ECLI:NL:RBBRE:2008:BG3753

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
31 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
08/1699
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onterecht buiten behandeling stellen van bijstandsaanvraag door gemeente Tilburg

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg, waarbij zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering op 1 november 2007 buiten behandeling is gesteld. Eiser had op 25 september 2007 een aanvraag ingediend voor bijstand met terugwerkende kracht vanaf 28 juni 2007. De gemeente verzocht eiser om aanvullende bewijsstukken, maar stelde uiteindelijk dat zijn aanvraag niet in behandeling kon worden genomen omdat hij niet aan de verzoeken had voldaan. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt, maar dit werd ongegrond verklaard.

De rechtbank heeft de zaak op 25 september 2008 behandeld, waarbij eiser en zijn advocaat aanwezig waren. Eiser voerde aan dat hij wel degelijk had geprobeerd aan te tonen hoe hij in zijn levensonderhoud voorzag, onder andere door een verklaring van een kennis. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser de benodigde gegevens had overgelegd en dat de gemeente deze had beoordeeld. De rechtbank oordeelde dat de gemeente niet bevoegd was om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat er wel degelijk inhoudelijk op de aanvraag beslist kon worden.

De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit van de gemeente. De gemeente werd opgedragen om een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift van eiser, met inachtneming van de uitspraak van de rechtbank. Tevens werd de gemeente Tilburg veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiser.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, en in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, op 31 oktober 2008.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 08 / 1699 WWB
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[eiser],
wonende te Tilburg, eiser,
gemachtigde mr. J.M. Molkenboer,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Tilburg,
verweerder.
1. Procesverloop
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 14 februari 2008 (bestreden besluit) inzake de buiten behandeling stelling van zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering.
Het beroep is behandeld ter zitting van 25 september 2008, waarbij aanwezig waren eiser en zijn advocaat mr. B. Zebregs en namens verweerder [gemachtigde verweerder].
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Eiser heeft op 25 september 2007 een aanvraag voor een bijstandsuitkering ingediend met ingang van 28 juni 2007.
Verweerder heeft eiser bij brief van 2 oktober 2007 verzocht om een aantal bewijsstukken, waaronder bankafschriften en stukken waaruit blijkt hoe eiser de afgelopen jaren in zijn levensonderhoud heeft voorzien, uiterlijk 16 oktober 2007 aan te leveren.
Naar aanleiding van de ingeleverde stukken heeft verweerder eiser bij brief van 17 oktober 2007 verzocht uiterlijk 24 oktober 2007 aanvullende stukken, waaronder controleerbare en verifieerbare bewijsstukken van kasstortingen op eisers bankrekening, in te leveren. Tevens heeft verweerder een herhaald verzoek gedaan om controleerbare en verifieerbare bewijsstukken in te leveren waaruit blijkt hoe eiser de afgelopen jaren in zijn levensonderhoud heeft voorzien.
Bij besluit van 1 november 2007 heeft verweerder eiser meegedeeld dat zijn aanvraag met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) niet in behandeling is genomen. Omdat eiser heeft nagelaten de gevraagde stukken in te leveren, kan zijn recht op bijstand niet vastgesteld worden.
Tegen dit besluit heeft eiser op 12 december 2007 bezwaar gemaakt. Hij is op 24 januari 2008 gehoord over zijn bezwaren.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiser ongegrond verklaard.
2.2 Eiser heeft in beroep tegen het bestreden besluit, samengevat, aangevoerd dat hij in bezwaar geprobeerd heeft aan te tonen hoe hij in de afgelopen jaren in zijn levensonderhoud heeft voorzien. Daartoe heeft hij tijdens de hoorzitting onder meer een verklaring van mevrouw [naam kennis] van 30 november 2007 in het geding gebracht, waaruit blijkt dat zij hem de afgelopen jaren regelmatig van de eerste levensbehoeften (eten, drinken en dak boven zijn hoofd) heeft voorzien. Verder heeft hij tijdens de hoorzitting aangevoerd dat hij ook door familie wordt onderhouden, maar dat hij hiervan geen bewijzen kan overleggen omdat dit in de Marokkaanse cultuur ongebruikelijk is wegens een achterdochtige houding ten opzichte van de overheid.
2.3 Het wettelijk kader
Artikel 4:5, eerste lid, van de Awb bepaalt dat indien de aanvrager niet heeft voldaan aan enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van de aanvraag of indien de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag of voor de voorbereiding van de beschikking, het bestuursorgaan kan besluiten de aanvraag niet te behandelen, mits de aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn de aanvraag aan te vullen. Blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van deze bepaling is onder meer sprake van een onvolledige of ongenoegzame aanvraag, indien onvoldoende gegevens of bescheiden zijn verstrekt om een goede beoordeling van de aanvraag mogelijk te maken. Daarbij gaat het, gelet op artikel 4:2, tweede lid, van de Awb, om gegevens die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover de aanvrager redelijkerwijs de beschikking kan krijgen.
2.4 De rechtbank is van oordeel dat verweerder in deze situatie niet bevoegd kan worden geacht om toepassing te geven aan artikel 4:5, eerste lid, van de Awb. Eiser heeft immers de voor de beoordeling van het recht op bijstand benodigde gegevens, voor zover hem die ter beschikking stonden, overgelegd en daarover nader verklaard, en verweerder heeft deze gegevens en de daarover door eiser afgelegde verklaring ook beoordeeld, hetgeen verweerder in het bestreden besluit tot de conclusie heeft gebracht dat die verklaring niet deugdelijk is. In deze motivering van verweerder ligt naar het oordeel van de rechtbank besloten dat op de aanvraag van eiser van 25 september 2007 wel inhoudelijk kon worden beslist. Verweerder was daarom niet bevoegd om de aanvraag van eiser met toepassing van artikel 4:5, eerste lid, van de Awb buiten behandeling te stellen, maar had zo nodig inhoudelijk kunnen beslissen aan de hand van artikel 17 in verbinding met artikel 11 van de WWB. Steun voor die opvatting vindt de rechtbank ook in de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 23 mei 2006, gepubliceerd op www.rechtspraak.nl onder LJN-nummer AX8765 en de uitspraak van deze rechtbank van 30 augustus 2007, procedurenummer 07/1258 WWB, waarin verweerder ook partij was. De rechtbank zal het beroep tegen het bestreden besluit gegrond verklaren en dat besluit vernietigen wegens strijd met de wet. Verweerder zal een nieuw besluit moeten nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak.
2.5 Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiser te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiser, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
draagt verweerder op een nieuw besluit te nemen op het bezwaarschrift met inachtneming van deze uitspraak;
gelast dat de gemeente Tilburg aan eisers het door hen betaalde griffierecht van € 39,- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers tot een bedrag van € 644,-, te betalen door de gemeente Tilburg.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.L. Sierkstra, rechter, en in aanwezigheid van mr. M.Ch. Grazell, griffier, in het openbaar uitgesproken op 31 oktober 2008.
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en begint te lopen op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: 31 oktober 2008.