ECLI:NL:RBBRE:2008:BE8981

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
18 augustus 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
02/801470-07 [P]
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Alferink
  • A. Breeman
  • J. Prenger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging met vuurwapen door verdachte tegen slachtoffers in Breda

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 18 augustus 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die ervan beschuldigd werd met anderen te hebben geprobeerd slachtoffers in hun woning te vermoorden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte heeft op 30 april 2005 met een vuurwapen door de ruit van de woning van de slachtoffers geschoten. De rechtbank heeft verschillende getuigenverklaringen gehoord, waaronder die van getuige 1 en getuige 2, die de verdachte als de schutter identificeerden. De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte niet met voorbedachten rade handelde, er wel sprake was van een ernstige bedreiging met de dood. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de schoten heeft gelost, maar dat er geen sprake was van een poging tot moord of doodslag, omdat er op dat moment niemand in de woonkamer aanwezig was. De verdachte is uiteindelijk veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, en een proeftijd van twee jaar. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de bedreiging en het feit dat de verdachte eerder met justitie in aanraking is geweest voor geweldsdelicten.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 02/801470-07 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 18 augustus 2008
in de [bijnaam]zaak tegen
[verdachte]
geboren te [plaats en datum]
wonende te [adres]
raadsman mr. J.Y. Taekema, advocaat te Den Haag.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 4 augustus 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Janssen, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
met anderen heeft geprobeerd [slacht[slachtoffer] en [slachtoffer] in hun woning te vermoorden of zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, althans hen heeft bedreigd, door met een vuurwapen meermalen door de ruit van hun woning te schieten.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte met anderen de be[adres] heeft bedreigd met de dood. Zij baseert zich daarbij op het volgende.
Verdachte gaf, aldus de officier van justitie, ter zitting van 4 augustus 2008 toe dat hij op
30 april 2005 een van de drie mannen bij de woning aan [adres] was. Er was geen sprake van voorbedachten rade, dus een poging tot moord kan volgens de officier van justitie niet bewezen worden. En alhoewel de geschoten kogels in een min of meer vlakke baan zijn geschoten en er dus een wezenlijke kans was om iemand te raken is volgens de officier van justitie evenmin sprake van een poging tot doodslag. Zij baseert dit op het feit dat er niet is gericht op het midden van het raam. Maar het levert wel een zeer ernstige vorm van bedreiging op, aldus de officier van justitie.
4.2 Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en wijst daarbij op het volgende.
Het kan niet bewezen worden dat verdachte de schutter was, nu de getuigenverklaringen in onderling verband gezien tegenstrijdig zijn. Getuige [getuige 1] heeft, hoewel zij verdachte goed kent, hem niet herkend. De verklaring van [getuige 2] is niet bruikbaar voor het bewijs omdat hij door zijn overlijden niet meer door de verdediging kon worden ondervraagd. Bovendien is zijn verklaring onduidelijk en op onderdelen onjuist.
Ook kan er niet zonder meer van worden uitgegaan dat de opgefokte van de drie mannen ook de schutter is.
De raadsman stelt vervolgens dat de drie mannen voor de woning weliswaar een onenigheid hadden met [slachtoffer] en zijn moeder, maar dit is niet te beschouwen als een bedreiging. Zij zijn vervolgens alle drie weg gegaan en er is één man teruggekomen, niet zijnde verdachte, die heeft geschoten. Er was dus geen nauwe, bewuste samenwerking, zodat niet gesproken kan worden van medeplegen.
En tot slot levert het op deze manier schieten door de ruit van een kamer waarin zich op dat moment niemand bevond geen poging tot doodslag, laat staan poging tot moord, op.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
In de nacht van 29 op 30 april 2005 is met een vuurwapen geschoten op een ruit van een woning [adres]. In die woning waren aanwezig mevrouw [slachtoffer], haar zoon [slachtoffer] en nog 2 kinderen. Er zijn twee kogels door de ruit in de woonkamer gekomen. Daarbij is niemand geraakt, omdat er op het moment van het schieten niemand in de woonkamer was.
De eerste vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of verdachte de schutter is. Daarbij zijn de verklaringen van [slachtoffer], zijn moeder en de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] van belang.
Voorafgaand aan hetgeen voor de deur van [adres] gebeurde had [slachtoffer] , ruzie met ene [naam ruziezoeker]. Later raakte een negroïde man bij een volgende ruzie met die [naam ruziezoeker] betrokken, welke man [slachtoffer] kent als [bijnaam], die bij hem in de buurt woont en in een Audi rijdt. [slachtoffer] omschrijft deze [bijnaam] als een Surinaams/Antilliaanse man met een fors, breed, stevig postuur en een bril. Weer later die dag ontstond er een gevecht tussen die [bijnaam] en [slachtoffer] en vervolgens later die avond verscheen die [bijnaam] met twee negroïde mannen bij de woning van [slachtoffer]. Zijn moeder voorkwam dat [slachtoffer] het buiten ging uitvechten, en zij gingen de woonkamer in.
[slachtoffer] verklaart hierover bij de rechter-commissaris dat [bijnaam] van de drie mannen die ’s avonds voor zijn deur verschenen degene was die zich het meest agressief gedroeg. Nadat zij de woonkamer ingegaan waren hoorde [slachtoffer] enkele knallen. Zijn moeder deed het licht in de kamer uit, maar [slachtoffer] deed het licht weer aan. Kort daarna zijn zij naar boven gegaan en boven hoorde [slachtoffer] weer schoten en hoorde hij glasgerinkel.
De moeder van [slachtoffer], [slachtoffer] verklaart in grote lijnen gelijkluidend over hetgeen zich die avond voor en in haar woning heeft afgespeeld.
Over de drie mannen verklaart zij dat de middelste zei dat hij [slachtoffer] wilde hebben omdat hij had gehoord dat [slachtoffer] hem wilde steken. Zij zag dat die middelste jongen erg agressief was en dat de andere twee hem tegenhielden toen hij naar haar toe wilde komen. Verder verklaart zij dat haar dochter haar had verteld dat zij boven uit het raam had gekeken en had gezien dat een van de drie jongens een bril droeg.
De getuige [getuige 1] , die ook in [adres] woont, zag drie personen voor de woning op nummer 33 staan en zij hoorde een woordenwisseling. Ze zag dat ze op een bepaald moment wegliepen en dat een van de drie terug wilde, waarbij de andere twee hem probeerden tegen te houden. Die jongen rukte zich los, draaide zich om en liep in de richting van de woning. Zij zag dat een van zijn handen de lucht in ging en hoorde harde knallen en zag lichtflitsen, waarna de mannen wegliepen. Even later kwam die jongen weer terug de bocht om lopen. Ter hoogte van nummer 33 strekte hij zijn hand, alsof hij een vuurwapen vast had en richtte op het raam van die woning. Zij hoorde weer knallen en zag flitsen, waarna hij weer wegliep.
De getuige [getuige 2] , die de rechtbank overigens, evenals de raadsman, niet beschouwt als een deskundige op het gebied van wapens, zag dat 2 jongens de derde probeerden te kalmeren, maar dat de opgefokte jongen een vuurwapen pakte en schoot. Volgens deze getuige droeg de schutter een bril. De raadsman betoogde dat deze getuige dit helemaal niet kon zien vanuit de voordeur, maar [getuige 2] stond op dat moment op de bovenverdieping van zijn woning en had via het raam zicht op hetgeen zich voor de deur van [slachtoffer] afspeelde.
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, de verklaring van [getuige 2] wel bruikbaar voor het bewijs. Weliswaar heeft de verdediging niet de gelegenheid gehad hem te ondervragen, maar dat staat er niet aan in de weg om zijn verklaring te gebruiken, nu zijn verklaring op essentiële onderdelen in belangrijke mate ook steun vindt in de andere getuigenverklaringen.
Uit gegevens van de Rijksdienst voor het Wegverkeer blijkt dat verdachte in die periode eigenaar was van een Audi.
Verdachte ontkende op de zitting niet dat hij op 30 april 2005 voor de woning van [slachtoffer] aanwezig was maar, anders dan de officier van justitie veronderstelde, gaf dat ook niet toe. Hij gaf wel toe dat hij in die periode een bril droeg .
De rechtbank acht op grond van vorenstaande bewijsmiddelen aangetoond dat verdachte de brildragende man was van de groep van 3 die voor de woning van [slachtoffer] was en dat hij de agressieve van de drie was. Ook acht de rechtbank aangetoond dat het verdachte was die door de andere 2 mannen werd tegengehouden, zich losrukte en schoten in de lucht en later op het raam van die woning loste.
Dat getuige [getuige 1] verdachte ter plekke niet heeft herkend doet hieraan niet af.
Anders dan de raadsman ter zitting suggereerde, was het volgens haar eigen verklaring bij de politie te donker om een signalement te kunnen geven. Zij verklaarde daar ook dat zij verdachte al heel lang niet meer had gezien en dat hij het goed geweest had kunnen zijn.
Niet is komen vast te staan dat er sprake was van medeplegen. De andere mannen onttrokken zich immers aan het vuurwapengeweld en wilden beletten dat verdachte ging schieten. Maar wettig en overtuigend staat vast dat verdachte de schoten heeft gelost.
Verdachte wist niet of er zich iemand in de woonkamer bevond, alhoewel kort daarvoor het licht uit en aan was gegaan. Achteraf kan echter worden vastgesteld dat, toen verdachte door het raam schoot, [slachtoffer] en zijn moeder reeds naar boven waren gegaan en er zich dus niemand in de woonkamer bevond. Dit leidt ertoe dat, los van de vraag of het op deze wijze door het raam schieten, juridisch gezien (voorwaardelijke) opzet op de dood oplevert, er sowieso sprake was van een ondeugdelijke poging om iemand te doden. Dit betekent dat verdachte zal worden vrijgesproken van poging tot moord of doodslag. Maar verdachte heeft zich wel schuldig gemaakt aan een bedreiging met de dood.
4.4 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
tweede subsidiair:
omstreeks 30 april 2005 te Breda, [slachtoffer] en [slachtoffer] en andere aanwezige(n) in de woning gelegen aan [adres] 33 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend meermalen met een vuurwapen door de ruit van voornoemde woning geschoten.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 72 dagen onvoorwaardelijk (gelijk aan het voorarrest) en daarnaast een werkstraf van 240 uur.
6.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft een volledige vrijspraak bepleit en zich niet uitgelaten over de hoogte van de straf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Kennelijk uit woede omdat [slachtoffer], een jongeman van toen 17 jaar, bij een vechtpartij met verdachte min of meer als winnaar uit de strijd kwam, ging verdachte in de avond van 30 april 2005 met twee andere mannen verhaal halen. De moeder van [slachtoffer] voorkwam dat het wederom tot een gevecht kwam en duwde haar zoon terug hun woning in. Dit tweede gezichtsverlies ging verdachte kennelijk te ver en, ondanks dat zijn metgezellen hem probeerden tegen te houden, greep verdachte een vuurwapen, schoot enkele keren in de lucht en daarna tweemaal door het woonkamerraam.
Het spreekt voor zich dat dit voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Met name de moeder van [slachtoffer], denkend aan haar twee nog kleine kinderen die in de woning waren, moet doodsangsten hebben uitgestaan.
Het is een bedreiging met de dood in een buitengewoon ernstige vorm. Verdachte moet immers juist voor hij schoot gezien hebben dat het licht in de woonkamer uit en daarna weer aan ging en hij kon niet weten dat er op het moment van de schoten niemand in die woonkamer aanwezig was. Hierbij heeft verdachte kennelijk in het geheel niet stilgestaan. Het heeft hem er in ieder geval niet van weerhouden om, ten koste van een moeder met nog kleine kinderen, op deze manier wraak te nemen.
Verdachte is al eerder met justitie in aanraking geweest en is in het verleden voor zowel geweldsdelicten als verboden wapenbezit veroordeeld. Dit heeft hem er niet van kunnen weerhouden met een vuurwapen op pad te gaan en dit ook te gebruiken. Alleen het bezit van een vuurwapen zou in zijn geval al enkele maanden cel opleveren. En dan komt daar deze buitengewoon ernstige bedreiging nog bovenop. Dan is voor de rechtbank een werkstraf een gepasseerd station en is alleen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. Gelet op straffen die in vergelijkbare zaken worden opgelegd acht de rechtbank een gevangenisstraf van een jaar een passende en geboden sanctie. De rechtbank zal een deel van 3 maanden daarvan voorwaardelijk opleggen, enerzijds omdat verdachte sinds dit voorval niet meer met justitie in aanraking is geweest en anderzijds om hem ervan te weerhouden in de toekomst in herhaling te vallen.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- Spreekt verdachte vrij van het primair en subsidiair tenlastegelegde;
Bewezenverklaring
- verklaart het tweede subsidiair ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, mr. Breeman en mr. Prenger, rechters, in tegenwoordigheid van Mertens, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 18 augustus 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
hij op of omstreeks 30 april 2005 te Breda, ter uitvoering van de/het door verdachte voorgenomen misdrijven/misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade T.H. [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of een of meer andere aanwezige(n) in de woning gelegen aan [adres] 33 van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen (door de ruit van voornoemde woning) op/in de richting van
T.H. [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of (een) ander(en) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijven/misdrijf niet is voltooid;
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2005 te Breda, ter uitvoering van de/het door verdachte voorgenomen misdrijven/misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade aan een of meer perso(o)n(en) (te weten T.H. [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of een of meer andere aanwezige(n) in de woning gelegen aan [adres] 33), zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen (door de ruit van voornoemde woning) op/in de richting van T.H. [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of
(een) ander(en) heeft geschoten,
terwijl de uitvoering van die/dat voorgenomen misdrijven/misdrijf niet is voltooid;
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 30 april 2005 te Breda, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, T.H. [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of een of meer andere aanwezige(n) in de woning gelegen aan [adres] 33 heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) opzettelijk dreigend meermalen, althans eenmaal met een vuurwapen (door de ruit van voornoemde woning) op/in de richting van T.H. [slachtoffer] en/of [slachtoffer] en/of (een) ander(en) geschoten.