ECLI:NL:RBBRE:2008:BG2033
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van betalingen aan vroegere cliënte door advocaat in verband met seksuele relatie
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 24 september 2008 uitspraak gedaan in een belastingkwestie waarbij een advocaat, die een seksuele relatie had onderhouden met een vroegere cliënte, € 112.500 aan haar had betaald. De advocaat stelde dat deze betalingen voortvloeiden uit chantage, afpersing en oplichting door de cliënte en dat ze als ondernemingskosten moesten worden aangemerkt. De inspecteur van de Belastingdienst betwistte echter de aftrekbaarheid van deze kosten, stellende dat de betalingen in de privésfeer lagen en niet gerelateerd waren aan de zakelijke relatie tussen de advocaat en zijn cliënte.
De rechtbank oordeelde dat het aangaan van een seksuele relatie met een cliënte niet binnen de zakelijke verhouding valt die een advocaat met zijn cliënt onderhoudt. De rechtbank concludeerde dat de betalingen die de advocaat had gedaan, voortvloeiden uit de seksuele relatie en derhalve niet als kosten van de onderneming konden worden aangemerkt. De advocaat had niet aannemelijk gemaakt dat de betalingen niet in de privésfeer lagen.
De rechtbank verklaarde het beroep van de advocaat ongegrond en wees erop dat, voor zover de advocaat had bedoeld te stellen dat de betalingen als alimentatie konden worden beschouwd, dit niet opging omdat het kind waarvoor de betalingen waren gedaan, niet zijn kind bleek te zijn. De rechtbank zag geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.