RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 08 / 2474 WW44 VV en 10 andere
uitspraak van de voorzieningenrechter
[verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 3] en [verzoeker 4],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde mr. M.A.M. van Dooren,
[verzoeker 5], [verzoeker 6], [verzoeker 7] en [verzoeker 8], [verzoeker 9] en [verzoeker 10], [verzoeker 11], [verzoeker 12], [verzoeker 13] en [verzoeker 14], [verzoeker 15] en [verzoeker 16], [verzoeker 17] en [verzoeker 18],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde mr. L. Warnier,
verzoekers,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Breda,
verweerder.
Namens verzoekers is beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder van 25 maart 2008 (bestreden besluit), verzonden op 31 maart 2008, waarbij verzoekers bezwaren tegen een op 3 november 2006 door verweerder verleende bouwvergunning voor het realiseren van een woning op het perceel aan de [straatnaam] te [woonplaats] ongegrond zijn verklaard.
Tevens is namens verzoekers verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De verzoeken om voorlopige voorziening zijn behandeld ter zitting van 27 juni 2008. Daarbij waren verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] aanwezig, bijgestaan door mr. Van Dooren en vergezeld van architect J.J. de Jonge. Verder waren de verzoekers [verzoeker 5], [verzoeker 6], [verzoeker 11], [verzoeker 13] en [verzoeker 14] aanwezig, bijgestaan door mr. Warnier. Namens verweerder zijn [medewerker verweerder] en [medewerker verweerder] verschenen. Verder was vergunninghouder [vergunninghouder] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde mr. Y.J.H. van Griensven.
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
Op 18 juli 2006 heeft vergunninghouder [vergunninghouder] een aanvraag om bouwvergunning bij verweerder ingediend voor het realiseren van een woning aan de [straatnaam] te [woonplaats]. Het bouwplan is een kopie van Graceland, de woning van wijlen Elvis Presley in Memphis, Tennessee (USA), met een aantal aanpassingen ten opzichte van het origineel. Bij besluit van 3 november 2006 (primair besluit) heeft verweerder de gevraagde bouwvergunning verleend. Hiertegen hebben verzoekers bezwaar gemaakt. Bij beslissing op bezwaar van 27 maart 2007 heeft verweerder de bezwaren van verzoekers ongegrond verklaard.
Daartegen hebben verzoekers beroep ingesteld. Bij uitspraak van 3 december 2007 van de meervoudige kamer van deze rechtbank is het beroep gegrond verklaard, is de beslissing op bezwaar van 27 maart 2008 vernietigd en is verweerder opgedragen een nieuwe beslissing op de bezwaren van verzoekers te nemen. Tevens heeft de rechtbank het primaire besluit geschorst tot 6 weken na de verzending van de te nemen nieuwe beslissing op bezwaar.
Bij het bestreden besluit heeft verweerder alle verzoekers ontvankelijk verklaard in hun bezwaar en de bezwaren zoals genoemd in voornoemde uitspraak van de rechtbank ongegrond verklaard.
2.2 Namens verzoekers is, samengevat, aangevoerd dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 7:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) door verzoekers in reactie op het welstandsadvies van Dhondt niet opnieuw te horen, dat verweerder heeft gehandeld in strijd met artikel 2:4 van de Awb door zich te baseren op informatie van een partijdeskundige Dhondt, dat de bezwaren met betrekking tot de waterhuishouding onvoldoende serieus zijn genomen en dat verweerders toetsing van het bouwplan aan redelijke eisen van welstand nog steeds niet deugt.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter verzocht het bestreden besluit én het primaire besluit te schorsen, met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
2.3 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Voorzover de beoordeling van dit verzoek meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2.4 Op grond van artikel 44, eerste lid, van de Woningwet kan de verlening van een bouwvergunning uitsluitend worden geweigerd indien, kort gezegd, het bouwplan in strijd is met het Bouwbesluit, de Bouwverordening of het geldende bestemmingsplan, dan wel indien het bouwplan niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Indien zich één of een combinatie van deze weigeringsgronden voordoet, is verweerder verplicht de gevraagde bouwvergunning te weigeren.
Ingevolge artikel 12, eerste lid, van de Woningwet zoals deze luidde ten tijde van het nemen van het primaire besluit, mag het uiterlijk en de plaatsing van een bouwwerk, zowel op zichzelf als in verband met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan, niet in strijd zijn met redelijke eisen van welstand, beoordeeld naar de criteria die zijn neergelegd in de gemeentelijke welstandsnota als bedoeld in artikel 12a, eerste lid, onderdeel a van de Woningwet.
2.5 In afwachting van de behandeling van het beroep door de meervoudige kamer van de rechtbank, zal de voorzieningenrechter zich beperken tot de vraag of aanleiding bestaat tot tijdelijke schorsing van de verleende bouwvergunning in afwachting van de uitspraak in de bodemprocedure. Dit uitgangspunt brengt mee dat de voorzieningenrechter in het midden zal laten of de bezwaarprocedure met de vereiste zorgvuldigheid is gevoerd. De discussie of er een nieuwe hoorzitting had moeten plaatsvinden en of verzoekers in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld om te reageren op het welstandsadvies van Dhondt, zijn immers aspecten die de verleende bouwvergunning niet rechtstreeks raken. Een onjuiste toetsing van de vergunningaanvraag aan de Bouwverordening wat betreft de bemaling van de bouwput kan in deze fase evenmin meer leiden tot een schorsing van de verleende bouwvergunning, aangezien de bemaling van de bouwput reeds is beëindigd. Dat betekent dat de beoordeling van de voorzieningenrechter zich volledig zal toespitsen op de toetsing van de aanvraag om bouwvergunning aan redelijke eisen van welstand.
2.6 Op verzoek van vergunninghouder [vergunninghouder] heeft Adviesbureau Dhondt een advies uitgebracht omtrent de vraag of het bouwplan van [vergunninghouder] voldoet aan redelijke eisen van welstand. In het bestreden besluit heeft verweerder grote delen uit het rapport van Dhondt overgenomen en tot zijn eigen standpunt gemaakt. Vervolgens heeft de welstandscommissie deze overwegingen van verweerder getoetst en daarover positief geadviseerd. Hoewel deze gang van zaken opmerkelijk is, kan naar voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet worden geconcludeerd dat deze procedure in strijd is met de Woningwet (zoals deze luidde ten tijde van het nemen van het primaire besluit). Dat betekent dat het geschil zich verder toespitst op de vraag of dit welstandsoordeel van verweerder in rechte stand kan houden.
2.7 Ter zitting is gebleken dat alle partijen thans van mening zijn dat het bouwperceel valt binnen het welstandsgebied Heilaar (paragraaf 4.2.18 van de welstandsnota 2005 van de gemeente Breda). Verder gelden de welstandseisen voor Dorpse bebouwingslinten (paragraaf 4.3.04 van de welstandsnota). De voorzieningenrechter sluit zich hierbij aan.
In het kader van de welstandstoets moet allereerst worden beoordeeld of een bouwplan op zichzelf voldoet aan redelijke eisen van welstand. Architect De Jonge stelt zich op standpunt dat het bouwplan niet stijlzuiver is en onlogische elementen vertoont, zoals de versiering in het fronton die nergens terugkomt, de vorm van het dak van de garage dat afwijkt van de vorm van het dak van het hoofdgebouw en de vorm van de dakkapel aan de achterzijde. In het rapport van Dhondt wordt daarop gereageerd. De voorzieningenrechter laat het oordeel over de deugdelijkheid van deze reactie over aan de meervoudige kamer in de bodemzaak.
Het tweede toetsingscriterium is de vraag of het gebouw past in zijn omgeving. In dat kader moet naar het oordeel van de voorzieningenrechter onder ‘omgeving’ worden begrepen: dat deel van de Heilaarstraat dat blijkens de welstandskaart net als het bouwperceel is gelegen in de zone van het gebiedsthema Dorpse bebouwingslinten.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de toetsing van Dhondt en verweerder zich niet tot deze zone heeft beperkt, maar dat zij ten onrechte ook de detailhandelszone langs de Ettensebaan (met name het gebouw van het tuincentrum), de zone ten noorden van de Leursebaan (in de richting van Prinsenbeek) en de zone met het thema individueel opdrachtgeverschap ten oosten van de Warmoezenierstraat bij hun toetsing hebben betrokken.
Verder zijn zij ervan uitgegaan dat binnen het gebiedsthema Dorpse bebouwingslinten “in de welstandsnota geen eisen worden gesteld ten aanzien van de architectuurstijl”. Ook dit is niet juist. Als beleidsregel stelt de welstandsnota voor dit thema in paragraaf 4.3.04.2: “Nieuwbouw kan individueel ontworpen worden met respect voor het authentieke historische en dorpse karakter van de omringende bebouwing”. Dat betekent dat nieuwbouw qua architectuurstijl moet aansluiten bij de omliggende bebouwing. Het bouwplan van vergunninghouder [vergunninghouder] betreft een landhuis in Amerikaans koloniale stijl en is te beschouwen als neoklassieke architectuur, stelt verweerder. De voorzieningenrechter constateert dat dit een stijl is die in de bestaande bebouwing aan het zuidelijke deel van de Heilaarstraat verder niet voorkomt. Volgens de welstandsnota staan in deze zone immers woningen en boerderijen uit verschillende bouwperioden, meestal gebouwd in roodbruine baksteen en met één of twee lagen met kap (paragraaf 4.2.18.3). Het beleid in de wijk Heilaar staat volgens de recent vastgestelde welstandsnota in het teken van zorgvuldig beheer, hetgeen wil zeggen dat wordt gestreefd naar behoud van de huidige kwaliteit (paragraaf 4.2.18.6). In het bestreden besluit en in het rapport van Dhondt ontbreekt de motivering hoe de realisering van een Amerikaans koloniale gebouw past binnen dit streven naar behoud van de bestaande kwaliteit.
2.8 Naar het voorlopige oordeel van de voorzieningenrechter kleeft aan het bestreden besluit een zodanig motiveringsgebrek, dat dit gevolgen kan hebben voor de houdbaarheid van de verleende bouwvergunning. De voorzieningenrechter ziet daarom, na afweging van alle betrokken belangen, aanleiding het bestreden besluit en de bouwvergunning te schorsen tot zes weken nadat de uitspraak van de rechtbank in de bodemzaken van verzoekers zal zijn verzonden.
2.9 Nu het verzoek wordt toegewezen dient het griffierecht aan verzoekers te worden vergoed. Tevens zal de voorzieningenrechter verweerder veroordelen in de proceskosten van verzoekers, die op basis van het Besluit proceskosten bestuursrecht worden vastgesteld op het hieronder opgenomen bedrag.
wijst de verzoeken om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit én het primaire besluit van 3 november 2006 tot zes weken na de verzending van de uitspraak in de bodemzaken van verzoekers;
gelast dat de gemeente Breda aan verzoekers het door hen betaalde griffierecht van in totaal € 290,- vergoedt, waarvan € 145,- te betalen aan gemachtigde Van Dooren en € 145,- te betalen aan gemachtigde Warnier;
veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekers tot een bedrag van € 1.288,-, te betalen door de gemeente Breda tot een bedrag van € 644,- aan gemachtigde Van Dooren en tot een bedrag van € 644,- aan gemachtigde Warnier.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van mr. M.A.M. de Baar, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 juli 2008.
Deze uitspraak is gegeven in de volgende zaken:
08 / 2474 WW44 VV van [verzoeker 1] en [verzoeker 2]
08 / 2475 WW44 VV van [verzoeker 3] en [verzoeker 4]
08 / 2616 WW44 VV van [verzoeker 5]
08 / 2617 WW44 VV van [verzoeker 6]
08 / 2618 WW44 VV van [verzoeker 7] en [verzoeker 8]
08 / 2619 WW44 VV van [verzoeker 9] en [verzoeker 10]
08 / 2621 WW44 VV van [verzoeker 11]
08 / 2622 WW44 VV van [verzoeker 12]
08 / 2623 WW44 VV van [verzoeker 13] en [verzoeker 14]
08 / 2624 WW44 VV van [verzoeker 15] en [verzoeker 16]
08 / 2625 WW44 VV van [verzoeker 17] en [verzoeker 18]
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: 7 juli 2008.