3.5 De kantonrechter stelt allereerst voorop, dat gedaagde als wegbeheerder inderdaad een zorgplicht heeft voor het goede onderhoud van haar wegen. Gedaagde is in die hoedanigheid ook verantwoordelijk voor deugdelijke afzetting van gevaarzettende situaties. Toen eiser in het onderhavige gat fietste was Brabant Water N.V. op de Churchilllaan bezig met reparaties van lekkages aan de waterleiding. Onweersproken staat vast, dat het weggedeelte, waar de eerste twee lekkages waren ontstaan, deugdelijk was afgezet. Omdat het aan eiser overkomen ongeval daar niet heeft plaatsgevonden, acht de kantonrechter dit minder relevant.
Niet gesteld of gebleken is, dat er sprake was van ondeugdelijk wegbeheer van de zijde van gedaagde. Het ontstane gat was immers een direct gevolg van het ontstaan van de (3e) lekkage in de hoofdwaterleiding onder het geasfalteerde fietspad, gelegen op c.q. aan de al genoemde rotonde. Dat deze lekkage en daarmee het gat is ontstaan, kan gedaagde als wegbeheerder niet worden verweten. De vraag is echter of gedaagde na het ontstaan van het gat nalatig is geweest met het waarschuwen van de weggebruikers, waaronder eiser.
Met gedaagde is de kantonrechter van oordeel, dat het hier gaat om een incident, een plotseling en onvoorzien van buitenkomend gebrek in de weg. Ook bij een dergelijk gebrek moet gedaagde als wegbeheerder natuurlijk in actie komen. In dit geval fietste eiser echter kort (enkele minuten) na ontstaan van het gebrek in het ontstane gat. De kantonrechter is van oordeel, dat zich hier een omstandigheid heeft voorgedaan, waarbij het voor gedaagde als wegbeheerder onmogelijk was om preventieve maatregelen, zoals het waarschuwen van de aanwezige weggebruikers (waaronder eiser). Met gedaagde is de kantonrechter van oordeel, dat in deze zaak inderdaad de zogenaamde “tenzij-clausule” van artikel 6:174, eerste lid BW aan de orde is. Ook al was gedaagde bekend geweest met het onderhavige dan nog zou gedaagde -gezien het korte tijdsverloop- machteloos zijn geweest omdat de tijd te gering was om maatregelen te treffen. De door eiser aangehaalde jurisprudentie ziet niet op een situatie als de onderhavige.
Eiser baseert de aansprakelijkheid van gedaagde subsidiair op artikel 6:162 BW. Eiser stelt in dat verband, dat gedaagde, als eigenaresse en belast met onderhoud, heeft verzuimd zorg te dragen, dat het fietspad ter hoogte van de rotonde Rooseveltlaan/Churchilllaan als open-bare weg in goede staat verkeerde en de veiligheid van weggebruikers niet in gevaar brengt. Volgens eiser is gedaagde tekortgeschoten in deze zorgplicht. Gedaagde betwist gemotiveerd tekort te zijn geschoten in haar zorgplicht. De kantonrechter is van oordeel, dat gedaagde in het onderhavige geval niet tekort is geschoten in haar zorgplicht. Ook hier heeft te gelden, dat de tijd voor gedaagde te gering was om deugdelijke beveiligingsmaatregelen te treffen voor de weggebruikers, waaronder eiser. Op het moment van het onderhavige ongeval was nog geen sprake van nalatig handelen in die zin, dat dit handelen een onrechtmatige daad ex artikel 6:162 BW oplevert.