ECLI:NL:RBBRE:2009:BH2077

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 februari 2009
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02-981207-07
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • mr. Janssen
  • mr. Combee
  • mr. De Coninck
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mensensmokkel en bezit van valse reisdocumenten

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 4 februari 2009 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mensensmokkel en het in bezit hebben van valse of vervalste reisdocumenten. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met medeverdachten, betrokken was bij meerdere transporten van illegale vreemdelingen van Nederland naar andere Europese landen, waaronder Duitsland en Zweden. De verdachte speelde een organiserende rol in deze transporten, waarbij hij zorgde voor de aanlevering van vreemdelingen, het regelen van chauffeurs en het ontvangen van betalingen voor de smokkelactiviteiten. De rechtbank heeft op basis van tapgesprekken en getuigenverklaringen geconcludeerd dat de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de vreemdelingen wederrechtelijk toegang of doorreis door Nederland kregen. Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van het in bezit hebben van valse reisdocumenten, waaronder een Hongaars en Italiaans paspoort, waarvan de rechtbank oordeelde dat deze documenten vals of vervalst waren. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en heeft de teruggave van in beslag genomen voorwerpen gelast aan de rechthebbende.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 981207-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 4 februari 2009
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [1968] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsman mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zittingen van 20 januari 2009 en 21 januari 2009, waarbij de officier van justitie, mr. Veurink, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feiten 1 tot en met 8, telkens: zich samen met anderen schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel;
Feit 9: valse dan wel vervalste reisdocumenten in zijn bezit heeft gehad.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan mensensmokkel (feiten 1 tot en met 8) en het in bezit hebben van valse dan wel vervalste reisdocumenten (feit 9). Hij is van mening dat uit het dossier en met name de vele tapgesprekken blijkt dat verdachte de grote organisator is geweest van de tenlastegelegde transporten van illegale vreemdelingen naar Duitsland, Zweden en Denemarken. Zo onderhield verdachte intensief vanaf het begin af aan alle contacten met zijn medeverdachten, zorgde hij ervoor dat de transporten betaald werden, dat ook chauffeur van het transport betaald werd, leverde een aantal keren zelf vreemdelingen af bij de chauffeur van de transporten en hield nauwlettend de transporten in de gaten en fungeerde tenslotte als aanspreekpunt voor nieuwe transporten.
Feit 9 acht hij wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangetroffen reisdocumenten in de woning van verdachte en de processen-verbaal van bevindingen waarin de resultaten van het ingestelde onderzoek naar de echtheid van de documenten worden weergegeven.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging merkt in zijn algemeenheid op dat uit het dossier niet kan worden afgeleid dat verdachte een organiserende rol heeft gehad. Evenmin is er bewijs voor het ‘in de uitoefening van zijn beroep of gewoonte’ zoals in de dagvaarding is opgenomen. Voorts zet de verdediging vraagtekens bij de betrouwbaarheid van de verklaring van medeverdachte [medeverdachte]. Daarnaast is de verdediging niet in staat geweest de betrouwbaarheid van een aantal getuigen(verklaringen) te toetsen, omdat deze getuigen niet te traceren zijn. Dit mag niet in het nadeel van verdachte werken. Ten aanzien van de diverse feiten is de verdediging van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen van feit 1, omdat niet blijkt dat verdachte op enigerlei wijze betrokken is geweest bij dit transport. Ook voor feit 2 dient hij vrijgesproken te worden, omdat er alleen tapgesprekken zijn en uit het dossier niets blijkt over de verblijfsstatus van de vervoerde personen. Voorts dient hij van feit 3 vrijgesproken te worden, nu er alleen tapgesprekken zijn en uit het dossier niets blijkt over de verblijfstatus van de vervoerde personen. Ten aanzien van feit 4 merkt de verdediging op dat niet uit het dossier kan worden afgeleid dat deze personen naar Zweden zijn gebracht, zodat vrijspraak dient te volgen. Feit 6 kan evenmin bewezen worden, omdat er sprake is van een poging, en dus niet van een voltooid delict, om een illegale vreemdeling naar Zweden te smokkelen. Bij feit 7 is niet gebleken dat ten aanzien van [de vreemdeling] gehandeld is uit winstbejag, zodat hij van dit onderdeel vrijgesproken dient te worden. Voor feit 8 is onvoldoende bewijs voor medeplegen van de mensensmokkel. Het bedrag van € 1500 kan heel goed over de auto gaan waarover in een tapgesprek is gesproken. Tenslotte dient verdachte partieel van feit 9 vrijgesproken te worden, omdat de aangetroffen identiteitskaarten en het nationaliteitsbewijs geen reisdocumenten zijn, zoals tenlastegelegd.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Alvorens per feit na te gaan of er voldoende wettig en overtuigend bewijs is zal de rechtbank eerst ingaan op het algemene verweer van de verdediging over de betrouwbaarheid van de getuigen(verklaringen).
Betrouwbaarheid van de niet-gehoorde getuigen
De rechtbank stelt vast dat het verweer van de verdediging op dit punt ziet op twee categorieën:
- personen wiens namen regelmatig over de tap komen, doch wiens identiteit onvoldoende vast is komen te staan om hen op te sporen en te horen;
- personen van wie wel een getuigenverklaring in het dossier is opgenomen, doch die naderhand niet gehoord zijn, omdat zij niet meer te traceren zijn.
Ten aanzien van de eerste categorie merkt de rechtbank op dat dit de interpretatie van een aantal gesprekken weliswaar bemoeilijkt, doch dit niet met zich brengt dat bedoelde gesprekken niet voor het bewijs kunnen worden gebruikt.
Ten aanzien van de tweede categorie merkt de rechtbank op dat, gelet op de jurisprudentie van de Hoge Raad op dit punt, dergelijke verklaringen wel voor het bewijs mogen worden gebruikt, mits deze verklaringen voldoende worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Met inachtneming hiervan heeft de rechtbank per feit de bewijsmiddelen gewogen.
Bij de afzonderlijke feiten wordt waar nodig aan de mogelijke betrouwbaarheid aandacht besteed.
Feit 1 (zaaknummer 2 in het dossier)
Uit tapgesprekken valt naar het oordeel van de rechtbank te reconstrueren dat in de periode van 4 december 2007 tot en met 12 december 2007 medeverdachte [medeverdachte] met de auto twee vreemdelingen richting Duitsland heeft vervoerd en dat verdachte en zijn medeverdachten bij het transport van deze vreemdelingen een rol hebben gespeeld.
Op 12 december 2007 omstreeks 21.55 uur wordt medeverdachte [medeverdachte] op de A12 Arnhem – Oberhausen ter hoogte van de gemeente Duiven aangehouden in aanwezigheid van twee vreemdelingen genaamd [de v[de vreemdeling], geboren te [geboorteplaats] en [de vreem[de vreemdeling], geboren te [geboorteplaats] . Uit onderzoek is gebleken dat voornoemde vreemdelingen niet rechtmatig op Nederlands grondgebied verbleven. [de vreemdeling] heeft verklaard dat hij de chauffeur sinds gisteren (de rechtbank begrijpt: 12 december 2007) kent. Hij is met de trein van Zwolle naar Utrecht gegaan en heeft vervolgens contact met de chauffeur gehad. De chauffeur zei hem naar Den Haag te komen. Daar spraken zij af. De chauffeur had hem gebeld. De andere persoon zat al in de auto.
De chauffeur zou hem naar Zweden brengen en daarvoor zou hij € 500,00 betalen. [de vreemdeling] heeft verklaard dat hij in Den Haag naar een vriend in Zweden heeft gebeld. Hij had beloofd om de rit naar Zweden te betalen. Zijn vriend zou het geld wat voor de smokkel betaald moest worden, bij aankomst betalen. De Zweedse vriend heet [naam]. Nadat hij op 12 december 2007 aan het begin van de avond was ingestapt, was de chauffeur in het Koerdisch constant aan het bellen. Het ging om een adres waar de tweede gesmokkelde persoon moest worden opgehaald. Tenslotte verklaart hij dat hij geen paspoort heeft. [de vreemdeling] verklaart voorts dat de andere gesmokkelde en de smokkelaar met een Koerdisch accent spraken. Hij hoorde dat de andere gesmokkelde tegen de chauffeur zei dat zijn verblijfsvergunning was ingetrokken.
De rechtbank stelt vast dat de verklaringen van [de vreemdeling] en [de vreemdeling] worden ondersteund door de volgende observaties en de tapgesprekken. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] spreken op 12 december 2007 af dat zij elkaar bij treinstation Den Haag Hollands Spoor ontmoeten. Tijdens een volgend gesprek tussen [betrokkene] en [betrokkene] wordt medegedeeld dat er twee lammetjes klaar staan en dat [betrokkene] naar kapper [naam] moet komen.
Tijdens de observatie wordt gezien dat op 12 december 2007 te 15.45 uur een Volkswagen Golf met kenteken [kenteken] geparkeerd staat in de [straat] te Den Haag. Op 12 december 2007 om 16.04 uur wordt gezien dat verdachte samen met een onbekend persoon in de Golf stapt en wegrijdt. Om 16.41 uur wordt gezien dat verdachte en de man kapperszaak [naam] betreden. Om 17.08 uur wordt gezien dat verdachte en de onbekende man de kapperszaak verlaten en dat de man spullen in de kofferruimte van de Golf plaatst en dat verdachte als bestuurder met de auto wegrijdt. Om 17.30 uur vindt een gesprek plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waarin zij een afspraak maken om elkaar te ontmoeten. Om 18.47 uur vindt er een gesprek plaats tussen verdachte en [betro[betro[betro[betrokkene], waarin verdachte zegt dat er één klaar staat. Om 18.49 uur wordt gezien dat de BMW met kenteken [kenteken] op de [straat] te Den Haag stopt en dat de bestuurder naar de bijrijderskant van de Golf loopt. Om 19.04 uur is er een gesprek tussen verdachte en [betrokkene] waarin verdachte zegt dat medeverdachte [medeverdachte] vanavond met 2 weg gaat.
Verder zegt [betrokkene] tegen verdachte dat het niet de eerste keer is dat zij dit werk doen en dat als de klanten zijn ingeladen, er geld voor de terugkeer betaald moet worden. Om 19.06 uur wordt gezien dat verdachte en een man uit de Golf stappen, de spullen van de man uit de kofferbak pakken en samen met een andere man weglopen. Om 19.35 uur wordt gezien dat de BMW stopt tegenover het Centraal Station te Den Haag en dat er contact wordt gemaakt met een onbekende man. Om 19.44 uur wordt waargenomen dat twee mannen in de BMW stappen en wegrijden. Om 21.55 uur werd de BMW op de rijksweg A12 vlak voor de grens met Duitsland nog door het observatieteam gezien . Kort daarop wordt de BMW aangehouden Op 15 december 2007 om 10.58 uur vraagt [betrokkene] aan verdachte of er nieuws is, waarop verdachte antwoordt dat zij zijn aangehouden. Op 19 december 2007 om 15.02 uur is er een gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waarin [medeverdachte] verklaart dat het aan zijn kant niet goed gaat en dat hij is aangehouden vanwege die twee viezeriken.
Gelet op bovenstaande staat het naar het oordeel van de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk het plan had om met de vreemdelingen richting Duitsland en Zweden te reizen. Mede gelet op de verklaringen van [de vreemdeling] en [de vreemdeling] staat voor de rechtbank vast dat deze vreemdelingen niet legaal in Nederland verbleven. De rol van verdachte kan eveneens afdoende uit deze tapgesprekken worden afgeleid: hij heeft een organiserende rol gespeeld. Deze rol is zodanig dat verdachte medeverantwoordelijk is voor het transport en derhalve als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie. Dit terwijl hij wist dan wel ernstig moest vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was. Het verweer van de raadsman dat verdachte niet bij dit feit betrokken is, wordt door de rechtbank verworpen. Uit het vorenstaande blijkt dat verdachte in ieder geval 1 persoon heeft gebracht naar een plaats waar deze persoon in de auto bij de chauffeur kon stappen. Bovendien wist hij dat er sprake was van 2 personen. Dit blijkt niet alleen uit zijn ontmoeting met [medeverdachte], maar ook uit het tapgesprek dat hij kort daarvoor met [betrokkene] heeft gevoerd . Tenslotte merkt de rechtbank op dat nu de verklaring van [de vreemdeling] wordt ondersteund door de verklaring van [de vreemdeling], de taps en de observaties deze verklaring voor het bewijs kan worden gebruikt, ook al is de verdediging niet in de gelegenheid geweest [de vreemdeling] opnieuw te horen.
Feit 2 (zaaknummer 3 in het dossier)
Uit tapgesprekken valt naar het oordeel van de rechtbank te reconstrueren dat in de periode van 19 december 2007 tot en met 25 december 2007 door medeverdachte [medeverdachte] met de auto vreemdelingen richting Zweden zijn vervoerd en dat verdachte en zijn medeverdachten bij dit transport een rol hebben gespeeld.
Op 19 december 2007 te 16.46 uur is er een gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waarin zij afspreken elkaar te treffen bij Centraal Station Rotterdam. Om 20.14 uur vindt er een gesprek plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2]. Verdachte vraagt of het lammetje voor morgen gereed staat. [medeverdachte 2] zegt dat het lammetje klaar staat, maar dat het wel hierheen gebracht moet worden. Verdachte zegt dat hij hen morgen (de rechtbank begrijpt: 20 december 2007) laat vertrekken. Verdachte zegt dat hij morgen wel komt, maar [medeverdachte 2] moet wel laten weten hoeveel het er zijn, waarop [medeverdachte 2] antwoordt dat het er één is. Verdachte zegt dat [medeverdachte 2] meer geld moet vragen en dat als er 100 euro over blijft dat ook wel voldoende is. Verdachte zegt [medeverdachte 2] dat hij anders [betrokkene] moet bellen, zodat hij er ook 1 brengt en dat zij er dus 2 van maken. Verdachte zegt dat morgenavond zeker is en zegt voorts dat hij laat in de avond gaat, dat het goed is als hij om 01.00 uur zal rijden en dat hij ook voor hem gaat rijden totdat zij Duitsland gepasseerd zijn.
Op 20 december 2007 om 12.26 uur deelt verdachte aan medeverdachte [medeverdachtedachte 3] mede dat hij ervoor moet zorgen dat om 22.00 uur een persoon kebab klaar staat. [medeverdachtedachte 3] deelt mede dat hij hem zo zal opbellen. In een gesprek om 14.35 uur tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte 2] deelt [medeverdachte 2] mede dat het er 2 zijn geworden. Om 16.12 uur deelt [medeverdachte 2] mede dat er eentje bij hem is maar als de chauffeur komt, komt hij naar Rotterdam toe want hij weet de weg niet. Verdachte zegt dat het goed is dat hij om 22.00 uur daar is. [medeverdachte 2] zegt dat tegen hem dat hij er om 22.00 uur moet zijn en dat hij zijn nummer aan hem zal geven.
In een gesprek om 18.47 uur deelt verdachte aan medeverdachte [medeverdachte] mede dat [medeverdachte] er om 22.00 uur moet zijn. Verdachte geeft aan dat [medeverdachte] naar Rotterdam moet komen. Om 20.09 uur deelt verdachte aan medeverdachte [medeverdachtedachte 4] mede dat hij met de auto van het werk komt, dat hij hen meeneemt en hen overdraagt aan de man/persoon in Rotterdam. Om 21.49 uur deelt [medeverdachte 2] aan verdachte mede dat die jongen op het station is, waarop verdachte zegt dat de jongen op het station moet wachten, omdat verdachte op de chauffeur wacht. Verdachte deelt mede dat hij die jongen meteen bij de chauffeur neerzet en dat hij die andere alleen zal brengen. Verdachte zegt om 22.26 uur tegen [medeverdachte 2] dat de jongen naar de ingang van het Holland Casino moet komen, alwaar verdachte hem zal ophalen. [medeverdachte 2] geeft aan dat de jongen voor het Holland Casino staat. Om 23.16 uur zegt verdachte tegen [medeverdachte] dat hij er niet was. Verdachte gaat nu een andere jongen ophalen. Verdachte deelt verder mede dat hij er nu een aantal bij zich heeft en dat hij nu die andere gaat ophalen. [medeverdachte] vraagt hoe laat verdachte vertrekt en deelt mede dat zij geen kleren bij zich moeten hebben. Verdachte zal 10 euro aan [medeverdachte] geven om te tanken. Op 21 december 2007 om 00.34 uur vraagt verdachte aan [medeverdachte] waar hij is. [medeverdachte] zegt dat hij er zo aan komt. Om 01.56 uur vraagt [medeverdachte] aan verdachte hoe die weg heet. Verdachte zegt Enschede en dan Gronau. Verdachte verzoekt [medeverdachte] hem morgen vanuit Malmö te bellen.
Om 02.03 uur zegt verdachte tegen [medeverdachte] dat hij niet via de officiële grens moet gaan. Om 14.17 uur deelt verdachte aan [medeverdachte 2] mede dat ze nog niet gebeld hebben, maar dat zij wel zullen bellen. In een gesprek om 14.26 uur deelt [medeverdachte] aan verdachte mede dat zij aangekomen zijn. Verdachte spreekt met een NN-man die bevestigde dat hij veilig was aangekomen. Verdachte wenst dat de NN-man een verblijfsvergunning krijgt. Verdachte zegt tegen [medeverdachte] dat hij moet berekenen hoeveel geld het is. [medeverdachte] zegt 220 euro. Verdachte zegt dat hij het bedrag over 2 uur zal overmaken, maar hij moet naam en nummer naar verdachte sturen. [medeverdachte] zegt dat hij met [betrokkene] een bedrag van 800 euro is overeengekomen. Verdachte zegt dat er per klant 500 à 600 euro is. Verdachte zal 1500 euro aan [medeverdachte] overmaken. Om 14.37 uur wordt een sms-bericht verzonden: [naam], [nummer]. Om 17.33 uur is er een gesprek tussen verdachte en [medeverdachte 2] waarin verdachte zegt dat hij naar Den Haag moet om het geld over te maken. [medeverdachte 2] zegt dat zij van die andere van de familie/kennis van [betrokkene] morgen om 11.00 uur het geld in ontvangst moeten gaan nemen. Verdachte vraagt of het geld bij [betrokkene] is gedeponeerd, waarop hij zegt dat het geld van een van hen bij hem is. Verdachte zegt dat wat die andere betreft hij het vanavond in ontvangst zal nemen en zal overmaken. In een gesprek om 17.36 uur deelt [medeverdachte 2] aan verdachte mede dat hij van die van Den Haag 1000 heeft gekregen en die andere voor 12,5. Verdachte zegt dat hij 1850 moet overmaken en het resterende moet gehalveerd worden.
Op 22 december 2007 om 14.43 uur belt verdachte met [medeverdachte], waarin [medeverdachte] zegt dat de twee jongens die hij naar Zweden heeft gebracht klootzakken waren. [medeverdachte] zegt dat hij 150 euro heeft gekregen, waarop verdachte zegt dat hij nog naar Den Haag moet om het geld in ontvangst te nemen. Tenslotte zegt verdachte tegen [medeverdachte] dat hij het geld op naam van [naam] naar [medeverdachte] gaat overmaken. Om 17.34 uur is er een gesprek tussen verdachte en [betrokkene] waarin verdachte zegt dat [medeverdachte 2] 1300 à 1400 euro heeft opgestuurd, omdat hij vandaag met hem gesproken had. Vervolgens vindt om 18.08 uur een gesprek plaats tussen verdachte en [medeverdachte] waarin verdachte zegt dat hij het geld op naam van [medeverdachte] heeft overgemaakt via de Forexbank op het station. Na onderzoek is gebleken dat op 22 december 2007 bij het GWK Travelex aan het Stationsplein te Den Haag een money-transfer is uitgevoerd in opdracht van medeverdachte [naam] en dat het te verzenden bedrag 1300 euro was. Op 23 december 2007 werd dit geldbedrag in ontvangst genomen bij de Forex Bank te Stockholm, Zweden door medeverdachte [medeverdachte]
Door het tapgesprek van 21 december 2007 te 14.26 uur staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk met de vreemdelingen in Zweden is aangekomen. Gelet op het feit dat de reis niet via de officiële grens mocht gaan, dat ’s nachts gereden werd, het versluierd taalgebruik, en gelet op het tapgesprek over de verblijfsvergunning kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat deze vreemdelingen niet legaal in Nederland verbleven. De rol van verdachte kan eveneens afdoende uit deze tapgesprekken worden afgeleid: hij heeft een organiserende rol gespeeld. Deze rol is ook een zodanige dat hij medeverantwoordelijk is voor het transport en derhalve als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank is daarom van oordeel dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie. Het verweer van de verdediging dat verdachte niet op de hoogte was van de verblijfstatus van de vreemdeling, wordt verworpen. De rechtbank wijst nogmaals op het tapgesprek waarin verdachte aangeeft dat hij hoopt dat de gesmokkelde een verblijfsvergunning zal krijgen. Gelet op deze uitspraak is de rechtbank van oordeel dat verdachte wist dan wel ernstig moest vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was. Ook dit feit kan naar het oordeel van de rechtbank wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Feit 3 (zaaknummer 4 in het dossier)
Uit tapgesprekken valt naar het oordeel van de rechtbank te reconstrueren dat in de periode van 24 december 2007 tot en met 30 december 2007 door medeverdachte [medeverdachte] met de auto twee à drie vreemdelingen naar Zweden zijn gebracht en dat verdachte en medeverdachte [medeverdachtedachte 3] bij dit transport een rol hebben gespeeld.
Het begint met een tapgesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachtedachte 3] op 24 december 2007, waarin [medeverdachtedachte 3] tegen verdachte zegt dat hij iemand moet bellen omdat er twee lammetjes zijn . Op 25 december 2007 belt medeverdachte [medeverdachtedachte 3] met [medeverdachte] met onder meer de mededeling dat hopelijk voor vrijdag twee stuks geregeld worden. [medeverdachte] hoopt dat het geen lastige mensen zijn, zoals die andere klanten die hij heeft weggebracht. Op 26 december 2007 belt [medeverdachtedachte 3] nogmaals met verdachte waarin hij zegt dat hij twee lammetjes heeft en dat verdachte naar hem toe moet komen. Uit een gesprek op diezelfde dag tussen beiden blijkt dat verdachte [medeverdachtedachte 3] is misgelopen, [medeverdachtedachte 3] vraagt daarop wat hij met drie lammetjes moet doen. Verdachte zal hem terugbellen. De dag daarop – de 27ste - heeft verdachte telefonisch contact met medeverdachte [medeverdachte]. [medeverdachte] is in Zweden, hij moet snel komen, volgens verdachte. Hij heeft er drie. Diezelfde avond neemt [medeverdachte] contact op met verdachte : hij zal om 23.00 uur in Den Haag zijn. [medeverdachtedachte 3] neemt eveneens op die avond weer contact op met verdachte met de vraag: “wat moet ik met hun doen?” . Verdachte antwoordt dat zij morgenavond vertrekken, hij heeft net de chauffeur gesproken, die komt om 23.00 uur in Den Haag aan. Op 28 december is er weer contact tussen verdachte en [medeverdachte] , waarin [medeverdachte] mededeelt dat hij pas morgen de auto heeft. Diezelfde avond belt verdachte naar [medeverdachtedachte 3] met de mededeling dat die hoerenzoon vanavond niet zal gaan. Op 29 december belt [medeverdachte] naar verdachte met de vraag of de lammetjes gereed zijn. Dit is het geval. [medeverdachtedachte 3] en verdachte hebben daarop met elkaar contact. In dit gesprek en het daar vlak opvolgend gesprek zegt verdachte tegen [medeverdachtedachte 3] “hun gereed te maken over een uurtje.” [medeverdachtedachte 3] zegt dat er twee gereed zijn en misschien ga ik er drie van maken. Hierop antwoordt verdachte dat hij tegen hem heeft gezegd dat het er drie zijn. Er is daarna weer contact tussen [medeverdachtedachte 3] en verdachte , waarin [medeverdachtedachte 3] aan verdachte vraagt waar hij is, hij staat achter het restaurant. Verdachte vraagt daarop of de spullen gereed zijn. Ja, antwoordt [medeverdachtedachte 3], kom nu maar. Verdachte ontmoet [medeverdachte] vervolgens bij het Centraal Station. Dit valt af te leiden uit een tapgesprek waarin hij vraagt aan [medeverdachte] waar hij is en waar hij de auto heeft geparkeerd. [medeverdachte] antwoordt bij het Centraal Station aan de kant van de taxi’s. Een dag later belt [medeverdachte] vanuit Zweden naar verdachte . Op de vraag waar hij is antwoordt [medeverdachte] dat ze zijn aangekomen en ze zijn ook al weggegaan.
Door het laatste tapgesprek staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk met de vreemdelingen in Zweden is aangekomen. Mede gelet op de rest van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat deze vreemdelingen niet legaal in Nederland verbleven. De rechtbank verwijst naar het versluierd taalgebruik en de overige incidenten. De rol van verdachte kan eveneens afdoende uit deze tapgesprekken worden afgeleid: hij heeft een organiserende rol gespeeld. Deze rol is ook een zodanige dat hij medeverantwoordelijk is voor het transport en derhalve als medepleger kan worden aangemerkt. Dit feit kan derhalve wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Feit 4 (zaaknummer 5 in het dossier)
In het dossier bevinden zich weliswaar tapgesprekken waarin verdachte te horen is en waar het onder meer over het wegbrengen van illegale vreemdelingen gaat, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet duidelijk wat de gang van zaken is geweest en welke personen daarbij betrokken zijn.
Ook overigens biedt het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het onder 4. aan verdachte tenlastegelegde feit, zodat de rechtbank hem hiervan zal vrijspreken.
Feit 5 (zaaknummer 6 in het dossier)
Ook in deze zaak valt naar het oordeel van de rechtbank een transport van illegale vreemdelingen te reconstrueren, waarbij verdachte een organiserende rol heeft gespeeld. De rechtbank wijst op dezelfde tapgesprekken.
Op 11 januari 2008 om 21.51 uur wordt verdachte gebeld door een NN-man die zegt dat hij 6 peshmarga’s heeft. Verdachte zegt vervolgens dat hij de chauffeur zal bellen die vanuit 46 komt en zal hem zeggen dat hij vanavond moet vertrekken. NN-man vraagt verdachte hoeveel zij in ontvangst nemen waarop verdachte zegt dat hij 800 per stuk aan de chauffeur geeft. Op de vraag van de NN-man hoeveel peshmarga’s hij per keer kan meenemen, verklaart verdachte dat dit er 3 zijn. Verdachte vindt dit aantal goed en zegt de NN-man dat hij hun moet bellen en als het dinges is dan belt hij hem vanavond zodat hij kan komen.
Even later is er een gesprek tussen verdachte en de NN-man, waarin de NN-man mede deelt dat hij met hen heeft gesproken. Het zijn eerst 3 stuks en hij heeft 1200 gevraagd, zodat er wat over blijft. Verdachte zegt dat hij 1100 had moeten vragen en als het dinges is, dan geeft hij door dat zij morgenavond klaar moeten staan. Om 21.58 uur vindt er wederom een gesprek plaats tussen verdachte en de NN-man, waarin de NN-man zegt dat hij met hen onderhandeld heeft voor 1100 en dat hij geld bij zich heeft en dat hij het geld zal deponeren. NN-man zegt dat verdachte tegen hem moet zeggen dat hij hen morgenavond wegbrengt. Om 22.24 uur zegt verdachte tegen medeverdachte [medeverdachte] dat hij morgenavond daar moet zijn. Op de vraag van [medeverdachte] antwoordt verdachte dat er 3 klaar staan.
Op 12 januari 2008 om 12.19 uur is er een gesprek tussen verdachte en de NN-man. Verdachte bevestigt dat hij heeft gezegd dat hij vanmiddag hier is. NN-man zegt dat dat goed is want zij wachten op mij. Om 13.02 uur wordt verdachte door medeverdachte [medeverdachte] gebeld met de mededeling dat hij er om 00.00 uur is en dat hij gelijk zal terugkeren. Om 15.28 uur wordt verdachte weer gebeld door NN-man waarin verdachte zegt dat hij om 00.00 uur aankomt, dat hij bereid is om meteen terug te gaan en dat hij er 3 meeneemt. NN-man zegt verder dat zij naar Dordrecht moeten komen, zodat zij elkaar kunnen zien en weggaan.
Op 13 januari 2008 om 06.46 uur is er een gesprek tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] waarin [medeverdachte] verzoekt om de deur open te doen. Om 17.08 uur is er een gesprek tussen verdachte en [b[betrokkene]kkene] waarin verdachte, op een vraag van [betrokkene], zegt dat de vlinder vanavond rond 21.00 uur zal vertrekken.
Om 21.08 uur zegt [naam] tegen verdachte dat hij naar het station in Dordrecht moet komen. Tijdens het gesprek van 21.26 uur tussen [naam] en verdachte zegt [naam] dat zij gelijk moeten komen, waarop verdachte zegt dat zij geen koffers bij zich moeten hebben, dat er geen spullen in moeten liggen, want koffers zijn een probleem bij een controle en dat de kleding weggegooid moet worden. Om 21.44 uur deelt verdachte aan [naam] mede dat hij bij de ingang van het station staat en dat als hij naar binnen komt, dat verdachte hem dan een teken geeft. Zij zullen elkaar bij de ABN-AMRO ontmoeten. Om 22.16 uur deelt verdachte aan [naam] mede dat hij vertrokken is en dat het geen probleem meer is. Om 22.30 uur deelt medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte mede dat hij onderweg is.
Op 14 januari 2008 om 00.27 uur deelt medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte mede dat hij in 49 is. Verdachte verzoekt [medeverdachte] hem te bellen als hij in 45 aankomt. Om 08.20 uur deelt [medeverdachte] aan verdachte mede dat hij in Duitsland is aangehouden, het was in 49, dat hij nu in 45, in Kopenhagen, is. Verdachte zegt dat hij vanmiddag het geld zal opsturen en dat hij morgen moet komen. [medeverdachte] zal de naam verzenden naar wie het opgestuurd moet worden. Verdachte ontvangt om 8.24 uur een sms-bericht met daarin de naam [naam]. Om 09.05 uur geeft [medeverdachte] aan verdachte door dat zij in Zweden zijn. Vervolgens belt verdachte naar [naam] waarin hij vertelt dat ze veilig zijn aangekomen, omdat zij net vanuit Malmö gebeld hebben. Om 11.31 uur is er een gesprek tussen verdachte en de NN-man waarin laatstgenoemde mede deelt dat de drie peshmerga’s zijn aangekomen. In het gesprek om 15.58 uur tussen verdachte en de NN-man vraagt de NN-man of verdachte in Den Haag het geld in ontvangst kan nemen, waarbij NN-man zegt dat 900 voor hun beiden is, dat zij 2800 euro gestuurd hebben en dat verdachte 2400 aan die vriend moet geven. Om 17.37 uur belt verdachte met medeverdachte [medeverdachtedachte 3] waarin verdachte hem verzoekt een geldbedrag van een man af te nemen en dat het gaat om 2800 euro. Verdachte geeft een nummer aan hem door. [medeverdachtedachte 3] zegt het goed te vinden. Medeverdachte [medeverdachtedachte 3] heeft verklaard dat hij het geldbedrag op verzoek van verdachte heeft opgehaald en het vervolgens diezelfde dag aan verdachte heeft gegeven. Om 17.59 uur deelt verdachte aan de NN-man mede dat de jongen de naam van zijn moeder heeft doorgegeven en dat verdachte het geld naar zijn moeder zal overmaken. Vervolgens belt verdachte met [medeverdachte] dat het geld naar hem overgemaakt wordt. Verdachte vraagt of [medeverdachtedachte 3] voor hem een geldbedrag van 500 euro gelijk naar Malmö gaat overmaken, waarop [medeverdachtedachte 3] bevestigend antwoordt. Verdachte zal de naam met de post naar [medeverdachtedachte 3] sturen. Om 18.46 uur ontvangt [medeverdachtedachte 3] een sms-bericht met daarin de naam [naam]. Om 19.10 uur vertelt [medeverdachtedachte 3] tegen verdachte dat hij bij de bank is en dat het morgen op het station Monigram aan komt. Om 19.20 uur zegt verdachte tegen [medeverdachte] dat hij bij de bank is. Om 19.20 uur stuurt verdachte een sms-bericht met de tekst [naam] [medeverdachtedachte 3] [nummer]. Even later zegt [medeverdachte] tegen verdachte dat hij het ontvangen heeft. Verdachte deelt mede dat er 500 euro voor hem is opgestuurd. [medeverdachtedachte 3] heeft verklaard dat hij van verdachte een sms-bericht had ontvangen met daarin de naam van de persoon naar wie het geld overgemaakt moest worden, wat ook gebeurd is. Uit onderzoek is gebleken dat op 14 januari 2008 bij het GWK Travelex kantoor te Den Haag een money-transfer is uitgevoerd in opdracht van [naam] [medeverdachtedachte 3]. Het te verzenden bedrag was € 471,00. Dit bedrag werd op 14 januari 2008 bij de Forex Bank te Malmö Zweden door [naam] in ontvangst genomen.
Door het tapgesprek op 14 januari 2008 om 09.05 uur staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat medeverdachte [medeverdachte] daadwerkelijk met de vreemdelingen in Zweden is aangekomen. Gelet op het taalgebruik, de wijze waarop de reis wordt geregeld en betaald en het feit dat de gesmokkelden geen koffers mee mogen nemen, omdat dit een probleem is bij de controle is de rechtbank van oordeel dat deze vreemdelingen niet legaal in Nederland verbleven. De rol van verdachte kan eveneens afdoende uit deze tapgesprekken worden afgeleid: hij heeft een organiserende rol gespeeld. Deze rol is ook een zodanige dat hij medeverantwoordelijk is voor het transport en derhalve als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank is dan ook van oordeel dat op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie. Dit terwijl hij wist dan wel ernstig moest vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was. Feit 5 kan daarom bewezen worden verklaard.
Feit 6 (zaaknummer 7 in het dossier)
Uit tapgesprekken en de observaties valt naar het oordeel van de rechtbank te reconstrueren dat in de periode van 16 januari 2008 tot en met 18 januari 2008 door medeverdachte [medeverdachte] met de auto een vreemdeling in een auto richting Duitsland en/of Zweden is vervoerd en dat zijn medeverdachten bij dit transport een rol hebben gespeeld.
Medeverdachte [medeverdachte] is op 18 januari 2008 omstreeks 22.45 uur op de A1 ter hoogte van de afslag Rijssen door de politie aangehouden met de illegale vreemd[naam]g [naam]
Op 16 januari 2008 te 19.50 uur wordt verdachte gebeld door [betrokkene]. Verdachte vraagt om hoeveel personen het gaat, waarop [betrokkene] zegt dat het om 1 gast gaat. [betrokkene] verblijft in Emmeloord, vlakbij Zwolle.
Op 17 januari 2008 om 13.26 uur belt verdachte naar [betrokkene] en vraagt aan [betrokkene] wat de naam van die jongen is. [betrokkene] zegt hierop ‘[naam]’ en dat hij in de buurt van Zwolle verblijft. [betrokkene] heeft het nummer van verdachte aan [betrokkene] gegeven. [betrokkene] zegt dat verdachte 1500 euro moet vragen. Verdachte belt naar [betrokkene] waarin hij zegt dat hij de chauffeur heeft en dat de chauffeur veel geld vraagt. Verdachte zegt dat het voor ‘12’ in orde is en dat hij morgen klaar moet staan. [betrokkene] belt met verdachte en deelt mede dat hij morgen klaar moet staan.
Op 18 januari 2008 om 15.26 uur belt verdachte met medeverdachte [medeverdachte] en deelt hem mede dat het er geen twee zijn geworden.
Uit observaties op 18 januari 2008 is het navolgende gebleken. Omstreeks 19.36 uur zag verbalisant dat een Opel Vectra door de [straatnaam] te Emmeloord reed en parkeerde. Verbalisant zag dat verdachte in de richting van [straatnaam] 26 te Emmeloord liep. Uit de woning kwam een man en liep naar verdachte toe om elkaar de hand te schudden. Omstreeks 19.42 uur werd gezien dat een NN-man uit de woning kwam en plaats nam op de bijrijderstoel van de Opel Vectra en dat deze auto wegreed. Omstreeks 19.58 uur zagen verbalisanten dat de Opel Vectra reed op de A6 en dat deze op korte afstand werd gevolgd door de Mitsubishi voorzien van een Zweeds kenteken [kenteken]. De bestuurder zat alleen in de Mitsubishi. Omstreeks 20.20 uur zagen verbalisanten dat beide auto’s de parkeerplaats ‘Aalscholver’ gelegen aan de A6 opreden. Verbalisant zag verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] staan in de winkel van het tankstation. Omstreeks 20.54 uur zagen verbalisanten de Opel Vectra met één persoon daarin wegrijden. Even later zagen zij dat een man plaats nam achter het stuur van de Mitsubishi en zij zagen tevens dat er een persoon op de bijrijderstoel van de Mitsubishi zat. Omstreeks 22.45 uur wordt gezien dat de Mitsubishi staande gehouden wordt door de politie op de vluchtstrook van de rijksweg A1 ter hoogte van Rijssen.
Op 19 januari 2008 om 12.39 uur deelt [medeverdachte] aan verdachte mede dat hij is aangehouden door de politie en dat ‘die viezerik’ heeft gezegd dat hij zijn helper is en dat zijn neef geld heeft gegeven. [betrokkene] heeft verklaard dat hij op 18 januari 2008 door de politie is aangehouden toen hij op de A1 in een auto zat. Hij wilde zich aanmelden, omdat hij geen verblijfplaats had. Zijn oom [naam] heeft de reis vanuit Irak betaald. [naam] heeft zorg gedragen voor het betalen van alle kosten van de mensensmokkelaars die hem vanuit Irak naar een bestemming in Europa zouden brengen.
Op grond van bovenstaande bewijsmiddelen, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat verdachte behulpzaam is geweest bij het verschaffen van toegang tot en doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie. Dit terwijl hij wist dan wel ernstig moest vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was. Ook bij dit transport heeft verdachte een organiserende rol gehad, waardoor naar het oordeel van de rechtbank sprake is van medeplegen van mensensmokkel. Het verweer van de verdediging dat het geen voltooid delict is, maar slechts een poging, wordt door de rechtbank verworpen.
Voor bewezenverklaring van het aan verdachte tenlastegelegde feit is niet vereist dat de vervoerde vreemdeling de afgesproken bestemming heeft bereikt. Het vervoeren van de vreemdeling [naam] door Nederland, met de bedoeling hem behulpzaam te zijn bij het zich verschaffen van doorreis door Nederland, maakt reeds dat het voltooid delict zoals dit is tenlastegelegd bewezen kan worden verklaard.
Feit 7 (zaaknummer 8 in het dossier)
Uit tapgesprekken valt naar het oordeel van de rechtbank te reconstrueren dat in de periode van 4 februari 2008 tot en met 20 februari 2008 door verdachte en zijn mededaders 2 vreemdelingen naar Denemarken zijn gebracht.
Het begint met een tapgesprek op 4 februari 2008 om 20.20 uur , waarin [medeverdachte 2] aan verdachte vraagt of het mogelijk is dat er één kan en als dat kan, dan zorgt verdachte ervoor dat hij vrijdag nog kan gaan. Op 5 februari 2008 zegt verdachte tegen [betrokkene] dat hij vrijdag met de lammetjes naar Denemarken zal gaan. Op 6 februari 2008 deelt [betrokkene] aan verdachte mede dat hij borg staat voor het geld. Verdachte geeft aan dat hij [medeverdachte 2] wel vertrouwd, maar hij zal het niet brengen voor minder dan dat. Later op de avond zegt verdachte tegen [betrokkene] dat hij vrijdag die jongen weg zal brengen. [naam] deelt op 7 februari 2008 aan verdachte mede dat het geld gereed staat. Later die dag deelt [de vreemdeling] aan [medeverdachte 2] mede dat hij bij [betrokkene] is. Op 8 februari 2008 belt [medeverdachte 2] naar een NN-man en zegt dat de jongen, het lammetje, komt en dat hij hem gaat brengen en dat hij 100 euro bij zich hebben. [betrokkene] deelt aan [betrokkene] mede dat de jongen bij hem is en dat hij nu met hem eraan komt. Aan het einde van de avond deelt verdachte mede dat hij geen auto kan regelen en dus vanavond de klant niet kan wegbrengen. Verder heeft hij tegen [medeverdachte 2] gezegd dat ze morgen zullen vertrekken. [betrokkene] deelt mede dat de jongen een Deens paspoort heeft en dat hij op het paspoort van verdachte’s zoon kan reizen, omdat hij 15 jaar oud is. Op 9 februari 2008 deelt [betrokkene] mede dat hij met die jongen gereed staat en dat hij met hem is. Later op deze dag deelt [betrokkene] aan [medeverdachte 2] mede dat zij nu naar Hellevoetsluis komen. Op 12 februari 2008 zegt [medeverdachte 2] tegen verdachte dat hij vandaag met die jongen heeft afgesproken en dat hij deze samen met die andere jongen kan brengen. In de middag zegt verdachte tegen medeverdachte [medeverdachtedachte 3] dat zij een lammetje hebben om af te slachten waarop verdachte zegt dat hij morgen moet klaarstaan. [medeverdachtedachte 3] zegt dat hij 900 aan verdachte moet geven. Vervolgens belt verdachte naar medeverdachte [medeverdachte] met de mededeling dat er een lammetje is en dat hij zal kijken of hij er nog één kan regelen. Op 13 februari 2008 deelt verdachte aan [medeverdachte 2] mede dat die jongen zich voor vanavond of morgenavond gereed moet maken. Verdachte deelt vervolgens aan [medeverdachtedachte 3] mede dat hij vandaag zal gaan en dat de kosten van verblijf door hem betaald zullen worden. Medeverdachte [medeverdachte] zegt tegen verdachte dat hij de volgende morgen vroeg daar zal zijn. [medeverdachtedachte 3] deelt verdachte mede dat het toevertrouwde bij hem is tot morgenmiddag/-avond, waarop verdachte zegt dat hij pas morgen vertrekt. Later op de avond deelt verdachte aan een NN-man mede dat er hier 2 lammetjes zijn. Op 14 februari 2008 deelt verdachte aan [medeverdachtedachte 3] mede dat de man onderweg is en dat hij morgenmiddag aan komt. Verdachte zegt tegen [medeverdachte 2] dat de jongen vandaag komt en dat hij dan hopelijk morgen weggaat. Op 15 februari 2008 om 16.52 uur deelt een NN-man aan [medeverdachte 2] mede dat er lammetjes zijn en dat zij vanavond weggaan. Om 17.06 uur onderhandelt [medeverdachte 2] met [naam] over de prijs en zij komen uit op 11. [medeverdachte 2] zal tegen [betrokkene] zeggen om hem hierheen te brengen. [medeverdachte 2] zegt vervolgens tegen verdachte dat hij moet doorgeven dat het er inmiddels 2 zijn geworden. Op 17 februari 2008 deelt verdachte aan [medeverdachte 2] mede dat [medeverdachte 2] ervoor moet zorgen dat zij klaarstaan, omdat hij over één à anderhalf uur bij hem is. Op 18 februari 2008 om 00.33 uur deelt [medeverdachte 2] aan [betrokkene] mede dat de jongen vandaag is gegaan en dat de dokter bij hem is. Diezelfde dag om 12.30 uur deelt verdachte mede dat hij om 5 uur gebeld heeft en dat is doorgegeven dat zij in Duitsland waren. Om 20.39 uur deelt medeverdachte [medeverdachte] aan verdachte mede dat zij in Denemarken zijn aangekomen. Deze aankomst wordt door een NN-man aan [medeverdachte 2] bevestigd . Om 22.22 uur wordt verdachte door [betrokkene] gebeld en hij deelt mede dat de vlinder is aangekomen, waardoor het geld zeker is. Op 19 februari 2008 te 12.05 uur deelt [medeverdachte] aan verdachte mede dat zij gisteravond zijn aangekomen en dat hij een sms-bericht naar hem zal verzenden waarnaar het geld overgemaakt kan worden. Even later ontvangt [medeverdachte] een sms-bericht . Later die dag stuurt [medeverdachte] een sms-bericht met daarin het verzoek om het geld vandaag over te maken . [medeverdachte] zegt vervolgens tegen verdachte dat hij het geld moet overmaken op naam van [naam] . Op 20 februari 2008 stuurt verdachte een sms-bericht naar [medeverdachte] , waarop [medeverdachte] in een gesprek zegt dat het nummer aangekomen is. Verdachte zegt dat het 800 euro is.
Medeverdachte [medeverdachte 2] heeft verklaard dat verdachte geregeld heeft dat [medeverdachte 2]’s familielid [de vreemdeling] naar Zweden is vervoerd en dat hij 1100 US dollar aan verdachte zou betalen voor het vervoer naar Zweden.
Gelet op de inhoud van het tapgesprek van 18 februari 2008 om 20.39 uur staat voor de rechtbank vast dat de vreemdelingen in Denemarken zijn aangekomen. Mede gelet op de rest van het dossier kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat deze vreemdelingen niet legaal in Nederland verbleven. De rechtbank verwijst daarbij naar het versluierd taalgebruik en de werkwijze die vergelijkbaar is met de zaken waarbij daadwerkelijk vreemdelingen zijn aangehouden. De rol van verdachte kan eveneens afdoende uit de tapgesprekken worden afgeleid: hij heeft een organiserende rol gespeeld en daarnaast heeft hij minimaal één vreemdeling vervoerd om hem over te dragen aan de chauffeur van het transport. Deze rol is een zodanige dat hij medeverantwoordelijk is voor het transport en daarom als medepleger kan worden aangemerkt. Dit feit kan daarom wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
Feit 8 (zaaknummer 9 in het dossier)
In het dossier bevinden zich weliswaar tapgesprekken bevinden waarin verdachte te horen is en waar het mogelijk onder meer over het wegbrengen van een illegale vreemdeling gaat, maar naar het oordeel van de rechtbank is niet duidelijk of deze gesprekken zien op de daadwerkelijke smokkel van de vreemdeling.
Ook overigens biedt het dossier onvoldoende wettig en overtuigend bewijs voor het onder 8. aan verdachte tenlastegelegde feit, zodat de rechtbank hem hiervan zal vrijspreken.
Ten aanzien van feiten 1 tot en met 8
In de uitoefening van zijn beroep of gewoonte
Vastgesteld kan worden dat verdachte met zekere regelmaat een bijdrage heeft geleverd aan de doorreis van illegale vreemdelingen naar elders. De rechtbank acht niettemin niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte dit heeft gedaan in de uitoefening van zijn beroep of gewoonte.
Daarvoor is het aantal vreemdelingen dat uiteindelijk gesmokkeld is te gering en kan niet worden vastgesteld dat verdachte aanzienlijke sommen geld heeft verdiend met de transporten.
Overigens heeft de officier van justitie ook geen argumenten aangedragen waarom dit onderdeel van de tenlastelegging wel bewezen zou kunnen worden.
Feit 9 (zaaknummer 10 in het dossier)
Op 10 april 2008 is er een doorzoeking ter inbeslagneming geweest in de woning waar verdachte voorheen verbleef bij zijn gezin aan de [adres] te [woonplaats]. Hierbij zijn onder meer inbeslaggenomen een Hongaars nationaal paspoort op naam van [naam], een Italiaans paspoort op naam van [naam] en een Duits vluchtelingenpaspoort op naam van [naam].
Uit onderzoek is gebleken dat het Hongaars nationaal paspoort op naam van [naam] vervalst is, omdat de thans op de personaliapagina aangebrachte pasfoto niet origineel door de Hongaarse autoriteiten is aangebracht. Tevens is uit onderzoek gebleken dat het Italiaanse paspoort op naam van [naam] vals is, omdat de kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overeenkomen met een origineel door de autoriteiten van Italië afgegeven document van dit model. Tenslotte is gebleken dat het vluchtelingenpaspoort ten name van [naam] is vervalst, omdat de aangebrachte pasfoto niet origineel door de Duitse autoriteiten is aangebracht.
Het Hongaars paspoort is gevonden in een tas in de woning. Het Italiaanse paspoort en het Duitse vluchtelingenpaspoort zijn aangetroffen in een kluis in de woning, waarvan verdachte heeft verklaard dat alleen hij en zijn vrouw daarvan gebruik maken en dat verder niemand erin kan .
De partner van verdachte, [naam], heeft verklaard dat zij het Hongaarse paspoort nooit had gezien en niet wist waarom dit paspoort zich in haar woning bevond. Met betrekking tot de in de kluis gevonden documenten verklaarde zij deze niet te kennen en als zij iets aan verdachte vroeg, zei hij dat het van vrienden was en dat het haar niets aanging. Op de vraag waarom één van de aangetroffen paspoorten in de kluis lag, antwoordde zij dat het iets was waar [naam] mee te maken had. Nu verdachte bovendien geen plausibele verklaring heeft gegeven voor de aanwezigheid van de valse reisdocumenten in zijn woning, oordeelt de rechtbank het aan hem onder 9. tenlastegelegde voor wat betreft deze documenten wettig en overtuigend bewezen.
De rechtbank spreekt verdachte vrij van het bezit van de overige tenlastegelegde valse dan wel vervalste Irakese identiteitskaarten, de Belgische identiteitskaart en 1 nationaliteitsbewijs en overweegt hiertoe als volgt.
Blijkens de Memorie van Toelichting behorende bij de Rijkswet van 26 september 1991 is de functie van een reisdocument: de houder ervan het reizen naar en van het buitenland te vergemakkelijken, alsmede diens verblijf aldaar. De rechtbank is van oordeel dat de bij verdachte aangetroffen identiteitskaarten en nationaliteitsbewijs niet deze functie hebben, althans de rechtbank is dat niet gebleken. Een identiteitskaart is in de regel slechts bedoeld om je in het land van afgifte te kunnen identificeren. Derhalve zijn het geen reisdocumenten als in het tenlastegelegde feit en het daaraan ten grondslag liggende artikel 231 van het Wetboek van Strafrecht bedoeld.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
in of de periode van 4 tot en met 12 december 2007in Den Haag en (elders) in Nederland tezamen en in vereniging anderen, twee personen van Irakese afkomst, te weten [de vreemdeling] en [de vreemdeling]
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde personen in een auto vervoerd richting Duitsland en
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader(s) over
het transport van bovengenoemde personen en/of
- die bovengenoemde personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en
(aldus) de doorreis door Nederland van genoemde personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gefaciliteerd;
2
in de periode van 19 tot en met 25 december 2007 in Den Haag en (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader(s) over
het transport van bovengenoemde personen en
- die bovengenoemde personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en
- één geldbedrag overgemaakt naar Zweden ten behoeve van het transport van bovengenoemde personen, en (aldus) de doorreis door Nederland van genoemde personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gefaciliteerd;
3.
in de periode van 24 tot en met 30 december 2007 in Den Haag en (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, drie, althans meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met mededader(s) over het transport van bovengenoemde
persoon/personen en
- de financiële kant van de doorreis door Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en (aldus) de doorreis door Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gefaciliteerd;
5.
in de periode van 11 tot en met 14 januari 2008 in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, drie personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met mededader(s) over het transport van bovengenoemde
personen en
- die bovengenoemde personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en
- één geldbedrag overgemaakt naar Zweden ten behoeve van het transport van bovengenoemde personen,
in elk geval op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van
bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken
gemaakt en
(aldus) de doorreis door Nederland van genoemde personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gefaciliteerd;
6.
in de periode van 16 tot en met 18 januari 2008 in Emmeloord en (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, een illegale vreemdeling genaamd [de vreemdeling]
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en
- bovengenoemde persoon één of meer dagen onderdak verleend en
- die bovengenoemde persoon binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met mededader(s) over het transport van bovengenoemde
persoon en
(aldus) de doorreis door en verblijf in Nederland van genoemde persoon (mede) georganiseerd en/of (mede) gefaciliteerd;
7.
in de periode van 4 tot en met 20 februari 2008 in Hellevoetsluis en (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met anderen, een persoon genaamd [de vreemdeling] en een persoon van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen vanuit België naar Nederland vervoerd en
- bovengenoemde persoon/personen onderdak verleend en
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met mededader(s) over het transport van bovengenoemde
persoon/personen en
- bovengenoemde personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Denemarken vervoerd en
(aldus) de doorreis door en verblijf in Nederland van genoemde personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gefaciliteerd;
9.
op 10 april 2008 te in de gemeente Bergen op Zoom in het bezit was van de navolgende reisdocumenten, te weten:
- een Hongaars paspoort op naam van [naam] en
- een Italiaans paspoort op naam van [naam] en
- een Duits vluchtelingenpaspoort op [naam]
waarvan hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat die reisdocument(en) vals of vervalst waren, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat ten aanzien van:
- dat Hongaarse paspoort op naam van [naam] de oorspronkelijke pasfoto is vervangen door een andere
pasfoto en
- dat Italiaans paspoort op naam van [naam] de kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte
productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overkomen met een origineel door de autoriteiten van Italië
afgegeven document van dit model en
- dat Duits vluchtelingenpaspoort op naam van [naam] de oorspronkelijke pasfoto is vervangen door een
andere pasfoto
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Verdachte is daardoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert op grond van hetgeen hij bewezen acht aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte ten tijde van zijn aanhouding een vaste baan had. Hij heeft een gezin en een forse schuld. Hij is sinds 1996 in Nederland en heeft de Nederlandse nationaliteit. In Nederland is verdachte nooit eerder met justitie in aanraking gekomen. Voorts verwijst de verdediging in verband met de hoogte van een eventueel op te leggen straf naar een tweetal uitspraken in andere mensensmokkelzaken (rechtbank Zutphen, LJN: BG2157 en rechtbank Zwolle, LJN: BG5459). In deze zaken was telkens sprake van meerdere smokkelincidenten en een groot aantal gesmokkelde personen en zijn flink lagere straffen opgelegd dan tegen de verdachte wordt geëist.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel en het bezit van 3 valse/vervalste reisdocumenten.
Ten aanzien van de valse/vervalste reisdocumenten overweegt de rechtbank dat dergelijke documenten het vertrouwen ondergraven dat in onze maatschappij moet kunnen worden gesteld in documenten waarmee de identiteit van een persoon kan worden vastgesteld en waarmee het reizen naar het buitenland wordt vergemakkelijkt. Het is onduidelijk waarom verdachte deze reisdocumenten in zijn bezit had, maar gelet op zijn activiteiten op het gebied van de mensensmokkel, valt niet uit te sluiten dat hij deze documenten daarbij gebruikte.
De rechtbank rekent verdachte met name de mensensmokkel zwaar aan. Dit betreft in totaal een zestal transporten waarbij circa 12 personen vanuit Nederland via Duitsland naar Zweden of Denemarken zijn gesmokkeld in een periode van twee en een halve maand. Verdachte heeft in deze zes gevallen telkens een organiserende rol gespeeld. Zo onderhield verdachte contacten met de personen die de illegale vreemdelingen ‘aanleverden’ en regelde hij dat medeverdachte [medeverdachte] als chauffeur optrad bij de transporten. Ook stuurde hij medeverdachte [medeverdachte] aan en zorgde hij ervoor dat [medeverdachte] werd betaald voor zijn diensten. Daarnaast bracht verdachte soms vreemdelingen naar het vertrekpunt, zorgde verdachte ervoor op de hoogte te worden gesteld als de vreemdelingen waren aangekomen op hun bestemming en ontving verdachte geldbedragen voor zijn diensten.
Verdachte heeft niet alleen misbruik gemaakt van de kwetsbaarheid van de betrokken illegalen, doch hij heeft ook ertoe bijgedragen dat het in Europees verband tot stand gekomen beleid met betrekking tot de bestrijding van illegale toegang tot of doorreis door de Schengen-gemeenschap wordt doorkruist.
Gelet op de ernst van de gepleegde feiten vindt de rechtbank dat een gevangenisstraf passend en geboden is. De rechtbank heeft bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf niet alleen rekening gehouden met het aantal transporten en het aantal gesmokkelde vreemdelingen, doch ook met de wijze waarop de transporten hebben plaatsgevonden en het geld dat daarmee is verdiend. Er zijn geen aanwijzingen dat de gesmokkelden een onmenselijke behandeling ten deel is gevallen noch dat er torenhoge bedragen met de smokkel werden verdiend.
Aansluiting zoekend bij de oriëntatiepunten voor illegaal verblijf in Nederland (twee maanden gevangenisstraf) heeft de rechtbank als uitgangspunt gehanteerd twee maanden per gesmokkelde vreemdeling. In gematigde zin hebben vervolgens meegespeeld de hiervoor genoemde omstandigheden. Gelet hierop acht de rechtbank de eis van de officier van justitie te hoog. Bovendien heeft de rechtbank minder bewezen verklaard dan de officier van justitie bewezen heeft geacht en waarop hij zijn strafeis heeft gebaseerd.
Nu verdachte in Nederland niet eerder voor een strafbaar feit is veroordeeld, ziet de rechtbank aanleiding om een deel van de gevangenisstraf in voorwaardelijke vorm op te leggen. Dit om verdachte ervan te weerhouden om in de toekomst zich opnieuw schuldig te maken aan mensensmokkel of andere strafbare feiten. Gelet op het vorenstaande legt de rechtbank aan verdachte op een gevangenisstraf voor de duur van 20 maanden waarvan 5 maanden voorwaardelijk.
7 Het beslag
7.1 De onttrekking aan het verkeer
De hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer.
Gebleken is dat de voorwerpen bij het onderzoek naar de tenlastegelegde feiten, zijn aangetroffen, terwijl de voorwerpen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke feiten. Daarnaast behoren de voorwerpen aan verdachte toe en zijn van zodanige aard dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet en/of het algemeen belang.
7.2 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [naam], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 36b, 36c, 47, 57, 197a en 231 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- spreekt verdachte vrij van de onder 4 en 8 tenlastegelegde feiten;
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Feit 1: medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd;
Feit 2: medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd;
Feit 3: medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd;
Feit 5: medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd;
Feit 6: medeplegen van mensensmokkel;
Feit 7: medeplegen van mensensmokkel, meermalen gepleegd;
Feit 9: het in bezit hebben van een reisdocument waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat het vals of vervals is, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- verklaart onttrokken aan het verkeer de op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst genoemde inbeslaggenomen voorwerpen, genummerd: 7, 11, 14a, 15, 19, 20, 21, 22, 23, 24, 25, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 42 en 43;
- gelast de teruggave aan [naam] van de voorwerpen die op de aan dit vonnis gehechte beslaglijst zijn genummerd 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40 en 41.
Dit vonnis is gewezen door mr. Janssen, voorzitter, mr. Combee en mr. De Coninck, rechters, in tegenwoordigheid van Vermaat, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 4 februari 2009.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan genoemde verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 12 december 2007 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte twee, althans één of meer personen van Irakese afkomst, te weten [de vreemdeling] en/of [de vreemdeling], in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto vervoerd richting Duitsland en/of
- bovengenoemde persoon/personen één of meer dagen onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader(s) over het transport van bovengenoemde persoon/personen en/of
- die bovengenoemde persoon/personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 2, blz. 240 ev)
2.
hij in of omstreeks de periode van 19 tot en met 25 december 2007 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte twee, althans één of meer personen van Irakese afkomst, in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en/of
- bovengenoemde persoon/personen één of meer dagen onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader(s) over het transport van bovengenoemde persoon/personen en/of
- die bovengenoemde persoon/personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- één of meer geldbedragen overgemaakt naar Zweden ten behoeve van het transport van bovengenoemde persoon/personen, in elk geval op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 3, blz. 304 ev)
3.
hij in of omstreeks de periode van 24 tot en met 30 december 2007 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte drie, althans één of meer personen van Irakese afkomst, in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en/of
- bovengenoemde persoon/personen één of meer dagen onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader()s) over het transport van bovengenoemde persoon/personen en/of
- die bovengenoemde persoon/personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- één of meer geldbedragen overgemaakt naar Zweden ten behoeve van het transport van bovengenoemde persoon/personen, in elk geval op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 4, blz. 335 ev)
4.
hij in of omstreeks de periode van 7 tot en met 9 januari 2008 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte twee, althans één of meer personen van Irakese afkomst, in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en/of
- bovengenoemde persoon/personen één of meer dagen onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader(s) over het transport van bovengenoemde persoon/personen en/of
- die bovengenoemde persoon/personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- één of meer geldbedragen overgemaakt naar Zweden ten behoeve van het transport van bovengenoemde persoon/personen, in elk geval op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 5, blz. 356 ev)
5.
hij in of omstreeks de periode van 11 tot en met 14 januari 2008 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte drie, althans één of meer personen van Irakese afkomst, in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en/of
- bovengenoemde persoon/personen één of meer dagen onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader(s) over het transport van bovengenoemde persoon/personen en/of
- die bovengenoemde persoon/personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- één of meer geldbedragen overgemaakt naar Zweden ten behoeve van het transport van bovengenoemde persoon/personen, in elk geval op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 6, blz. 372 ev)
6.
hij in of omstreeks de periode van 16 tot en met 18 januari 2008 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of te Emmeloord in de gemeente Noordoostpolder en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte een illegale vreemdeling genaamd [de vreemdeling], in elk geval een persoon van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden vervoerd en/of
- bovengenoemde persoon één of meer dagen onderdak verleend en/of
- die bovengenoemde persoon binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of mededader(s) over het transport van bovengenoemde persoon en/of
- die bovengenoemde persoon binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 7, blz. 408 ev)
7.
hij in of omstreeks de periode van 4 tot en met 20 februari 2008 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte een persoon genaamd [de vreemdeling] en/of een persoon van Irakese afkomst, in elk geval één of meer personen van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon/personen vanuit België naar Nederland vervoerd en/of gebracht
en/of
- bovengenoemde persoon/personen onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen in Zweden en/of Denemarken en/of mededader(s) over het transport van bovengenoemde persoon/personen en/of
- die bovengenoemde persoon/personen binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of
- bovengenoemde persoon/personen in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden en/of Denemarken en/of een Scandinavisch land vervoerd en/of
- één of meer geldbedragen overgemaakt naar Zweden ten behoeve van het transport van bovengenoemde persoon/personen, in elk geval op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon/personen (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon/personen (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 8, blz. 436 ev)
8.
hij in of omstreeks de periode van 11 tot en met 14 november 2007 in de gemeente Bergen op Zoom en/of Den Haag en/of Hellevoetsluis en/of (elders) in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, al dan niet in de uitoefening van zijn/hun beroep of gewoonte een persoon van Irakese afkomst, in elk geval een persoon van buitenlandse afkomst
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis
door
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf
in
Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie en/of IJsland en/of
Noorwegen en/of een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te
New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land,
over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New
York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad, of
die ander(en) daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
terwijl hij verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die
toegang of die doorreis en/of dat verblijf wederrechtelijk was,
immers heeft verdachte en/of verdachtes mededaders toen aldaar:
- bovengenoemde persoon onderdak verleend en/of
- meermalen telefonische afspraken gemaakt met één of meer personen en/of met mededader(s) over het transport van bovengenoemde persoon en/of
- die bovengenoemde persoon binnen Nederland naar een verzamelpunt gebracht en/of vervoerd en/of gedirigeerd en/of
- bovengenoemde persoon in een auto via Duitsland naar en/of richting Zweden en/of Denemarken en/of een Scandinavisch land vervoerd en/of
- op één of andere wijze de financiële kant van de doorreis door en/of verblijf in Nederland van bovengenoemde persoon (mede) geregeld en/of (mede) georganiseerd en/of daarover afspraken gemaakt en/of
(aldus) de doorreis door en/of verblijf in Nederland van genoemde persoon (mede) georganiseerd en/of (mede) gecoördineerd en /of (mede) gefaciliteerd;
(zaaksdossier 9, blz. 494 ev)
9.
hij op of omstreeks 10 april 2008 te in de gemeente Bergen op Zoom tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, in het bezit was van
de navolgende reisdocument, te weten:
- een Hongaars paspoort op naam van [naam] en/of
- een Belgische identiteitskaart op naam van [naam] en/of
- een Italiaans paspoort op naam van [naam] en/of
- een Duits vluchtelingenpaspoort op naam van [naam] en/of
- een Irakees nationaliteitsbewijs op naam van [naam] en/of
- een Irakese identiteitskaart op naam van [naam] en/of
- een Irakese identiteitskaart op naam van [naam] en/of
- een Irakese identiteitskaart op naam van [naam] en/of
- een Irakese identiteitskaart op naam van [naam] en/of
- een Irakese identiteitskaart op naam van [naam],
waarvan hij/zij en/of zijn/haar mededader(s) wist(en) of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die reisdocument(en) vals of vervalst was, bestaande de valsheid of vervalsing hieruit dat ten aanzien van:
- dat Hongaarse paspoort op naam van [naam] de oorspronkelijke pasfoto is vervangen door een andere pasfoto en/of
- die Belgische identiteitskaart op naam van [naam] de kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overkomen met een origineel door de autoriteiten van België afgegeven document van dit model en/of
- dat Italiaans paspoort op naam van [naam] de kleur, detaillering, toegepast basismateriaal en gebruikte productie/druk- en beveiligingstechnieken niet overkomen met een origineel door de autoriteiten van Italië afgegeven document van dit model en/of
- dat Duits vluchtelingenpaspoort op naam van [naam] de oorspronkelijke pasfoto is vervangen door een andere pasfoto en/of
- dat Irakees nationaliteitsbewijs op naam van [naam] dit document druktechnisch inhoudelijk afwijkingen vertoont en dat er afwijkingen zijn met betrekking tot de op het document aangebrachte afdrukken van inktstempels en/of
- die Irakese identiteitskaart op naam van [naam] de plaats van afgifte niet correspondeert met intern bekende informatie, de serieaanduiding niet correspondeert met de intern bekende informatie en dat de serieaanduiding middels een afwijkende techniek op het document is aangebracht en/of
- die Irakese identiteitskaart op naam van [naam] de plaats van afgifte niet correspondeert met intern bekende informatie, de serieaanduiding niet correspondeert met de intern bekende informatie en dat de serieaanduiding middels een afwijkende techniek op het document is aangebracht en/of
- die Irakese identiteitskaart op naam van [naam] de plaats van afgifte niet correspondeert met intern bekende informatie, de serieaanduiding niet correspondeert met de intern bekende informatie en dat de serieaanduiding middels een afwijkende techniek op het document is aangebracht en/of
- die Irakese identiteitskaart op naam van [naam] de plaats van afgifte niet correspondeert met intern bekende informatie, de serieaanduiding niet correspondeert met de intern bekende informatie en dat de serieaanduiding middels een afwijkende techniek op het document is aangebracht en/of
- die Irakese identiteitskaart op naam van [naam] de plaats van afgifte niet correspondeert met intern bekende informatie, de serieaanduiding niet correspondeert met de intern bekende informatie en dat de serieaanduiding middels een afwijkende techniek op het document is aangebracht;
(dossier 10, blz. 504 ev)