ECLI:NL:RBBRE:2008:BD3811

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
13 juni 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
485434 az 08-152
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst in een familiebedrijf met bijbehorende vergoedingen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Breda op 13 juni 2008, verzocht [verzoekster] om ontbinding van haar arbeidsovereenkomst met de besloten vennootschap PERSONEN-VERVOER OOSTERHOUT B.V. (PVO). De verzoekster, werkzaam als Manager Afdeling Groepsvervoer, had een conflict met haar moeder, die financieel directeur was van het familiebedrijf. Dit conflict leidde tot spanningen in zowel de privésfeer als de werksfeer, waardoor [verzoekster] zich ziek had gemeld. De kantonrechter oordeelde dat de kantonrechtersformule niet bruikbaar was in deze situatie, gezien de bijzondere omstandigheden van een familiebedrijf. De rechter stelde vast dat er gewichtige redenen waren voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst, aangezien de werkrelatie door de privésituatie ernstig was verstoord.

De kantonrechter besloot dat PVO een vergoeding van €20.000,- bruto aan [verzoekster] moest betalen, alsook een bijdrage in de kosten van outplacement tot maximaal €5.000,-. De rechter oordeelde dat een redelijke afvloeiingsregeling noodzakelijk was, gezien de langdurige werkrelatie en de psychische impact van het conflict op [verzoekster]. De rechter gaf [verzoekster] de mogelijkheid om haar verzoek tot ontbinding in te trekken tot 30 juni 2008, maar als zij dit niet deed, zou de arbeidsovereenkomst per 1 juli 2008 ontbonden worden. Tevens werd PVO veroordeeld tot betaling van de proceskosten, inclusief het salaris van de gemachtigde van [verzoekster].

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector kanton
Locatie Breda
zaak/rolnr.: 485434 AZ VERZ 08-152
beschikking d.d. 13 juni 2008
inzake
[verzoekster],
[adres],
verzoekende partij,
gemachtigde: mw. mr. S.J. Klingeman, advocaat te Breda,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PERSONEN-VERVOER OOSTERHOUT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te 4905 BL Oosterhout, Vaartweg 18,
verwerende partij,
gemachtigde: mr. L.G.C.M. de Wit, advocaat te Oosterhout.
1. Het verloop van het geding
1.1 De procesgang blijkt uit de volgende stukken:
a. het op 17 april 2008 ter griffie ontvangen verzoekschrift met bijlagen;
b. het daarop ontvangen verweerschrift met bijlagen;
c. de aantekeningen van de griffier met betrekking tot de mondelinge behandeling ter zitting van 11 juni 2008 en waaruit blijkt,dat mr. Klingeman pleitnotities heeft overgelegd.
1.2 De inhoud van deze stukken geldt als hier ingelast.
2. Het verzoek
Het verzoek strekt tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met vaststelling van een vergoeding van €.146.172,60 alsmede een bedrag van €.3.570,-- als bijdrage in de juridische kosten.
3. De beoordeling
3.1. [verzoekster] is geboren op 21 april 1969. Zij is op 14 maart 1988 bij de rechtsvoorganger van PVO in dienst getreden. Zij is thans werkzaam als Manager Afdeling Groepsvervoer. Haar salaris bedraagt €.3.222,50 per maand, exclusief vakantiebijslag.
3.2. PVO is in feite het taxibedrijf van de ouders van [verzoekster]. Haar vader is algemeen directeur en haar moeder is financieel directeur.
3.3. Ongeveer 1,5 jaar geleden is er in de privésfeer tussen de ouders van [verzoekster] iets voorgevallen. Dit heeft geleid tot spanningen in – kort gezegd – het gezin [verzoekster]. Na een incident waarbij de moeder van [verzoekster] koffie in het gezicht van [verzoekster] heeft geworpen is de relatie zowel in de privésfeer als in de werksfeer verstoord. Op 2 juli 2007 is het [verzoekster] teveel geworden en heeft zij zich met psychische klachten ziek gemeld. Inmiddels is zij weer aan het werk, zij het niet in haar eigen functie.
3.4. [verzoekster] ziet geen basis meer voor een voortzetting van de arbeidsrelatie omdat een goede samenwerking niet meer gewaarborgd is. Zij verzoekt daarom de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Omdat zij van oordeel is, dat PVO het ziekteproces niet adequaat begeleid heeft en met name niet constructief gezocht heeft naar een oplossing van het conflict en haar re-integratieverplichtingen niet voldoende is nagekomen wil zij een vergoeding op basis van C=2.
3.5. PVO weerspreekt in alle toonaarden, dat zij haar verplichtingen tijdens de arbeidsongeschiktheid van [verzoekster] niet is nagekomen. Verder maakt zij gewag van minder goed functioneren van [verzoekster] voor zij ziek werd.
3.6. In feite zijn beide partijen van oordeel, dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden. De werkrelatie staat toenadering in de privésfeer in de weg. Het meest staan [verzoekster] en haar moeder tegenover elkaar en haar vader, die algemeen directeur is, staat in feite machteloos tussen partijen in. Het vertrek van moeder als financieel directeur zal naar verwachting geen soelaas bieden omdat met haar vertrek naar het zich laat aanzien niet haar invloed verdwenen is. Kortom, er is sprake van gewichtige redenen, bestaande uit gewijzigde omstandigheden, die tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst noodzaken.
3.7. Met name [verzoekster] heeft veel verwijten gemaakt, die zouden moeten leiden tot een nogal hoge vergoeding. Alle verwijten zijn weersproken. De kantonrechter laat die verwijten verder voor wat ze zijn. In de kern gaat het om een conflict in een familiebedrijf. Tijdens de zitting is duidelijk geworden, dat moeder de verstoorde relatie hoog zit. Als gezegd is een voorwaarde voor herstel van de relaties ontbinding van de arbeidsovereenkomst met een redelijke afvloeiingsregeling. Daarnaast zal met behulp van derden geïnvesteerd moeten worden in het herstel van de gezinsbetrekkingen.
3.8. De kantonrechtersformule oordeelt de kantonrechter niet bruikbaar in zaken als de onderhavige. Als gezegd is sprake van een familiebedrijf. Dat heeft voor alle partijen voordelen, ook in die zin, dat [verzoekster] ondanks minder goed functioneren langer in het zadel is gehouden, maar heeft ook nadelen, namelijk dat wanneer het in de gezinssfeer fout loopt het ook mis gaat in de werkrelatie. Partijen worden geacht zich van deze risico’s bewust te zijn geweest. Zoals eerder overwogen is van belang, dat een redelijke afvloeiingsregeling wordt getroffen. Die bestaat hierin, dat zoals ter zitting al besproken is, door PVO bijgedragen wordt in een outplacementtraject en dat verder een vergoeding wordt betaald, die als aanvulling op de WW-uitkering [verzoekster] de gelegenheid geeft om de tijd te nemen om een passende functie te vinden. De kantonrechter oordeelt het redelijk en billijk, wanneer PVO outplacementkosten worden betaald tot een bedrag van maximaal €.5000,--. Verder oordeelt hij een vergoeding van €.20.000,-- bruto redelijk. Dat komt in feite neer op ongeveer 1,5 jaar suppletie van de WW-uitkering.
Voor een bijdrage in de kosten van rechtsbijstand is geen aanleiding anders dan toekenning van het gemachtigdensalaris.
4. De kosten
PVO zal worden veroordeeld in de kosten van deze procedure.
5. De beslissing
De kantonrechter:
stelt partijen in kennis van zijn voornemen de tussen hen bestaande arbeidsovereenkomst te ontbinden onder toekenning aan [verzoekster] ten laste van PVO van bovengenoemde vergoeding;
geeft aan [verzoekster] een termijn tot uiterlijk 30 juni 2008 te 12.00 uur om het verzoek desgewenst in te trekken door middel van een schriftelijke kennisgeving aan de griffier en aan de wederpartij;
en voor het geval [verzoekster] haar verzoek niet intrekt:
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2008;
kent aan [verzoekster] in dat geval een vergoeding toe ten laste van PVO van €.20.000,-- bruto en veroordeelt PVO tot betaling van dit bedrag aan [verzoekster] na ontbinding van de arbeidsovereenkomst en veroordeelt PVO bovendien tot betaling van de kosten van outplacement van [verzoekster] tot een bedrag van maximaal €.5.000,--;
en zowel bij handhaving als bij intrekking van het verzoek:
verwijst PVO in de kosten van het geding en veroordeelt haar tot betaling aan [verzoekster] van een bedrag groot €.507,-- waarvan een bedrag groot €.400,-- als salaris voor de gemachtigde van [verzoekster].
Deze beschikking is gegeven door mr. H. de Ruijter, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 juni 2008, in tegenwoordigheid van de griffier.
AvB