ECLI:NL:RBBRE:2009:BH2187

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-981208-07
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Janssen
  • mr. Combee
  • mr. De Coninck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake mensensmokkel met meerdere verdachten en tapgesprekken

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Breda, is de verdachte beschuldigd van mensensmokkel in vereniging met anderen. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 20 en 21 januari 2009, waarbij de officier van justitie en de verdediging hun standpunten naar voren brachten. De rechtbank heeft op 4 februari 2009 uitspraak gedaan. De verdachte werd veroordeeld voor één transport van illegale vreemdelingen, terwijl hij voor de overige tenlastegelegde feiten werd vrijgesproken. De rechtbank baseerde haar oordeel op een aantal tapgesprekken tussen de verdachte en medeverdachten, waarin de betrokkenheid van de verdachte bij de smokkelactiviteiten werd aangetoond. De rechtbank concludeerde dat de verdachte medeverantwoordelijk was voor het transport van vreemdelingen, maar dat er onvoldoende bewijs was voor de andere feiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte strafbaar was, omdat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van twee maanden op, rekening houdend met de ernst van het feit en de rol van de verdachte in de smokkeloperaties. De beslissing berustte op de artikelen 10, 27, 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de overige tenlastegelegde feiten, maar verklaarde het bewezen dat hij medepleger was van mensensmokkel.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 981208-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 februari 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1978] te [geboorteplaats]
wonende te Den Haag
thans gedetineerd
raadsman mr. P.J. van den Hoogen, advocaat te Eindhoven
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 20 januari 2009 en 21 januari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Veurink, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feiten 1 tot en met 4, telkens: zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht alle vier de feiten wettig en overtuigend bewezen. Hij is van opvatting dat uit het dossier en met name de tapgesprekken blijkt dat verdachte onder meer diende als (eerste) opvang voor de illegalen in afwachting van hun reis naar Zweden. Ten aanzien van feit 1 wijst de officier van justitie op een tweetal tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte, waarbij verdachte onder meer aangeeft twee geiten te hebben, een aantal observaties waaruit blijkt dat verdachte twee personen overdraagt aan medeverdachte en het feit dat [medeverdachte ] die avond door de collega’s van de Duitse politie is aangehouden met twee illegalen in zijn auto.
De betrokkenheid van verdachte bij feit 2 blijkt eveneens uit een aantal tapgesprekken tussen verdachte en medeverdachte, waarbij het gaat over het klaar staan van lammetjes. Dit geldt eveneens voor feit 3: ook hierin is een aantal tapgesprekken opgenomen, waaruit duidelijk blijkt dat verdachte mensen heeft “klaar staan” om overgedragen te worden aan verdachte [medeverdachte ]. De betrokkenheid van verdachte bij feit 4 is af te leiden uit het feit dat verdachte geld heeft overgemaakt naar Zweden. Dit was een betaling voor een transport, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van de feiten. Daarbij stelt de verdediging zich in de eerste plaats op het standpunt dat de feitelijke gedragingen zoals in de dagvaarding zijn opgenomen, zoals het vervoeren van illegalen, het verlenen van onderdak, het onderhouden van contacten met Zweden en de financiële afhandeling van transporten niet door verdachte zijn vervuld.
Mocht uit de tapgesprekken al enige betrokkenheid van verdachte blijken, dan is zijn rol van zeer ondergeschikte betekenis geweest. De vraag is of daarmee aan het bestanddeel van behulpzaam zijn geweest wel wordt voldaan. Ten aanzien van feit 4 wijst de raadsman erop dat verdachte niet heeft ontkend dat hij de geldtransactie heeft verricht, hij heeft dit evenwel gedaan uit vriendendienst en wist niet dat dit verband hield met een mogelijk transport.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Feit 1 (zaaknummer 1 in het dossier)
In het dossier wordt gerelateerd dat medeverdachte [medeverdachte ] op 23 november 2007 door de Duitse politie is aangehouden bij de grensovergang ter hoogte van Zevenaar met in zijn auto twee illegalen. De rechtbank heeft moeten constateren dat in het dossier een proces-verbaal van de Duitse politie over de aanhouding van medeverdachte ontbreekt. Weliswaar is er een rechtshulpverzoek naar de Duitse autoriteiten uitgegaan waarin wordt gevraagd om overdracht van het dossier, doch het –overigens niet vertaalde – antwoord van de Duitse justitie hield in dat overdacht van het dossier niet mogelijk was, nu medeverdachte reeds een boete had gekregen. Nu een dergelijk proces-verbaal ontbreekt, blijven als bewijsmiddelen slechts over een tweetal tapgesprekken over lammetjes en een observatie en een tap, waaruit in combinatie kan worden afgeleid dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] contact met elkaar hebben en medeverdachte [medeverdachte ] uiteindelijk wegrijdt met twee onbekende personen.
Dit is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen, zodat verdachte hiervan zal worden vrijgesproken.
Feit 2 (zaaknummer 2 in het dossier)
Op 12 december 2007 wordt medeverdachte [medeverdachte 2] aangehouden op de A-12 Arnhem-Oberhausen ter hoogte van Duiven. Hij is in gezelschap van twee illegale vreemdelingen, te weten [de vreemdeling 1] en [de vreemdeling 2]. Uit de verklaringen van beide vreemdelingen kan worden afgeleid dat zij tegen betaling naar Zweden zouden worden gebracht. De vraag die door de rechtbank moet worden beantwoord, is de rol die verdachte zou hebben gehad in de doorreis van deze twee personen. In het dossier zitten een heleboel tapgesprekken, waaruit zou kunnen worden afgeleid dat verdachte op 4 en 6 december 2007 eerst één en later twee mogelijke illegalen heeft die vervoerd moeten worden. Nu [de vreemdeling 1] heeft verklaard pas op 10 december in Nederland te zijn aangekomen, lijkt het onwaarschijnlijk dat deze taps betrekking hebben op het vervoer van de twee vreemdelingen die bij medeverdachte [medeverdachte 2] in de auto zijn aangetroffen.
Daarnaast is er nog een tapgesprek van 12 december 2007 waarin medeverdachte [medeverdachte ] aan verdachte doorgeeft dat hij moet zorgen dat de lammetjes klaar staan, maar ook uit dit tapgesprek valt onvoldoende af te leiden dat dit betrekking heeft op de twee vreemdelingen. Niet alleen blijkt uit observaties en de verklaringen van beiden dat zij niet tegelijk in de auto zijn gestapt bij [medeverdachte 2], maar er zijn meer taps rond die datum met andere personen over het klaarstaan van lammetjes en het wegbrengen.
Gelet hierop kan de rol van verdachte bij dit transport niet worden vastgesteld. Gelet hierop acht de rechtbank dit feit niet wettig en overtuigend bewezen. Verdachte zal dan ook van feit 2 worden vrijgesproken.
Feit 3 (zaaknummer 4 in het dossier)
Uit tapgesprekken valt naar het oordeel van de rechtbank te reconstrueren dat in de periode van 24 december 2007 tot en met 30 december 2007 door medeverdachte [medeverdachte 2] met de auto twee of drie vreemdelingen naar Zweden zijn gebracht en dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] hierin een rol hebben gespeeld.
Het begint met een tapgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte ] op 24 december 2007, waarin verdachte tegen [medeverdachte ] zegt dat hij iemand moet bellen omdat er twee lammetjes zijn . Op 25 december 2007 belt [medeverdachte ] met [medeverdachte 2] met onder meer de mededeling dat hopelijk voor vrijdag twee stuks geregeld worden. [medeverdachte 2] hoopt dat het geen lastige mensen zijn, zoals die andere klanten die hij heeft weggebracht. Op 26 december 2007 belt verdachte nogmaals met [medeverdachte ] waarin hij zegt dat hij twee lammetjes heeft en dat medeverdachte [medeverdachte ] naar hem toe moet komen.
Uit een gesprek op diezelfde dag tussen beiden blijkt dat [medeverdachte ] verdachte is misgelopen, verdachte vraagt daarop wat hij met drie lammetjes moet doen. [medeverdachte ] zal hem terugbellen. De dag daarop –de 27ste - heeft medeverdachte [medeverdachte ] telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte 2]. [medeverdachte 2] is in Zweden, hij moet snel komen, volgens [medeverdachte ]. Hij heeft er drie. Diezelfde avond neemt [medeverdachte 2] contact op met [medeverdachte ] : hij zal om 23.00 uur in Den Haag zijn. Verdachte neemt eveneens op die avond weer contact op met [medeverdachte ] met de vraag: “wat moet ik met hun doen?” . [medeverdachte ] antwoordt dat zij morgenavond vertrekken, hij heeft net de chauffeur gesproken, die komt om 23.00 uur in Den Haag aan. Op 28 december is er weer contact tussen [medeverdachte ] en [medeverdachte 2] , waarin [medeverdachte 2] mededeelt dat hij pas morgen de auto heeft.
Diezelfde avond belt [medeverdachte ] naar verdacht[verdachte] met de mededeling dat die hoerenzoon vanavond niet zal gaan. Op 29 december belt [medeverdachte 2] naar [medeverdachte ] met de vraag of de lammetjes gereed zijn. Dit is het geval. Verdacht[verdachte] en [medeverdachte ] hebben daarop met elkaar contact. In dit gesprek en het daar vlak opvolgend gesprek zegt [medeverdachte ] tegen verdachte “hun gereed te maken over een uurtje.” Verdachte [naam] zegt dat er twee gereed zijn en misschien ga ik er drie van maken. Hierop antwoordt [medeverdachte ] dat hij tegen hem heeft gezegd dat het er drie zijn. Er is daarna weer contact tussen verdachte [naam] en verdachte [medeverdachte ] , waarin [verdachte] aan [medeverdachte ] vraagt waar hij is, hij staat achter het restaurant. [medeverdachte ] vraagt daarop of de spullen gereed zijn. Ja, antwoordt [verdachte], kom nu maar. [medeverdachte ] ontmoet [medeverdachte 2] vervolgens bij het Centraal Station. Dit valt af te leiden uit een tapgesprek waarin [medeverdachte ] vraagt aan [medeverdachte 2] waar hij is en waar hij de auto heeft geparkeerd. [medeverdachte 2] antwoordt bij het Centraal Station aan de kant van de taxi’s. Een dag later belt [medeverdachte 2] vanuit Zweden naar [medeverdachte ] . Op de vraag waar hij is, antwoordt [medeverdachte 2] dat ze zijn aangekomen en dat ze ook al zijn weggegaan.
Door het laatste tapgesprek staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte 2] daadwerkelijk met de vreemdelingen in Zweden is aangekomen. Mede gelet op de rest van het dossier is de rechtbank van oordeel dat deze vreemdelingen niet legaal in Nederland verbleven. Immers, uit het dossier blijkt dat medeverdachte [medeverdachte 2] in een aantal gevallen daadwerkelijk met illegale vreemdelingen is aangehouden en de werkwijze in die zaken dezelfde is als in deze zaak. De rechtbank wijst daarbij onder meer op het versluierd taalgebruik in de tapgesprekken en het ’s nachts rijden. De rol van verdachte [naam] kan eveneens afdoende uit deze tapgesprekken worden afgeleid: hij heeft gezorgd voor de “levering” van deze personen. Deze rol is ook een zodanige dat hij medeverantwoordelijk is voor het transport en derhalve als medepleger kan worden aangemerkt. Dit feit kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Feit 4 (zaaknummer 6 in het dossier)
In deze zaak, waarbij de verdenking er uit bestaat dat er drie illegale vreemdelingen in de periode van 11 tot en met 14 januari 2008 vanuit Nederland via Duitsland naar Zweden zijn gebracht, komt verdachte in de tapgesprekken pas in beeld nadat bedoeld transport zou hebben plaatsgevonden. Verdachte zou – zoals hij ook zelf heeft erkend- een bedrag van 2800 euro hebben opgehaald voor verdachte [medeverdachte ] bij een onbekende man in Den Haag. Van dit bedrag zou verdachte 500 euro hebben overgemaakt namens [medeverdachte ] naar Zweden. Ook dit laatste heeft verdachte erkend. Hij heeft verklaard dat hij dit beschouwde als een vriendendienst.
Uit het dossier is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende gebleken dat verdachte wist dat deze betaling verband hield met dit transport. Ook overigens blijkt niet van enige betrokkenheid van verdachte bij dit transport.
Gelet hierop kan feit 4 niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard. Verdachte zal daarom van dit feit worden vrijgesproken.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
3.
in de periode van 24 tot en met 30 december 2007 in Den Haag en (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, drie, althans meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met mededader(s) over het transport van bovengenoemde
persoon/personen en
- de financiële kant van de doorreis door Nederland van bovengenoemde persoon/personen
(mede) geregeld en
(aldus) de doorreis door Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gefaciliteerd.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 18 maanden met aftrek van voorarrest.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft betoogd dat de eis van de officier van justitie veel te hoog is. De verdediging verwijst in verband met de hoogte van een eventueel op te leggen straf naar een tweetal uitspraken in andere mensensmokkelzaken (rechtbank Zutphen, LJN: BG2157 en rechtbank Zwolle, LJN: BG5459). In deze zaken was telkens sprake van meerdere smokkelincidenten en een groot aantal gesmokkelde personen en zijn flink lagere straffen opgelegd dan tegen de verdachte wordt geëist. Daarnaast heeft de raadsman betoogd dat de officier te weinig rekening heeft gehouden met de zeer beperkte rol van verdachte in het geheel.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. Hoewel zijn naam met enige regelmaat in het omvangrijke dossier voorkomt, ook bij meerdere incidenten, is zijn betrokkenheid slechts bij een transport echt duidelijk geworden. In dat transport heeft verdachte gezorgd voor “de levering” van twee illegalen vreemdelingen.
Verdachte heeft aldus niet alleen misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de betrokken illegalen, doch hij heeft ook ertoe bijgedragen dat het in Europees verband tot stand gekomen beleid met betrekking tot de bestrijding van illegale toegang tot of doorreis door de Schengen-gemeenschap wordt doorkruist.
Gelet op de ernst van het feit vindt de rechtbank dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf in deze zaak en in de zaak van zijn medeverdachten niet alleen rekening gehouden met het aantal transporten en het aantal gesmokkelde vreemdelingen, doch ook met de wijze waarop de transporten hebben plaatsgevonden en het geld dat daarmee is verdiend. Er zijn geen aanwijzingen dat de gesmokkelden een onmenselijke behandeling ten deel is gevallen noch dat er torenhoge bedragen met de smokkel werden verdiend.
Aansluiting zoekend bij de oriëntatiepunten voor illegaal verblijf in Nederland (twee maanden gevangenisstraf) heeft de rechtbank als uitgangspunt gehanteerd twee maanden per gesmokkelde vreemdeling. In gematigde zin hebben vervolgens meegespeeld de hiervoor genoemde omstandigheden en de rol die verdachte heeft gespeeld. Daarnaast is gekeken naar de straffen die de medeverdachten zijn opgelegd. Nu de betrokkenheid van verdachte slechts bij een transport is vastgesteld, is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf van twee maanden passend is.
De rechtbank is hiermee in aanzienlijke mate afgeweken van de eis van de officier van justitie. Dat hangt mede samen met het feit dat de rechtbank veel minder feiten wettig en overtuigend bewezen heeft geacht dan de officier van justitie.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27, 47 en 197a van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 1, 2 en 4 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Feit 3: medeplegen van mensensmokkel;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 2 maanden;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Combee en mr. De Coninck, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 februari 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan genoemde verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 18 tot en met 23 november 2007 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte twee, althans één of meer personen van Irakese afkomst, te weten [de vreemdeling 3] en/of [de vreemdeling 4], in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto vervoerd naar Duitsland en/of
- bovengenoemde persoon/personen één of meer dagen onderdak verleend en/of
- op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland en/of de toegang tot Duitsland, zijnde een lidstaat van de Europese Unie, van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland en/of de toegang tot Duitsland, zijnde een lidstaat van de Europese Unie, van bovengenoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 1, blz. 217 ev))
2.
hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 12 december 2007 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte twee, althans één of meer personen van Irakese afkomst, te weten [de vreemdeling 1] en/of [de vreemdeling 2], in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto vervoerd richting Duitsland en/of
- bovengenoemde persoon/personen één of meer dagen onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader(s) over het transport van bovengenoemde persoon/personen en/of
- die bovengenoemde persoon/personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 2, blz. 240 ev)
3.
hij in of omstreeks de periode van 24 tot en met 30 december 2007 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte drie, althans één of meer personen van Irakese afkomst, in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en/of
- bovengenoemde persoon/personen één of meer dagen onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader()s) over het transport van bovengenoemde persoon/personen en/of
- die bovengenoemde persoon/personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- één of meer geldbedragen overgemaakt naar Zweden ten behoeve van het transport van bovengenoemde persoon/personen, in elk geval op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 4, blz. 335 ev)
4.
hij in of omstreeks de periode van 11 tot en met 14 januari 2008 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte drie, althans één of meer personen van Irakese afkomst, in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en/of
- bovengenoemde persoon/personen één of meer dagen onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader(s) over het transport van bovengenoemde persoon/personen en/of
- die bovengenoemde persoon/personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- één of meer geldbedragen overgemaakt naar Zweden ten behoeve van het transport van bovengenoemde persoon/personen, in elk geval op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 6, blz. 372 ev)