ECLI:NL:RBBRE:2008:BF7083

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
3 oktober 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07 / 4968 WET
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om planschadevergoeding door gemeente Drimmelen na bouw van appartementen

In deze zaak hebben eiseressen, eigenaren van een woning te Made, een verzoek ingediend om vergoeding van planschade naar aanleiding van de bouw van 11 zorgappartementen op een aangrenzend perceel. De rechtbank Breda heeft op 3 oktober 2008 uitspraak gedaan in deze zaak. Eiseressen stelden dat hun woning door de bouw minder waard was geworden, met een waardevermindering van € 12.000,--. De gemeente Drimmelen, verweerder in deze zaak, had het verzoek om schadevergoeding afgewezen, onder verwijzing naar een advies van de SAOZ. Dit advies stelde dat de schadevergoeding anderszins was verzekerd door een overeenkomst tussen eiseressen en de Woningstichting Volksbelang, waarbij eiseressen afstand deden van hun recht om bezwaar te maken tegen de bouwvergunning in ruil voor een financiële compensatie en de overdracht van een strook grond.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de overeenkomst niet voldoende was om de schade te dekken. De rechtbank oordeelde dat de schadevergoeding niet anderszins was verzekerd en dat de eiseressen recht hadden op de schadevergoeding van € 12.000,--. De rechtbank vernietigde het besluit van de gemeente Drimmelen en veroordeelde de gemeente tot betaling van de schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente. De rechtbank benadrukte dat de overeenkomst niet de schadeclaim uitsloot en dat de gemeente geen belang had bij het afkopen van het bezwaar van eiseressen. De uitspraak biedt inzicht in de toepassing van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) en de voorwaarden waaronder schadevergoeding kan worden toegekend.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 07 / 4968 WET
uitspraak van de enkelvoudige kamer
in de zaak van
[naam eiseres 1], [naam eiseres 2], [naam eiseres 3] en [naam eiseres 4], eiseressen,
gemachtigde mr. F.H.L. Vossen
en
de raad van de gemeente Drimmelen,
verweerder.
1. Procesverloop
Eiseressen hebben beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 11 oktober 2007 (bestreden besluit), inzake de afwijzing van het verzoek om vergoeding van planschade.
Het beroep is behandeld ter zitting van 12 juni 2008, waarbij aanwezig waren eiseres [naam eiseres 1] en gemachtigde
mr. F.H.L. Vossen. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen door mr. R. Poot.
2. Beoordeling
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de rechtbank uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Bij besluit van 5 oktober 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Drimmelen aan Stichting Volksbelang met toepassing van artikel 19, derde lid van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) vrijstelling en bouwvergunning verleend voor het veranderen en vergroten van de woning [adres] te Made in een complex van 11 zorgappartementen.
Eiseressen zijn eigenaressen respectievelijk vruchtgebruikster en bewoonster van de woning [adres] te Made. Zij hebben bij brief van 3 juli 2005, ingekomen bij de gemeente Drimmelen op 15 juli 2005, aan verweerder verzocht om vergoeding van de planschade die zij stellen te lijden van de wijziging van de eengezinswoning op het aangrenzende perceel in een appartementencomplex.
Naar aanleiding van dit verzoek heeft verweerder de SAOZ gevraagd advies uit te brengen. De SAOZ heeft overwogen dat vorenbedoelde vrijstelling heeft geleid tot een voor eiseressen nadeliger positie waaruit op de voet van artikel 49 van de WRO voor vergoeding vatbare schade in de vorm van een waardevermindering van € 12.000,-- is voortgevloeid. In haar rapport van oktober 2006 heeft de SAOZ niettemin geconcludeerd dat het verzoek om vergoeding van deze schade moet worden afgewezen omdat vergoeding van de schade in voldoende mate anderszins is verzekerd. In dit verband heeft de SAOZ gewezen op de overeenkomst tussen eiseressen en Woningstichting Volksbelang waarin eiseressen afstand hebben gedaan van hun recht om bezwaar te maken tegen de bouwvergunning van 5 oktober 2004 als tegenprestatie voor de eigendomsoverdracht van een strook grond voor een koopprijs van € 1,-- vrij op naam, voor een bedrag van € 500,-- voor de inrichting van deze grond alsmede voor de verplichting voor Woningstichting Volksbelang om een erfafscheiding ter waarde van maximaal € 3.500,-- aan te brengen. Daarbij is de waarde van de strook grond door de SAOZ getaxeerd op € 15.000,--.
Bij besluit van 19 maart 2007 heeft verweerder het planschadeverzoek, onder verwijzing naar het rapport van de SAOZ, afgewezen.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseressen ongegrond verklaard.
2.2 Eiseressen hebben in beroep aangevoerd dat zij zich wel kunnen vinden in de vastgestelde waardevermindering ten bedrage van € 12.000,-- maar niet in het standpunt dat de vergoeding van deze waardevermindering is verzekerd door de voordelen die uit de overeenkomst met Woningstichting Volksbelang zijn voortgevloeid. Eiseressen hebben in dit verband betoogd dat verweerder een onjuiste uitleg heeft gegeven aan de uitspraken van de AbRS van 3 augustus 2005 (LJN: AU0430) en 19 juli 2006 (LJN: AY4221).
2.3 Artikel 49 van de WRO luidde ten tijde van de aanvraag - en voor zover hier van belang - als volgt:
“Voor zover blijkt dat een belanghebbende ten gevolge van het besluit omtrent vrijstelling, als bedoeld in artikel 19, schade lijdt of zal lijden, welke redelijkerwijs niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende door aankoop, onteigening of anderszins is verzekerd kent de gemeenteraad hem op zijn verzoek een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe”.
2.4 Bij de beantwoording van de vraag of de schade anderszins is verzekerd, als hier aan de orde, stelt de rechtbank - in navolging van de hiervoor genoemde uitspraak van de AbRS van 3 augustus 2005 - voorop dat rekening moet worden gehouden met alle relevante feiten en omstandigheden.
Voor het onderhavige geval acht de rechtbank van gewicht dat meergenoemde overeenkomst eiseressen slechts verplicht tot één prestatie, te weten dat zij geen bezwaar zullen aantekenen tegen de bouwvergunning voor het oprichten van de 11 zorgappartementen. Voorts is van belang dat deze bouwvergunning is verleend met toepassing van artikel 19, derde lid van de WRO en betrekking heeft op het veranderen en vergroten van een woning in een complex van 11 zorgappartementen, terwijl in artikel 20 van het Besluit op de ruimtelijke ordening is bepaald dat voor de toepassing van artikel 19, derde lid, van de WRO een uitbreiding van een woongebouw slechts mogelijk is indien het aantal woningen gelijk blijft en overigens volgens vaste jurisprudentie een wijziging van het gebruik van reeds bestaande opstallen niet kan worden aangewend voor nog op te richten bebouwing. In hun zienswijze op het voornemen van burgemeester en wethouders van Drimmelen d.d.
15 juli 2004 hebben eiseressen op deze uitleg gewezen. Weliswaar hebben burgemeester en wethouders deze bedenkingen bij het verlenen van de vrijstelling weerlegd maar dat neemt niet weg dat aannemelijk is dat een tegen de vrijstelling en bouwvergunning ingediend bezwaarschrift van eiseressen (uiteindelijk) gegrond had moeten worden verklaard en dat de Woningstichting Volksbelang er derhalve groot belang bij had dat eiseressen geen bezwaarschrift zouden indienen. Daarnaast is van belang dat de Woningstichting Volksbelang géén overeenkomst met de gemeente Drimmelen heeft gesloten met de strekking dat een eventuele planschadeclaim voor haar rekening zou komen. Met andere woorden, de Woningstichting had er geen belang bij om met het afkopen van het bezwaar van eiseressen tegen de bouwvergunning tevens een eventueel beroep op artikel 49 van de WRO uit te sluiten.
Tenslotte overweegt de rechtbank dat verweerder niet gevolgd kan worden in zijn stelling dat de zienswijze van eiseressen was gericht op het verkrijgen van compensatie voor de gevreesde waardevermindering. Blijkens deze zienswijze kunnen burgemeester en wethouders reeds aan de bezwaren van eiseressen tegemoetkomen door de appartementen op de begane grond toe te staan en niet op de eerste verdieping te laten bouwen. Eerst nadat zij benadrukt hebben dat ook voor het huidige bouwplan een langere vrijstellingsprocedure noodzakelijk is en dat zij daarom dringend verzoeken het voorstel voor uitbreiding op de begane grond nader te bestuderen, komen eiseressen met de achtereenvolgende opmerkingen "Verder zouden wij graag een strook grond naast de perceelsgrens over willen nemen" en "Tot slot (…) behouden (wij) ons dan ook het recht voor om in een later stadium een planschadeclaim in te dienen". Deze formuleringen duiden er niet op dat het eiseressen bij het indienen van hun zienswijze al te doen was om planschade vergoed te krijgen.
2.5 Onder de hiervoor weergegeven omstandigheden moet naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de door eiseressen geleden schade niet anderszins was verzekerd en dat zij recht hebben op de schadevergoeding zoals door de SAOZ begroot op € 12.000,--.
Gelet hierop zal de rechtbank het beroep van eiseressen gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. Aangezien partijen geen geschil hebben over de hoogte van de schade zal de rechtbank zelf in de zaak voorzien en verweerder veroordelen tot het betalen aan eiseressen van € 12.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag waarop het verzoek om schadevergoeding bij verweerder is ingekomen.
Nu het beroep gegrond wordt verklaard, dient het griffierecht aan eiseressen te worden vergoed. Tevens zal de rechtbank verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseressen, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.
3. Beslissing
De rechtbank:
verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit;
veroordeelt verweerder tot vergoeding van planschade van eiseressen tot een bedrag van € 12.000,-- vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2005, te betalen door de gemeente Drimmelen;
bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
gelast dat de gemeente Drimmelen aan eiseressen het door hen betaalde griffierecht van € 143,-- vergoedt;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 644,--, te betalen door de gemeente Drimmelen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.L. Woerdeman, rechter, en in aanwezigheid van mr. P.H.M. Verdonschot, griffier, in het openbaar uitgesproken op
Tegen deze uitspraak kunnen partijen en andere belanghebbenden hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.
De termijn daarvoor bedraagt zes weken en vangt aan op de dag na verzending van deze uitspraak.
Afschrift verzonden op: