ECLI:NL:RBBRE:2008:BG6190

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
4 december 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
518012 vv 08-97
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ontruiming van gehuurde woning afgewezen wegens onvoldoende spoedeisend belang

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 4 december 2008 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Stichting Wonen West Brabant (hierna: WWB) en een gedaagde huurder. WWB vorderde ontruiming van een woning die door de gedaagde werd gehuurd, omdat zij stelde dat de gedaagde zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst niet nakwam. De gedaagde had volgens WWB de woning onderverhuurd en zou niet meer als hoofdhuurder fungeren. De gedaagde betwistte deze claims en voerde aan dat hij zijn moeder verzorgde en slechts tijdelijk een logé had toegelaten. De rechtbank oordeelde dat het niet voldoende aannemelijk was dat in een bodemprocedure de huurovereenkomst zou worden ontbonden en dat de ontruiming zou worden toegewezen. De rechtbank wees de vordering tot ontruiming af, omdat het spoedeisend belang ontbrak. Daarnaast verklaarde de rechtbank WWB niet-ontvankelijk in haar vorderingen tot geldvorderingen, omdat ook hier het spoedeisend belang ontbrak. De kosten van het geding werden toegewezen aan de gedaagde, die in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Bergen op Zoom
zaak/rolnr.: 518012 VV EXPL 08-97
vonnis in kort geding d.d. 4 december 2008
inzake
de stichting Stichting Wonen West Brabant,
statutair gevestigd en (mede) kantoorhoudende te Bergen op Zoom,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.J. Houweling, van Buys & Partners Gerechtsdeurwaarders te Tholen,
tegen
[gedaagde],
wonende te ([adres],
gedaagde,
gemachtigde: mr. A. van Vliet, advocaat te Bergen op Zoom.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het exploot van dagvaarding d.d. 13 november 2008, met producties;
b. de fax van mr. Van Vliet d.d. 18 november 2008, met producties;
c. de aantekeningen van de mondelinge behandeling van de vordering ter zitting van 20 november 2008, met bijbehorend audiëntieblad.
1.2 De inhoud van deze stukken, alsmede van de overgelegde pleitaantekeningen van mr. Van Vliet, geldt als hier ingelast. Op die inhoud en hetgeen overigens ter zitting is aangevoerd, wordt - voor zover nodig - hierna teruggekomen.
2. Het geschil
2.1 Eiseres (verder te noemen “WWB”) vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, - kort samengevat - gedaagde (verder te noemen “[gedaagde]”) te veroordelen om de woning c.a. staande en gelegen te [adres], te verlaten en te ontruimen. Voorts vordert WWB de veroordeling van [gedaagde] tot betaling van een bedrag ad € 1.950,00 ter zake van genoten inkomsten uit onderhuur, een bedrag ad € 9.050,00 ter zake van verschuldigde boete, vermeerderd met de wettelijke rente over voornoemde bedragen en vermeerderd met de proceskosten.
2.2 [gedaagde] weerspreekt de vorderingen.
3. De beoordeling
3.1 ussen partijen staan de volgende feiten in rechte vast:
a. per 1 januari 1995 is er een huurovereenkomst tot stand gekomen tussen WWB en [gedaagde], met betrekking tot de woning c.a. staande en gelegen te ([adres], zulks tegen een huurprijs van laatstelijk € 405,97 per maand;
b. op deze huurovereenkomst zijn de algemene huurvoorwaarden van toepassing verklaard;
c. [gedaagde] verzorgt zijn moeder die woonachtig is op de [adres];
d. op 14 augustus 2008 hebben [SvK], rechercheur woonfraude, en [ES], woonconsulent WWB, een bezoek gebracht aan het adres [adres], alwaar zij [gedaagde] en zijn moeder aantroffen;
e. van de inhoud van het gesprek dat toen met [gedaagde] heeft plaatsgevonden, is een stuk opgemaakt door [SvK], getiteld ‘proces verbaal’, onder welk stuk tevens de naam van [ES] staat vermeld. Voornoemde personen hebben dit stuk niet ondertekend;
f. tijdens voornoemd gesprek heeft [gedaagde] een stuk ondertekend genaamd “Huuropzegging”, waarin – onder meer - staat vermeld dat [gedaagde] de huur opzegt van de woning c.a., gelegen aan de [adres] en dat de laatste dag van bewoning 14 oktober 2008 is;
g. bij brief van 18 november 2008 is namens [gedaagde] een beroep gedaan op de vernietigbaarheid van voornoemde huuropzegging.
3.2 WWB legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van de voor hem uit de huurovereenkomst voortvloeiende verplichtingen. WWB stelt – kort samengevat – dat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen en woonfraude heeft gepleegd, daar hij de door hem gehuurde woning aan de [adres] feitelijk niet zelf meer als hoofdverblijf heeft en in ieder geval al meer dan 10 maanden in gebruik heeft gegeven aan een derde. WWB vordert de door [gedaagde] verkregen inkomsten uit onbevoegde onderverhuur, welke WWB beraamt op een bedrag van
€ 1.950,00. Mede gelet op de door [gedaagde] ondertekende huuropzegging, vordert WWB thans de ontruiming van het gehuurde, aangezien [gedaagde] hiertoe zelf niet is overgegaan. Gezien de tekortkomingen van [gedaagde], vordert WWB, op grond van de algemene voorwaarden, een boete ad € 9.050,00. Tevens vordert zij de wettelijke rente over voornoemde bedragen.
3.3 [gedaagde] betwist dat WWB een spoedeisend belang bij haar vorderingen heeft. Voorts wordt door hem een andere lezing gegeven van de door WWB aan hem verweten gedragingen. Volgens [gedaagde] is de door hem ondertekende huuropzegging onder misbruik van omstandigheden aan de zijde van WWB tot stand gekomen en is deze huuropzegging, middels de brief van 18 november 2008, vernietigd. Voorts wordt door [gedaagde] de inhoud van het opgemaakte proces-verbaal, uitdrukkelijk betwist. Door [gedaagde] zijn steunverklaringen van zijn buren overgelegd nu WWB ten onrechte stelt dat deze zouden klagen over [gedaagde].
3.4.1 Door [gedaagde] is uitdrukkelijk betwist dat WWB een spoedeisend belang zou hebben bij de door haar ingestelde vorderingen.
3.4.2 Feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van spoedeisendheid een onmiddellijke voorziening is vereist ter zake van de gevorderde genoten inkomsten uit onderhuur en de boete, zijn niet gebleken. Ten aanzien van de voornoemde gevraagde voorzieningen, alsmede ten aanzien van de daarmee samenhangende gevorderde rente, zal WWB niet-ontvankelijk worden verklaard.
3.4.3 Ten aanzien van de door haar gevorderde ontruiming is wel voldoende aannemelijk geworden dat WWB spoedeisend belang heeft bij het gevorderde. WWB heeft daaromtrent gesteld dat zij als verhuurster van sociale woningen, gelet op het illegale karakter van het in gebruik geven van het gehuurde, een spoedeisend belang heeft om thans in kort geding de ontruiming van het gehuurde te vorderen. WWB kan dan ook in dit onderdeel van haar vordering worden ontvangen.
3.5 De gevorderde ontruiming in kort geding is slechts toewijsbaar als reeds nu, aan de hand van de door partijen gepresenteerde feiten, zonder nader onderzoek en/of bewijsvoering, voldoende aannemelijk is dat een overeenkomstige vordering in een bodemprocedure zal slagen. Terughoudendheid vooral gelet op het veelal onomkeerbare proces dat ontruiming met zich meebrengt, is daarbij in het algemeen geboden. Voor een dergelijke vergaande voorziening is daarom slechts plaats in geval van bijzondere omstandigheden.
3.6 Ten aanzien van het gebruik van de woning aan de [adres] als hoofdverblijf, heeft [gedaagde] aangegeven dat hij – als mantelzorger - vaak bij zijn moeder verblijft aan de [adres]. Dat [gedaagde] zijn 87-jarige zorgafhankelijke en licht dementerende moeder zou verzorgen, wordt door WWB ook niet betwist. Volgens [gedaagde] is het niet zo dat hij bij zijn moeder woont, maar hij verblijft er wel veel.
Ten aanzien van de gestelde onderverhuur van de woning aan de [adres], voert [gedaagde] aan dat hij een derde, als logé, in zijn woning heeft toegelaten omdat deze geen onderdak had nadat diens relatie was beëindigd. Volgens [gedaagde] was de derde slechts een tijdelijke logé en verbleef hij regelmatig weken achtereen elders. Deze logé heeft volgens [gedaagde] een totaalbedrag van € 150,00 betaald ter zake van door hem gebruikte energie en niet het door WWB gestelde bedrag van
€ 150,00 per maand als huur- of gebruiksvergoeding.
Er veronderstellende wijze vanuit gaande dat voornoemde gedragingen van [gedaagde] een schending van zijn verplichtingen als huurder zouden kunnen opleveren, dan nog gaat het, gezien de door [gedaagde] gegeven uitleg en gelet op de bijzondere omstandigheden van het geval, te ver om thans, vooruitlopend op een bodemprocedure, een ontruiming van het gehuurde uit te spreken. Immers, gelet op het voorgaande, in samenhang met de betwisting van de inhoud van het namens WWB opgemaakte proces-verbaal en het beroep op de vernietigbaarheid van de door [gedaagde] ondertekende huuropzegging, is voorshands onvoldoende aannemelijk dat de rechter in een bodemprocedure een ontbinding van de huurovereenkomst en een ontruiming van het gehuurde uit zal spreken. Derhalve dient de gevorderde ontruiming in kort geding te worden afgewezen.
3.7 WWB dient, als de in het ongelijk te stellen partij, te worden verwezen in de kosten van het geding.
4. De beslissing bij wege van voorlopige voorziening
De kantonrechter:
- verklaart WWB niet-ontvankelijk ten aanzien van de door haar ingestelde geldvorderingen, in de dagvaarding onder het petitum genummerd 2, 3 en 4;
- wijst de gevorderde ontruiming van de woning gelegen te ([adres], af;
- veroordeelt WWB in de kosten van dit geding, aan de zijde van [gedaagde] gevallen en tot deze uit¬spraak begroot op een bedrag van € 200,00 als salaris voor de gemachtigde van [gedaagde].
Dit vonnis is gewezen door mr. W.E.M. Verjans, en in het openbaar uitgesproken op 4 december 2008.