parketnummer: 02-811689-06
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 juni 2008
[verdachte],
geboren op [datum en plaats],
wonende te [adres]
thans verblijvende in de P.I. De Boschpoort te Breda,
raadsman: mr. S. Weening, advocaat te Maastricht.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 15 mei 2008, welke werd voortgezet op 19 mei 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Jeras, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is respectievelijk ter zitting van 3 mei 2007 en 11 december 2007 gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering. De definitieve tekst van de tenlastelegging is in een bijlage achter dit vonnis opgenomen.
De verdenking komt er thans, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
samen met een ander of alleen -al dan niet met voorbedachten rade- [slachtoffer] heeft gedood.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewijsoverwegingen
4.3 De overwegingen omtrent de keuze van de bewijsmiddelen.
Door verdachte zijn achtereenvolgens bij de politie, zowel in België als in Nederland, bij de onderzoeksrechter in België en de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken in Nederland en tenslotte ter terechtzitting een groot aantal verklaringen afgelegd. Deze verklaringen hebben één ding gemeen, namelijk dat zij telkens in meer of mindere mate wisselden van strekking en inhoud en veelal onderling tegenstrijdig waren.
Nu van geen enkele verklaring van verdachte is komen vast te staan of deze -geheel of gedeeltelijk- op waarheid berust acht de rechtbank deze verklaringen niet bruikbaar als wettig bewijsmiddel. Ook niet die verklaringen waarin verdachte heeft bekend het ten laste gelegde feit te hebben gepleegd.
4.4 De bijzondere overwegingen omtrent het bewijs.
Door de verdediging is aangevoerd dat:
1. de doodsoorzaak niet vaststaat;
2. geen bewijs voorhanden is waaruit wettig en overtuigend blijkt dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan;
Ad 1.
De raadsman heeft aangevoerd dat de stelling van de getuige-deskundige [naam deskundige] dat het slachtoffer vermoedelijk is overleden door massaal bloedverlies door de snijletsels aan de hals niet houdbaar is omdat -kort gezegd- op de plaats delict slechts een beperkte hoeveelheid bloed is aangetroffen en omdat [naam deskundige] hartritmestoornissen of verstikking als zelfstandige doodsoorzaak niet heeft uitgesloten. De raadsman geeft daarmee aan dat hij van mening is dat de causaliteit tussen de dood van het slachtoffer en de aan verdachte verweten gedragingen -het toebrengen van steek- en/of snijletsel- onvoldoende vast is komen te staan.
Op grond van de beschikbare informatie, met name het verhoor van de patholoog-arts [naam deskundige] als getuige-deskundige bij de rechter-commissaris op 2 oktober 2007, kan worden vastgesteld [slachtoffer] nog in leven was toen haar de verwondingen aan de hals werden toegebracht. In het definitieve sectierapport van 21 maart 2007 is door [naam deskundige] geconcludeerd dat het slachtoffer vermoedelijk is overleden door massaal bloedverlies uit de snijletsels aan de hals. Bij de sectie, zo blijkt voorts uit dit rapport, is ook vastgesteld dat er sprake was van een ernstige vernauwing van de kransslagaders en dat dit een bijdrage kan hebben geleverd aan het overlijden door verminderde zuurstofvoorziening van de hartspier, met als resultaat het optreden van dodelijke hartritmestoornissen. Of er ook sprake is geweest van luchtwegbelemmering bij buikligging met het gezicht recht omlaag, kon op grond van de sectiebevindingen niet worden vastgesteld of uitgesloten, aldus het sectierapport. In genoemd verhoor bij de rechter-commissaris heeft [naam deskundige] verklaard dat het mogelijk is, in verband met de vastgestelde kransslagaderverkalking, [slachtoffer] is overleden als gevolg van veel minder bloedverlies dan bij een normaal gezond persoon zou mogen worden verwacht. In haar brief van 12 juni 2007 antwoordt [naam deskundige] ontkennend op de vraag van de raadsman, of hartritmestoornissen of verstikking zijn uit te sluiten als zelfstandige doodsoorzaak.
Volgens vaste jurisprudentie dient de beantwoording van de vraag, of er causaal verband bestaat tussen de verweten gedragingen -in dit geval het aanbrengen van het snijletsel in de hals- en de dood van het slachtoffer, te geschieden aan de hand van de maatstaf of die dood redelijkerwijs als gevolg van het toebrengen van dat snijletsel aan de dader kan worden toegerekend. Niet vereist is derhalve, dat de dood uitsluitend het gevolg is van dat snijletsel en evenmin is vereist dat andere, minder waarschijnlijke oorzaken volledig kunnen worden uitgesloten.
Gelet de bevindingen van [naam deskundige], die de rechtbank tot de hare maakt, is de rechtbank van oordeel dat toepassing van de maatstaf van de redelijke toerekening tot de conclusie dient te leiden dat er causaal verband is tussen het toebrengen van het snijletsel in de hals van het slachtoffer, en haar overlijden.
De dader heeft het slachtoffer meerdere, ernstige snijletsels in de hals toegebracht. Die gedragingen waren naar hun aard geschikt om de dood van het slachtoffer teweeg te brengen en de kans op dat gevolg moet voor de dader tijdens het toebrengen van de snijletsels ook voorzienbaar zijn geweest. De dader heeft met zijn gedragingen het slachtoffer in een acute levensbedreigende situatie gebracht, waarbij te verwachten was dat zij aan de gevolgen van de snijletsels zou overlijden. De rechtbank is op grond van de geldende jurisprudentie van oordeel dat mogelijk nadien opgekomen gebeurtenissen zoals hartritmestoornissen of verstikking, zelfs indien zij zouden moeten worden aangemerkt als de rechtstreekse oorzaak van de dood van het slachtoffer, de causaliteitsketen niet doorbreken en niet aan bewezenverklaring van het causale verband tussen de gedragingen van de dader en de dood van het slachtoffer in de weg staan. De dood van het slachtoffer dient om die reden te worden toegerekend aan de dader.
Hierin ligt besloten dat de rechtbank voorbij gaat aan de door de raadsman bij gelegenheid van zijn pleidooi overgelegde brief van 15 mei 2008 van [naam deskundige], arts en forensisch onderzoeker, verbonden aan Independent Forensic Services. Daarbij heeft de rechtbank laten wegen dat deze arts geen patholoog is en haar brief niet heeft gebaseerd op grond van eigen onderzoek dan wel op grond van het volledig dossier. De rechtbank ziet in genoemde brief, waarin slechts kanttekeningen en vraagtekens worden geplaats en mogelijkheden worden geopperd, evenmin aanleiding voor een nader onderzoek naar de doosoorzaak.
Ad 2.
De rechtbank is van oordeel dat de door de raadsman bepleite vrijspraak wordt weersproken door de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen.
Uit die bewijsmiddelen blijkt onder meer dat op 26 augustus 2006 in een maïsveld te Chaam, gemeente Alphen en Chaam, het stoffelijk overschot van [slachtoffer] is aangetroffen. Voorts blijkt dat -kort gezegd- de dood [slachtoffer] kan worden verklaard door massaal bloedverlies door snijletsels aan de hals, die bij leven vermoedelijk door een derde zijn toegebracht op de plaats waar het slachtoffer is gevonden.
Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat de belastende verklaring van de [medeverdachte] een substantiële bijdrage aan de bewijsvoering levert.
De rechtbank komt tot dit oordeel op grond van de omstandigheden dat [medeverdachte] in haar (latere) verklaringen vanaf 1 maart 2007 consistent verklaart, zichzelf niet onttrekt aan een mogelijke verdenking door aan te geven dat zij in de directe omgeving van de plaats delict aanwezig is geweest en voorts dat haar verklaring op meerdere onderdelen verifieerbaar is. Daarbij wijst de rechtbank onder meer op het volgende:
- haar verklaring omtrent het door haar gepleegde sms- en telefoonverkeer op 25 en 26 augustus 2006 tussen haar en verdachte wordt ondersteund door de gegevens uit het proces-verbaal bevindingen telecomverkeer;
- mede in dit proces-verbaal bevindingen telecomverkeer wordt een bevestiging gevonden voor haar verklaring dat zij de hele avond en een groot deel van de nacht thuis is geweest en na het telefoongesprek van 17 minuten met verdachte de mobiele telefoon van zowel verdachte als [medeverdachte] bewust zijn uitgezet;
- haar verklaring omtrent het door verdachte verwijderen van het lampje van de binnenverlichting van de auto waarmee zij samen terugreden naar Chaam wordt bevestigd door het daadwerkelijk ontbreken van dit lampje in de betreffende auto;
- haar gedetailleerde verklaring omtrent de ontmoeting met de “man met de honden”, wordt op onderdelen door getuigenverklaringen bevestigd.
- haar verklaring omtrent de resten die zij zag op het mes dat haar door verdachte ter plaatse na zijn terugkomst uit het maisveld werd getoond wordt bevestigd door de getuige-deskundige Van Venrooij in zijn verklaring bij de rechter-commissaris belast met de behandeling van strafzaken dat, als met een kartelmes een verwonding als in deze zaak wordt toegebracht, verwacht kan worden dat op dat mes vetflardjes en eventueel stukjes spierweefsel worden aangetroffen;
- haar expliciete verklaring omtrent het bewust gebruik van de rechterhand door de linkshandige verdachte is opmerkelijk gelet op de nadrukkelijke en spontane mededeling van verdachte op enig moment in de verhoren dat hij linkshandig is;
Subsidiair is door de verdediging nog aangevoerd dat -voor zover verdachte al betrokken zou zijn bij het betreffende feit- in geen geval sprake is van voorbedachte rade.
Naar het oordeel van de rechtbank is uit de bewijsmiddelen voldoende komen vast te staan dat de verdachte tijd had zich te beraden op het te nemen of het genomen besluit, zodat de gelegenheid heeft bestaan om over de betekenis en de gevolgen van zijn voorgenomen daad na te denken en zich daarvan rekenschap te geven.
Immers verdachte heeft het slachtoffer achtergelaten in het maïsveld aan de Kloosterstraat in Chaam. Hij is naar de woning van [medeverdachte] in Rijen gereden en is vervolgens samen met [medeverdachte] weer teruggereden naar Chaam. Daar is hij met een mes het maïsveld ingelopen en heeft hij het slachtoffer met het meegenomen mes de keel doorgesneden.
Verdachte heeft diverse momenten gehad, verspreid over een ruim tijdbestek, om anders te beslissen en andere keuzes te maken.
4.5 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 26 augustus 2006 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam , opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft beroofd, immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalenmet een mes in de keel/hals van [slachtoffer] gesneden, (mede) tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) jaren.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Naast hetgeen hiervoor is vermeld onder 4.3 en 4.4 heeft de raadsman -voor zover de rechtbank tot een bewezenverklaring zou komen- een strafmaatverweer gevoerd.
Hij heeft daarbij gewezen op de beperkte verstandelijke vermogens van verdachte en zijn verleden waaronder met name het door hem ondergane seksueel misbruik. Volgens de raadsman kan niet worden uitgesloten dat bij verdachte een psychische stoornis mede een rol heeft gespeeld.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Vastgesteld is kunnen worden dat verdachte met grof geweld een weerloze vrouw heeft vermoord en daarmee een van de ernstigste misdrijven binnen ons strafrechtstelsel heeft begaan. Het spreekt voor zich dat dit misdrijf een enorme schok teweeg heeft gebracht bij de nabestaanden. Voor hen moet het -mede gelet op de omstandigheden waaronder een en ander zich moet hebben afgespeeld- bijzonder moeilijk zijn een dergelijk zwaar verlies te dragen.
Een dergelijke moord schokt daarnaast ook de rechtsorde zeer en brengt ook buiten de directe omgeving van het slachtoffer angst en gevoelens van onveiligheid teweeg. Temeer nu het slachtoffer voor toevallige passanten zichtbaar was achtergelaten.
Daarnaast zijn door het optreden van verdachte vele vragen onbeantwoord gebleven. Doordat verdachte in een zeer groot aantal verklaringen telkens andere gebeurtenissen en omstandigheden naar voren bracht is geen van zijn verklaringen geloofwaardig en is nimmer kunnen worden vastgesteld wat de precieze achtergronden zijn geweest van het vreselijke lot dat het slachtoffer heeft getroffen. Deze omstandigheid zal de daad voor de nabestaanden nog onbevattelijker maken.
Bovendien is verdachte er niet voor teruggeschrokken om zijn toenmalige vriendin [medeverdachte] als dader van de moord aan te wijzen.
Het nemen van een leven van een ander is een zo ernstig strafbaar feit dat in beginsel alleen een langdurige gevangenisstraf in aanmerking komt. Verdachte heeft geen enkel respect getoond en heeft het slachtoffer in eerste instantie in weerloze, bewusteloze staat achtergelaten en is vervolgens teruggekeerd om haar meedogenloos om het leven te brengen. Op grond daarvan is de eis van de officier van justitie begrijpelijk.
Het is met name de omstandigheid dat de rechtbank van oordeel is dat moet worden aangesloten bij hetgeen voor soortgelijke feiten doorgaans wordt opgelegd die leidt tot een lagere strafoplegging dan gevorderd.
Nu verdachte door te weigeren om mee te werken aan een persoonlijkheidsonderzoek de rechtbank de mogelijkheid heeft ontnomen om nader inzicht te verkrijgen in zijn geestestoestand tijdens het plegen van het feit, kan hier bij de strafbepaling geen rekening mee worden gehouden. Gelet op het uitermate gewelddadig handelen van verdachte, zijn handelen en optreden nadien waaronder zijn onvermogen dan wel onwil om een eenduidige consistente verklaring af te leggen, kan worden verondersteld dat verdachte lijdende is aan een geestelijke stoornis die behandeling behoeft teneinde de veiligheid van de maatschappij in de toekomst te kunnen waarborgen.
Nu deze behandeling niet binnen een strafrechtelijk kader kan plaatsvinden dient de maatschappij naar het oordeel van de rechtbank in de directe toekomst tegen verdachte te worden beschermd door hem een langdurige gevangenisstraf op te leggen.
7 Het beslag
7.1 De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien deze voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.
7.2 De teruggave
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [eigenaar], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan Automontagebedrijf [naam], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [eigenaar], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan Bakker [naam], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan [eigenaar], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [verdachte], omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan [naam] Tankstation, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
De rechtbank zal de teruggave gelasten van het hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerp aan Rabobank te Chaam, omdat deze redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 27 en 289 van het Wetboek van Strafrecht.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.5 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
Moord
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 (achttien) jaren;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een enveloppe in houdende een brief;
auto-onderdelen PROFILE Tangeman;
een jachtmes, merk Normark;
een multi-tool gereedschap;
een zwaard in heft;
een mes, merk Dinaf;
een drietal broodmessen.
- gelast de teruggave aan Automontagebedrijf [naam] te Oosterhout van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
een personenauto merk LADA Samara met kenteken [kenteken].
- gelast de teruggave aan [eigenaar], [adres] (België) van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een slagersmes, merk WILTSHIRE;
een houten messenblok, merk PROFLINE;
een mes;
een mes tafelzilver merk KAISERBACH.
- gelast de teruggave aan [eigenaar], [adres] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
auto-onderdelen Profile, Collector kit.
- gelast de teruggave aan Bakker [naam], [adres] van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
twee cd-roms bevattende filmbeelden passerende auto.
- gelast de teruggave aan [verdachte], [adres] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
een atlas van Hongarije.
- gelast de teruggave aan Pitstop/[eigenaar], [adres] van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
een mes, merk onbekend, zwart heft, Inox lemmet stainless steel;
een mes, merk CUYFOR, zwart pvc heft, Inox lemmet.
- gelast de teruggave aan [naam] Tankstation, p/a [adres] van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
een cd-rom, bevattende camerabeelden [naam] Tankstation.
- gelast de teruggave aan Rabobank te Chaam van het inbeslaggenomen voorwerp, te weten:
een cd-rom, bevattende videobeelden pionautomaat.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bakx, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Schoenmakers, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Joosen, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 2 juni 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Definitieve tekst dagvaarding na gevorderde en toegestane wijzigingen:
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
hij op of omstreeks 26 augustus 2006 te Chaam, gemeente Alphen-Chaam en/of Rijen, gemeente Gilze en Rijen, althans in het arrondissement Breda, in elk geval in Nederland en/of Turnhout, in elk geval in België,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer] van het leven heeft/hebben beroofd, immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg, meermalen, althans eenmaal met een mes, althans met een scherp en/of puntig voorwerp, in de keel/hals van [slachtoffer] gestoken en/of gesneden, (mede) tengevolge waarvan [slachtoffer] is overleden;
art 289/287 Wetboek van Strafrecht
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht