrachtgever heeft verduisterd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op de aangifte van [slachtoffer] en de bekennende verklaring van verdachte. Uit financieel onderzoek is gebleken dat verdachte in totaal een bedrag van € 691.000,= heeft verduisterd.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw is van mening dat de rechtbank in principe tot een bewezenverklaring van het feit kan komen. Wel heeft zij de rechtbank verzocht om kritisch te kijken naar het totaalbedrag dat verdachte in de genoemde pleegperiode zou hebben verduisterd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
[slachtoffer] heeft op 9 november 2008 aangifte gedaan van verduistering door verdachte. De boekhouding binnen het Tilburgse bedrijf werd vanaf 1999 tot en met november 2008 uitgevoerd door verdachte [naam] onder de naam Quick Office Support LTD. Vanaf 2000 tot en met 2008 boekte verdachte stelselmatig geldbedragen van facturen dubbel over, dus zowel naar de betreffende crediteuren als naar enkele van haar eigen privé-rekeningen en/of bedrijfsrekeningen.
Verdachte heeft zelf ook bekend dat zij zich in de periode 2000 tot en met 2008 schuldig heeft gemaakt aan de haar tenlastegelegde verduistering.
De rechtbank heeft gekeken naar de berekening van het verduisterde geldbedrag over de periode 2000 tot en met 2008. In totaal zou er een bedrag van € 600.191,35 zijn verduisterd over de jaren 2000 tot en met 2003 en 2005 tot en met 2008. In 2004 is een bedrag van
€ 91.665,48 verduisterd. Voor wat betreft de overige jaren, acht de rechtbank de in het proces-verbaal d.d. 17-12-2008 becijferde bedragen juist, met uitzondering van de navolgende kanttekeningen.
De rechtbank heeft bij nadere bestudering van deze processen-verbaal vastgesteld dat over het jaartal 2008 ten onrechte een bedrag van € 13.844,02 in de berekening is meegenomen, nu dit bedrag ziet op rekeningnummer 5035.35.206, waarvan niet is komen vast te staan dat dit een rekeningnummer op naam van verdachte is. Daarentegen heeft men in 2007 ten onrechte níet in de berekening meegenomen het bedrag van € 34.705,46, dat destijds is overgeboekt naar rekeningnummer 1658.93.621, een rekening die op naam van verdachte stond. Naar het oordeel van de rechtbank komt de eindberekening derhalve op een bedrag van € 712.909,62.
Gelet op al deze omstandigheden acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich als boekhouder/administrateur schuldig heeft gemaakt aan verduistering, meermalen gepleegd.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen gelegen in de periode van 1 januari 2000 tot en met 10 november 2008 te Tilburg,
telkens opzettelijk geldbedragen (totaal ongeveer 700.000 euro), die toebehoorden aan [slachtoffer], en welke goederen verdachte uit hoofde van haar beroep van boekhouder/administrateur, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
De raadsvrouw heeft een beroep gedaan op de aanwezigheid van psychische overmacht aan de zijde van verdachte, waardoor er ontslag van alle rechtsvervolging als einduitspraak zou moeten volgen. Verdachte zou door enkele personen dusdanig bedreigd zijn dat zij geen andere mogelijkheid heeft gezien dan toe te geven aan de wensen van deze personen die haar bedreigden, met als gevolg dat verdachte is overgegaan tot het verduisteren van de geldbedragen, die zij vervolgens heeft moeten afgeven aan haar bedreigers.
De rechtbank acht – net als de officier van justitie – de verklaring van verdachte op dit punt ongeloofwaardig. Verdachte heeft steeds wisselende verklaringen afgelegd over de bedreigingen en de periode dat zij bedreigd zou zijn. Zo heeft verdachte bij de politie verklaard dat de bedreigingen pas vanaf 2004 zouden hebben plaatsgevonden, terwijl zij ter zitting weer heeft aangegeven dat de bedreigingen vanaf 2002 zijn begonnen.
Daarbij komt dat verdachte al vóór de start van de vermeende bedreigingen begonnen was met de verduisteringen, dat de geldbedragen die zij zou hebben moeten betalen lager zijn dan het totaal verduisterde bedrag en dat verdachte bovendien nooit aangifte van de vermeende bedreigingen heeft gedaan, terwijl zij tegen de door haar genoemde personen in 2007 wel aangifte heeft gedaan van oplichting en valsheid in geschrifte. Ten slotte is uit de getuigenverklaring van de echtgenoot van verdachte naar voren gekomen dat zelfs bij hem niets bekend was over de door verdachte genoemde ernstige bedreigingen voorafgaand aan de door verdachte gedane aangifte in 2007. Dit alles maakt de verklaring van verdachte naar het oordeel van de rechtbank ongeloofwaardig, zodat de rechtbank het beroep op psychische overmacht zal verwerpen.
Verdachte is derhalve strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar en met aftrek van voorarrest, en daarnaast ontzetting van verdachte uit het beroep van boekhouder/administrateur.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte na de opheffing van de voorlopige hechtenis nog twee dagen zonder titel in het huis van bewaring heeft verbleven. De raadsvrouw heeft om die reden verzocht om ook deze twee dagen in mindering te brengen op een eventueel op te leggen straf. Gedurende de periode van detentie is men in het huis van bewaring op zeer onzorgvuldige wijze omgegaan met de gezondheid van verdachte, aldus de raadsvrouw. Hierdoor is verdachte lang verstoken gebleven van enige medische hulp. De periode van voorlopige hechtenis is hierdoor onevenredig zwaar geweest, hetgeen zou moeten leiden tot een aanzienlijke vermindering van een eventuele straf. Ten slotte heeft de raadsvrouw aandacht gevraagd voor het feit dat verdachte een blanco strafblad heeft.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan verduistering, meermalen gepleegd. Over een periode van ongeveer 9 jaar heeft verdachte in haar beroep als boekhouder/administrateur een bedrag van ruim € 700.000,= verduisterd van haar opdrachtgever, zijnde [slachtoffer]. Door aldus te handelen heeft verdachte gedurende lange tijd ernstig misbruik gemaakt van het vertrouwen van haar opdrachtgever, hetgeen de rechtbank verdachte zeer kwalijk neemt. [slachtoffer] heeft in zijn aangifte ook gezegd dat hij zich vernederd, gekwetst en misbruikt voelt. Door het handelen van verdachte heeft hij eraan getwijfeld of zijn bedrijf wel financieel gezond was. Bovendien heeft verdachte haar opdrachtgever financieel erg benaderd.
Psycholoog [naam] heeft op 20 maart 2009 over verdachte gerapporteerd. Verdachte zou voor een deel in een eigen typische binnenwereld leven. Zij zou daarbij bijzondere gedachtevormingen en denkbeelden hebben die grenzen aan het waanachtige, maar het ook weer niet echt zijn. Verdachte heeft zich in een werksituatie laten meeslepen en heeft daarbinnen veel fantasieën ontwikkeld, waarin zij voor een deel zelf is gaan geloven.
De houding van verdachte sluit aan bij deze persoonlijkheidsstijl. Hoewel verdachte deels schuld bekent, neigt zij zich volgens [naam] ook te rechtvaardigen door naar anderen te wijzen. Haar lichamelijke klachten en de strijd aangaan met het onrecht lijken het leven van verdachte nu te beheersen. Verdachte lijdt in lichte mate aan schizotypische persoonlijkheidstrekken, maar was volledig toerekeningsvatbaar ten tijde van het tenlastegelegde.
Reclassering Nederland heeft in een voorlichtingsrapportage d.d. 4 februari 2009 onder meer vastgesteld dat er geen contra-indicaties zijn om aan verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank verder rekening met het blanco strafblad van verdachte en met de straffen die doorgaans voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Ook neemt de rechtbank in haar beoordeling mee dat verdachte met de nodige persoonlijke problemen te maken heeft en dat haar lichamelijke gesteldheid niet optimaal is. Dit zal resulteren in een enigszins lagere straf dan normaliter zou zijn opgelegd.
Alles afwegend komt de rechtbank tot het oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf voldoende recht doet aan de ernst van het feit en de persoon van de verdachte. Zij acht dan ook een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden noodzakelijk. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten 8 maanden, voorwaardelijk op te leggen. Met deze voorwaardelijke straf wordt beoogd verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank bepaalt hierbij dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, inclusief de twee extra dagen die verdachte ten onrechte in het huis van bewaring heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf.
Ingevolge artikel 325 lid 2 Wetboek van Strafrecht kan de verdachte die het misdrijf in zijn of haar beroep begaat, van de uitoefening van dat beroep worden ontzet. Zulks is ook door de officier van justitie gevorderd in deze zaak. De rechtbank is van oordeel dat, gelet op alle omstandigheden in deze zaak, een ontzetting van verdachte van de uitoefening van het beroep van boekhouder/administrateur passend en geboden is.
7 De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van
€ 600.000,=.
In tegenstelling tot hetgeen door de raadsvrouw van verdachte is betoogd, staat naar het oordeel van de rechtbank een eventuele civiele procedure niet in de weg aan een behandeling van de vordering benadeelde partij in het strafproces. De rechtbank zal derhalve inhoudelijk ingaan op de ingediende vordering.
De rechtbank begrijpt de vordering van de benadeelde partij zo, dat de benadeelde de geleden schade van de jaren 2000 tot en met 2003 en 2005 tot en met 2008 vordert. Naar alle waarschijnlijkheid heeft dit te maken met het feit dat er ten tijde van het indienen van de vordering nog geen eindbedrag over het jaar 2004 was vastgesteld. De rechtbank stelt dan ook vast dat deze vordering slechts ziet op de hiervoor genoemde jaren en dat de geleden schade over het jaar 2004 nog aan de civiele rechter ter beoordeling kan worden voorgelegd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de thans gevorderde schade van
€ 600.000,= een rechtstreeks gevolg is van het bewezen verklaarde feit en zij acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde is voldoende aannemelijk gemaakt zodat de vordering zal worden toegewezen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.
8 Het beslag
8.1 De teruggave aan de rechthebbende
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan Quick Office Support LTD, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8.2 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
9 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 24c, 27, 36f, 57, 321, 322 en 325 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
10 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
verduistering, gepleegd door haar die het goed uit hoofde van haar beroep onder zich heeft, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar voor het bewezen verklaarde;
Straffen
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht, inclusief de twee extra dagen die verdachte ten onrechte in het huis van bewaring heeft doorgebracht, in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Bijkomende straffen
- ontzet verdachte van het recht het beroep van boekhouder/administrateur uit te oefenen;
Beslag
- gelast de teruggave aan Quick Office Support LTD van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 1 tot en met 38, 40 tot en met 43 en 50;
- gelast de teruggave aan verdachte van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 44 tot en met 49 en 51 tot en met 53;
Benadeelde partijen
- veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van € 600.000,= ;
- veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], € 600.000,= te betalen, bij niet betaling te vervangen door 365 dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- bepaalt dat bij voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd. (BP.04)
Dit vonnis is gewezen door mr. Hopmans, voorzitter, mr. Kok en mr. Combee, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Korsten, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 20 april 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op een of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
januari 2000 tot en met 10 november 2008 te Tilburg, in elk geval in Nederland
(telkens) opzettelijk een of meer geldbedrag(en) (totaal ongeveer 700.000
euro), dat/die geheel of ten dele toebehoorde(n) aan M.H.J. van Dun en/of [slachtoffer], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en welk(e) goed(eren) verdachte uit hoofde van haar persoonlijke
dienstbetrekking of van haar beroep van/als boekhouder/administrateur, of
tegen geldelijke vergoeding, in elk geval anders dan door misdrijf onder zich
had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
art 321 Wetboek van Strafrecht
art 322 Wetboek van Strafrecht