ECLI:NL:RBBRE:2008:BK5216
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- D. Hund
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en boetebeschikking
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 31 januari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen een belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst over een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting en een daarbij opgelegde boete. De belanghebbende, houder van een auto, had bezwaar gemaakt tegen de uitspraak van de inspecteur van 29 september 2006, waarin werd gesteld dat de motorrijtuigenbelasting niet naar het juiste tarief was voldaan. De inspecteur had geconcludeerd dat de belanghebbende had moeten betalen naar het personenautotarief in plaats van het bestelautotarief, wat resulteerde in een naheffingsaanslag van € 876 en een gelijke boete.
Tijdens de zitting op 17 januari 2008 heeft de rechtbank de argumenten van beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat de bewijslast bij de inspecteur lag, aangezien er sprake was van een naheffingsaanslag. De rechtbank concludeerde dat de inspecteur niet voldoende had aangetoond dat de auto van de belanghebbende op het moment van controle was ingericht voor personenvervoer, ondanks de aanwezigheid van houten kisten in de laadruimte. De rechtbank oordeelde dat de kisten niet voldoende bewijs leverden dat de auto als personenauto moest worden aangemerkt volgens de Wet op de motorrijtuigenbelasting.
De rechtbank verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar, en vernietigde zowel de naheffingsaanslag als de boetebeschikking. Tevens werd de inspecteur veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 402,50, en werd gelast dat de Staat het door de belanghebbende betaalde griffierecht van € 38 vergoedde. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen werd medegedeeld dat zij binnen zes weken hoger beroep konden instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch.