ECLI:NL:RBBRE:2008:BE8770
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Aftrekbaarheid van premie lijfrente in verband met overdracht maatschapsaandeel en melkquotum
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 18 juni 2008, staat de aftrekbaarheid van een premie voor een lijfrente centraal. De belanghebbende, die een landbouwonderneming in maatschapsverband exploiteerde, heeft in het onderhavige jaar een B.V. opgericht en zijn maatschapsaandeel, inclusief een aandeel in de economische eigendom van een melkquotum, aan deze B.V. overgedragen. Bij deze overdracht heeft hij een lijfrente bedongen ter waarde van ƒ 532.459, die betrekking heeft op de meerwaarde van het melkquotum. De rechtbank oordeelt dat de premie voor de lijfrente niet aftrekbaar is, omdat de B.V. niet kan worden aangemerkt als een toegelaten verzekeraar. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat de belanghebbende, zijn zoon en diens echtgenote al vóór de overdracht van de onderneming aan de B.V. besloten hadden om het melkveebedrijf en het melkquotum te verkopen aan derden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de belanghebbende en zijn zoon in maatschapsverband een landbouwonderneming hebben geëxploiteerd van 1 januari 1988 tot 1 september van het onderhavige jaar. Na het huwelijk van de zoon heeft deze zijn maatschapsdeel overgedragen aan zijn echtgenote. De vennootschap is opgericht op 27 december 2000, en de overdracht van het maatschapsaandeel vond de dag erna plaats. De rechtbank concludeert dat de aankoopsom voor de lijfrente niet aftrekbaar is, omdat de vennootschap niet voldoet aan de eisen van een toegelaten verzekeraar volgens de Wet op de inkomstenbelasting 1964.
De rechtbank heeft het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch.