ECLI:NL:RBBRE:2008:BF3788

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 september 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/800215-07
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling leraar voor ontucht met minderjarige leerling

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 29 september 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een leraar die beschuldigd werd van ontucht met een minderjarige leerling. De feiten vonden plaats tussen 1 november 2006 en 27 februari 2007. De rechtbank oordeelde dat de leraar, die werkzaam was op het Newman College in Breda, zich schuldig had gemaakt aan ontucht met een aan hem toevertrouwde leerlinge. De leraar had de leerlinge op verschillende manieren benaderd, waaronder het kussen en het betasten van haar lichaam. De rechtbank achtte de leraar strafbaar, maar sprak hem vrij van enkele specifieke beschuldigingen, zoals het betasten van de borsten.

De officier van justitie had een werkstraf van honderd uur en een voorwaardelijke gevangenisstraf geëist, maar de rechtbank besloot, gezien de ouderdom van de zaak en de omstandigheden van de verdachte, om een voorwaardelijke werkstraf van 120 uren op te leggen. De rechtbank oordeelde dat er geen meerwaarde was in het opleggen van reclasseringstoezicht of een onvoorwaardelijke straf, vooral omdat de leraar inmiddels zijn baan had verloren en niet meer in het onderwijs werkzaam was. De rechtbank hield rekening met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte, zoals geadviseerd door een psycholoog, maar vond dat de omstandigheden niet meer vereisten dan een waarschuwing in de vorm van een voorwaardelijke werkstraf.

De uitspraak benadrukt de ernst van ontucht met minderjarigen en de verantwoordelijkheden die leraren hebben ten opzichte van hun leerlingen. De rechtbank heeft de wettelijke voorschriften toegepast en de beslissing is gebaseerd op de artikelen van het Wetboek van Strafrecht die van toepassing waren ten tijde van het bewezen verklaarde feit.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/800215-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 29 september 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte],
Geboren op [datum en plaats],
wonende [adres],
raadsman mr. B.J.P. van Gils, advocaat te Tilburg.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 september 2008, waarbij de officier van justitie, mr. J. van Aken, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
als leraar ontucht heeft gepleegd met een minderjarige leerling.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het betasten van de borsten. De officier van justitie baseert zich hierbij op de bekennende verklaring van verdachte, de aangifte en de verklaring van [slachtoffer].
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat het ten laste gelegde bewezen kan worden met uitzondering van het betasten van de borsten. Ten aanzien van de ten laste gelegde periode heeft de raadsman opgemerkt dat verdachte na de kerstvakantie niet meer actief is geweest als leraar op het Newman College.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
Evenals de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank het feit wettig en overtuigend bewezen, met uitzondering van het betasten van de borsten, gelet op:
- de bekennende verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 15 september 2008;
- het proces-verbaal van aangifte;
- het proces-verbaal van verhoor van [slachtoffer] [achternaam].
Het feit dat verdachte na de kerstvakantie niet meer als leraar actief was heeft naar het oordeel van de rechtbank geen gevolgen voor de periode die bewezen kan worden verklaard. De rechtbank acht daarbij van belang dat ook toen verdachte op non-actief werd gesteld in het kader van het onderzoek zijn verantwoordelijkheid als leraar ten opzichte van [slachtoffer] bleef bestaan.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
in de periode van 1 november 2006 tot en met 27 februari 2007 te Breda,
ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde
[slachtoffer], geboren op [geboortedatum], immers heeft
hij verdachte, - als leraar van het Newman College Breda, waar [slachtoffer]
toen leerling was telkens opzettelijk
- zijn tong in de mond van [slachtoffer] gestoken/gebracht en
- [slachtoffer] op haar mond gekust en
- zich door [slachtoffer] op zijn mond laten kussen.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een werkstraf van honderd uur, subsidiair 50 dagen vervangende hechtenis, en een gevangenisstraf van twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren, met als bijzondere voorwaarde begeleiding door de reclassering. De officier van justitie heeft in haar eis rekening gehouden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en de tijd die verstreken is sinds het feit is gepleegd.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht geen gevangenisstraf op te leggen, maar het te houden bij een deels voorwaardelijke werkstraf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft gedurende een paar maanden een relatie gehad met een 14-jarige leerlinge uit zijn klas. De leerlinge was verliefd op hem geworden, en verdachte kon naar eigen zeggen geen weerstand bieden tegen wederzijdse gevoelens van zijn kant. Zij zagen elkaar op school, maar ze hadden ook geregeld afspraakjes buiten school. Tijdens deze afspraakjes werd er veel geknuffeld en gezoend. Toen deze relatie voor de kerstvakantie aan het licht kwam, is verdachte geschorst als leraar. Ook een vriend, een vertrouwenspersoon op school en de moeder van de leerling, hebben aan verdachte duidelijk gemaakt dat een dergelijke relatie niet door de beugel kan. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij op dat moment niet alsnog afstand heeft genomen, maar juist contact bleef zoeken via de telefoon en e-mail.
Een dergelijke relatie is per definitie niet gelijkwaardig, hoe volwassen een 14-jarig meisje ook overkomt. Het is een kwalijk feit, dat niet voor niets strafbaar is gesteld. Deze bepaling dient juist ter bescherming van de minderjarige. Dat de leerlinge zelf ook graag gekust wilde worden, doet aan deze strafbaarheid niets af.
Voor wat betreft de persoonlijke omstandigheden van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de inhoud van het voorlichtingsrapport van de reclassering, alsmede met het psychologische rapport dat over de persoon van verdachte is opgemaakt. Uit het rapport van de psycholoog komt naar voren dat er in de persoonlijkheid van verdachte narcistische trekken aanwijsbaar zijn. Als gevolg van deze narcistische trekken heeft verdachte de verliefdheid van de leerlinge als strelend voor zijn zelfgevoel ervaren en was hij meer ontvankelijk voor de verliefdheid van (jonge) vrouwen. Verdachte beseft niet dat (jonge) vrouwen op hem verliefd worden omdat hij een gezagpositie heeft en dat dan niet gesproken kan worden van een “gelijke relatie”. Gelet op narcistische trekken adviseert de psycholoog verdachte licht verminderd toerekeningsvatbaar te verklaren. Volgens de psycholoog is een kans op recidive niet uitgesloten wanneer verdachte in een soortgelijke situatie komt.
Om herhaling te voorkomen adviseert de psycholoog verdachte een behandeling te laten ondergaan bij Het Dok of een soortgelijke instelling. De behandeling dient volgens de psycholoog plaats te vinden in het kader van een toezicht door de reclassering.
Ook de reclassering adviseert in haar rapport verdachte een behandeling te laten ondergaan in het kader van een bijzondere voorwaarde met verplicht reclasseringscontact.
De rechtbank zal rekening houden met de licht verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte. Voor het overige neemt de rechtbank de adviezen niet over. Gelet op de ouderdom van de zaak ziet de rechtbank geen meerwaarde meer in een verplicht reclasseringscontact. Om dezelfde reden ziet de rechtbank ook niets meer in het opleggen van een onvoorwaardelijke straf.
De rechtbank had de eis van de officier van justitie op zichzelf redelijk gevonden, als de zaak meteen aansluitend ter zitting was behandeld. Nu het feit bijna twee jaren oud is zal de rechtbank slechts een voorwaardelijke werkstraf van 120 uren opleggen, als waarschuwing aan verdachte een dergelijk strafbaar feit niet meer te begaan. Daarbij heeft de rechtbank tevens in aanmerking genomen dat verdachte zijn baan kwijt is en niet meer in het onderwijs werkzaam is.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57 en 249 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ontucht plegen met een aan zijn zorg en opleiding toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
een werkstraf van 120 uren voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- beveelt dat indien verdachte de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van 60 dagen;
- bepaalt dat de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de uitvoering van de werkstraf naar rato van twee uur per dag;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.E.H. Janssen, voorzitter, mr. A.P. Hameete en
mr. N.E.M. de Coninck, rechters, in tegenwoordigheid van mr. J.E. Herlaar, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 29 september 2008.
Mr. Hameete en de griffier zijn niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij in de periode van 1 november 2006 tot en met 27 februari 2007 te Breda,
althans in Nederland, ontucht heeft gepleegd met de aan zijn zorg en/of
opleiding en/of waakzaamheid toevertrouwde [slachtoffer], geboren
op [geboortedatum], immers heeft hij verdachte, - als leraar van het Newman
College Breda, waar [slachtoffer] toen leerling was - (telkens) opzettelijk
- zijn tong in de mond van [slachtoffer] gestoken/gebracht en/of
- [slachtoffer] op haar mond gekust en/of
- de borst(en) van [slachtoffer] betast en/of
- zich door [slachtoffer] op zijn mond laten kussen.