ECLI:NL:RBBRE:2008:BC8934

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
8 april 2008
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
984807-07
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • M. Alferink
  • J. van Gameren
  • R. Veldhuizen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van voorbereidingshandelingen van de Opiumwet met grote hoeveelheden chemicaliën

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 8 april 2008 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte en haar echtgenoot, die beiden zijn veroordeeld voor het medeplegen van voorbereidingshandelingen van de Opiumwet, meermalen gepleegd. De verdachten hebben grote hoeveelheden chemicaliën besteld en naar Nederland gebracht, die uiteindelijk zijn gebruikt voor de productie van synthetische drugs. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachten eerder door de FIOD/ECD waren gewaarschuwd over het gebruik van de stoffen die zij importeerden, maar desondanks doorgingen met hun activiteiten. De rechtbank oordeelde dat de verdachten wisten dat de chemicaliën bestemd waren voor de productie van synthetische drugs, gezien de omstandigheden waaronder de bestellingen werden geplaatst en opgehaald.

Tijdens het proces werd ook aandacht besteed aan de vernietiging van gesprekken met geheimhouders, die te laat had plaatsgevonden. De rechtbank oordeelde dat deze omissie geen gevolgen had voor de zaak, maar het werd wel als een belangrijk punt genoemd. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en het belang van het bestrijden van de productie en handel in drugs vanwege de schadelijkheid voor de volksgezondheid.

De rechtbank heeft de rol van de verdachte en haar echtgenoot in de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat zij een belangrijk aandeel hebben gehad in het op de markt brengen van harddrugs. De rechtbank heeft uiteindelijk een gevangenisstraf van 48 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlasteleggingen die niet bewezen konden worden. De uitspraak is gedaan op basis van de artikelen van het Wetboek van Strafrecht en de Opiumwet, zoals deze luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 984807-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 8 april 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [China],
wonende [adres],
raadsman mr. Groenhuis, advocaat te Breda.
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 20 maart 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Robben, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het wetboek van strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte zich samen met anderen meermalen schuldig heeft gemaakt aan het plegen van voorbereidingshandelingen in het kader van de Opiumwet.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2 De bewijsoverwegingen
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er bij verdachte geen sprake is geweest van opzet. Uit het dossier is niet gebleken dat zij op de hoogte was van het feit dat de chemicaliën die door haar en haar echtgenoot bij Caldic gekocht en opgehaald werden werden gebruikt voor de productie van harddrugs.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte en haar echtgenoot hebben in 2006 diverse malen chemicaliën besteld o.a. bij het bedrijf Caldic in Belgie. Naar aanleiding van deze leveringen zijn zij in het onderzoek [naam] van de FIOD-ECD als verdachte aangemerkt. Zij zijn van 15 november tot en met 18 november 2006 in verzekering gesteld. Tijdens de verhoren zijn zij uitgebreid ingelicht over de toepassingen van de door hen bestelde chemicaliën bij de productie van synthetische drugs. Deze waarschuwing heeft verdachte en haar echtgenoot echter niet weerhouden van hun handel. Na hun vrijlating zijn zij gewoon doorgegaan met het bestellen en ophalen van grote hoeveelheden chemicaliën.
Reeds op basis van deze omstandigheid is de rechtbank van oordeel dat voor de periode na 18 november 2006 gesteld kan worden dat verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de chemicaliën die zij bestelde en ophaalde gebruikt zouden worden voor de vervaardiging van synthetische drugs.
De wijze waarop de chemicaliën vervolgens werden afgeleverd, het feit dat de bus telkens onbeheerd werd achtergelaten op een parkeerplaats, het aantreffen van een ordner met de administratie van Caldic op een verborgen plaats in de woning van verdachte en het feit dat door verdachte en haar echtgenoot wisselende verklaringen zijn afgelegd over de gang van zaken met betrekking tot de leveringen, leiden de rechtbank tot het oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat verdachte wist dat de chemicaliën die zij bij Caldic bestelde, ophaalde en naar Nederland vervoerde, bestemd waren voor de productie van synthetische drugs.
Ten aanzien van de levering van 1200 liter zoutzuur op 7 juni 2007 aan Müllenberg geldt dat verdachte op zijn minst voorwaardelijk opzet had op voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 10a van de Opiumwet. Ondanks de waarschuwing in 2006 is, zonder te voldoen aan de meldplicht en zonder enig nader onderzoek een grote hoeveelheid chemicaliën geleverd die geschikt is voor de vervaardiging van harddrugs.
Zij verwerpt het verweer van de raadsman.
Ten aanzien van de leveringen uit 2006 en 2007 die niet zijn geobserveerd, overweegt de rechtbank het volgende. In zaaksdossier 7 zijn ten aanzien van deze leveringen facturen en/of verzendnota’s van Caldic Belgium N.V. aan Ribefo Sales Bvba aangetroffen. Van twee leveringen, nl. die van 13 december 2006 en 5 april 2007 bevinden zich facturen in het dossier van Ribefo aan respectievelijk [naam] Beheermaatschappij B.V. d.d. 14 december 2006 en [naam] Vastgoed B.V. d.d. 5 april 2007. Na onderzoek is gebleken dat deze facturen vals zijn. De getuigen [naam] en [naam] zijn gehoord en beide getuigen hebben verklaard nimmer chemicaliën van Ribefo Bvba te hebben afgenomen.
Hoewel niet duidelijk is waar deze leveringen uiteindelijk terecht zijn gekomen acht de rechtbank -gelet op het feit dat er naast de facturen van Caldic aan Ribefo ook nog valse facturen zijn aangetroffen voldoende bewijs aanwezig om tot een bewezenverklaring te komen van strafbare voorbereidingshandelingen.
Naar de overige, niet geobserveerde leveringen uit 2006 en 2007 is geen nader onderzoek gedaan. Alhoewel er, gelet op de handelwijze van verdachten in 2007 aanwijzingen zijn dat deze chemicaliën eveneens zijn gebruikt voor de productie van synthetische drugs, acht de rechtbank onvoldoende bewijsmiddelen voorhanden om tot een bewezenverklaring van deze leveringen te komen. Zij zal verdachte daarvan dan ook vrijspreken.
4.3 De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op tijdstippen gelegen in de periode van 1
juli 2006 tot en met 19 juni 2007 op meerdere plaatsen gelegen in het
arrondissement Breda, tezamen en in vereniging met
anderen, om een feit, bedoeld in het vierde of
vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden
en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het
grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, (telkens) zijnde
MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te
bevorderen (telkens) vervoermiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan
verdachte en verdachtes mededaders wisten dat die bestemd waren tot
het plegen van die feiten, hebbende verdachte en verdachtes mededaders, in de periode van 15 februari 2007 tot en met 22 februari 2007, 1400 liter, aceton besteld en aanwezig gehad
en vervoerd en afgeleverd enin de periode van 26 maart 2007 tot en met 27 maart, 800 liter,
mierenzuur besteld en aanwezig gehad envervoerd en afgeleverd en
in de periode van 20 maart 2007 tot en met 21 maart 2007, 1400 liter, methanol
besteld en aanwezig gehad en vervoerd en afgeleverd en in de periode van 10 mei 2007 tot en met 14 mei 2007, 1200
liter, zoutzuur en 1000 liter, methanol besteld en aanwezig gehad en vervoerd en
afgeleverd en in de periode van 10 april 2007 tot en met 11 april 2007, 800
liter, zoutzuur besteld en aanwezig gehad en vervoerd en afgeleverd en
in de periode van 6 juni 2007 tot en met 7 juni 2007, 1200 liter, zoutzuur besteld en aanwezig gehad
en vervoerd en afgeleverd en op 13 december 2006, 960 kilogram, mierenzuur besteld en afgenomen en
op 5 april 2007, 920 kilogram, zoutzuur besteld en aanwezig gehad en vervoerd
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die haar strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen hij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 5 jaar.
6.2 Het standpunt van de verdediging
Door de verdediging is aangevoerd dat geheimhoudersgesprekken niet steeds tijdig zijn vernietigd. Ingevolge artikel 126aa van het Wetboek van strafvordering, gelezen in samenhang met artikel 4 lid 3 van het Besluit bewaren en vernietigen niet-gevoegde stukken, dienen dergelijke gesprekken terstond te worden verwijderd. Deze omissie van het openbaar ministerie, zo stelt de verdediging, is een vormverzuim op grond waarvan artikel 359a van het Wetboek van strafvordering kan worden toegepast, waarbij wordt gewezen naar de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 20 december 2007 in het proces tegen de Hells Angels. (LJN: BC0685). In dit geval wordt gepleit voor strafreductie.
De verdediging heeft voorts betoogd dat de rol van verdachte kleiner was dan die van haar echtgenoot. Haar echtgenoot was degene die de stoffen bestelde, vervoerde en afleverde en verachte vervulde slechts een bijrol. Dit zou tot uitdrukking moeten komen in de op te leggen straf.
6.3 Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met haar echtgenoot diverse malen grote hoeveelheden chemicaliën besteld bij het Belgisch bedrijf Caldic te Hemiksem. Zij haalden deze chemicaliën vervolgens op in een bestelbus. De chemicaliën werden naar Nederland gebracht. De bus werd achtergelaten op een parkeerplaats bij de C1000 in Oud Gastel, waarna de bus korte tijd later weer door anderen werd meegenomen. Uiteindelijk is middels observatie vastgesteld dat deze chemicaliën terecht zijn gekomen op productie- dan wel danwel opslagplaatsen voor synthetische drugs. Verdachte heeft zich hiermee schuldig gemaakt aan voorbereidingshandelingen als bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet.
De rechtbank acht dit een ernstig feit. Door haar handelwijze heeft verdachte een belangrijk aandeel gehad in het op de markt brengen van harddrugs. De productie van en handel in drugs dient naar het oordeel van de rechtbank krachtig te worden bestreden in verband met de schadelijkheid voor de volksgezondheid.
De officier van justitie heeft ter zitting erkend dat meerdere geheimhoudersgesprekken in dit onderzoek te laat zijn vernietigd. Hij merkt op dat onder meer naar aanleiding van de uitspraak in de zaak tegen de Hells Angels hij de onderzoeksleider in dit onderzoek opdracht heeft verstrekt tot een extra zoekslag onder de opgenomen telefoongesprekken naar gesprekken met geheimhouders. De aanvankelijk niet als zodanig herkende gesprekken in de maanden maart en april 2007 zijn alsnog door het onderzoeksteam in een proces-verbaal van 7 december 2007 gerelateerd. Op grond van deze informatie heeft de officier van justitie bevelen tot vernietiging gegeven d.d. 11 december 2007 (blz. 2496 e.v. dossier). De gesprekken zijn door het onderzoeksteam daarop vernietigd.
Door de verdediging is de door de officier van justitie gegeven feitelijke toelichting niet weersproken.
Uit de vernietigingsbevelen gelezen in samenhang met voornoemd proces-verbaal volgt naar het oordeel van de rechtbank dat geheimhoudersgesprekken niet terstond (lees: niet tijdig) zijn vernietigd en dat daarmee is gehandeld in strijd met de geldende voorschriften. De vraag is of deze constatering, waarbij sprake is van een tijdsverloop van ruim 7 maanden tussen het opnemen en het bevel tot vernietigen van deze gesprekken, moet leiden tot een van de sancties vermeld in artikel 359a van het Wetboek van strafvordering.
De rechtbank is van oordeel dat niet gesproken kan worden van eenzelfde situatie als in het proces tegen de Hells Angels. Uit de uitspraak in die strafzaak blijkt dat er sprake was van ernstige, grootschalige en herhaaldelijke inbreuken op regelgeving ter waarborging van het verschoningsrecht, onder meer bestaande uit het zonder machtiging van de rechter-commissaris toevoegen aan het procesdossier van gesprekken die vallen onder het verschoningsrecht. Verder waren gesprekken met verschoningsgerechtigden gebruikt bij het aanvragen van een bevel tot stelselmatige observatie en verzoeken tot het afluisteren van telefoongesprekken. Van een dergelijke grove en grootschalige inbreuk op het verschoningsrecht is in deze strafzaak niet gebleken. De rechtbank gaat er in deze zaak van uit dat de te late vernietiging het gevolg is geweest van het feit dat de politie onvoldoende alert is geweest op de aanwezigheid van gesprekken met geheimhouders en dat sprake is van een omissie van geringe omvang. Hoewel het handelen in dit geval betrekking heeft op een elementair grondrecht, acht de rechtbank de geconstateerde tekortkoming, gelet op de geringe ernst van het verzuim en het ontbreken van nadeel voor de verdachte, niet van zodanige aard dat dit moet leiden tot toepassing van de sancties genoemd in lid 1 van artikel 359a van het Wetboek van strafvordering.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat volstaan kan worden met de constatering van de beschreven omissie.
Het verzoek tot strafreductie zal derhalve worden gepasseerd.
Voor het bepalen van de straf acht de rechtbank het aantal leveringen en de omvang van die leveringen van belang. In het dossier bevindt zich een berekening waaruit blijkt dat met de door verdachte en haar echtgenoot geleverde chemicaliën enorme hoeveelheden drugs konden worden geproduceerd. Een andere factor betreft de rol van verdachte. Duidelijk is geworden dat die rol eindigde op het moment dat de bus werd neergezet op de parkeerplaats in Oud Gastel. Verdachte en haar echtgenoot maken de vervaardiging van synthetische drugs weliswaar mogelijk, maar er is niet gebleken van enige directe betrokkenheid bij de productie ervan. Het bedrijf stond op naam van verdachte, haar echtgenoot plaatste veelal de bestellingen en deze bestellingen haalden zij samen op. Op basis van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de rol van verdachte en haar echtgenoot van dezelfde omvang is.
De rechtbank heeft kennis genomen van het voorlichtingsrapport dat over verdachte is uitgebracht. In de persoonlijke omstandigheden van verdachte ziet zij geen reden tot matiging van de straf.
Alles afwegend en gelet op de straffen die in soortgelijke gevallen worden opgelegd, acht de rechtbank een gevangenisstraf van 48 maanden op zijn plaats. In de omstandigheid dat verdachte niet eerder voor soortgelijke feiten met politie en justitie in aanraking is gekomen, ziet de rechtbank reden een deel van deze straf, te weten 6 maanden, in voorwaardelijke vorm op te leggen. Zij beoogt hiermee tevens verdachte in de toekomst te weerhouden van het plegen van strafbare feiten.
7 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 10, 14a, 14b, 14c, 27, 47, 57 en 91 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen de artikelen 2, 10, 10a, 13 en 14 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.
8 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
- verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.3 is omschreven;
- spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
medeplegen van een feit, bedoeld in het vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voorbereiden of bevorderen door voorwerpen en stoffen voorhanden te hebben, waarvan hij weet dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, meermalen gepleegd;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 48 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
* omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
- heft het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis op;
Dit vonnis is gewezen door mr. Alferink, voorzitter, mr. Van Gameren en mr. Veldhuizen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Roebroeks en A. van Beijsterveldt, griffiers, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 april 2008.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
zij op of omstreeks 29 juni 2006 op een of meerdere plaats(en) gelegen in het
arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het derde of
vierde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden
en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het
grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, (telkens) zijnde
MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te
bevorderen (telkens)
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of
geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan
verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige
reden had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen
van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
opzettelijk daartoe,
- 495 kilogram, in elk geval een hoeveelheid, aceton besteld en/of afgenomen;
(ZAAKSDOSSIER 7)
en/of
zij op een of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
juli 2006 tot en met 19 juni 2007 op een of meerdere plaats(en) gelegen in het
arrondissement Breda, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met
een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of
vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk bereiden
en/of bewerken en/of verwerken en/of verkopen en/of afleveren en/of
verstrekken en/of vervoeren en/of vervaardigen en/of binnen en/of buiten het
grondgebied van Nederland brengen van (een) hoeveelhe(i)d(en) van een
materiaal bevattende MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende amfetamine, (telkens) zijnde
MDMA en/of tenamfetamine en/of N-ethyl-MDA en/of amfetamine (een) middel(en)
als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te
bevorderen (telkens)
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen
tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- (een) voorwerp(en) en/of (een) stof(fen) en/of (een) vervoermiddel(en) en/of
geld(en) en/of (een) ander(e) betaalmiddel(en) voorhanden heeft gehad, waarvan
verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s) (telkens) wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot
het plegen van dat/die feit(en),
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s), (telkens)
opzettelijk daartoe meermalen, althans eenmaal,
- in of omstreeks de periode van 15 februari 2007 tot en met 22 februari 2007,
1400 liter, in elk geval een hoeveelheid, aceton besteld en/of aanwezig gehad
en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 1) en/of
- in of omstreeks de periode van 26 maart 2007 tot en met 27 maart, 800 liter,
in elk geval een hoeveelheid, mierenzuur besteld en/of aanwezig gehad en/of
vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 2) en/of
- in of omstreeks de periode van 20 maart 2007 tot en met 21 maart 2007, 1400
liter, in elk geval een hoeveelheid, methanol besteld en/of aanwezig gehad
en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 3) en/of
- in of omstreeks de periode van 10 mei 2007 tot en met 14 mei 2007, 1200
liter, in elk geval een hoeveelheid, zoutzuur en/of 1000 liter, in elk geval
een hoeveelheid, methanol besteld en/of aanwezig gehad en/of vervoerd en/of
afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 4) en/of
- in of omstreeks de periode van 10 april 2007 tot en met 11 april 2007, 800
liter, in elk geval een hoeveelheid, zoutzuur besteld en/of aanwezig gehad
en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 5) en/of
- in of omstreeks de periode van 6 juni 2007 tot en met 7 juni 2007, 1200
liter, in elk geval een hoeveelheid, zoutzuur besteld en/of aanwezig gehad
en/of vervoerd en/of afgeleverd (ZAAKSDOSSIER 6) en/of
- op of omstreeks 31 augustus 2006, 825 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid, aceton besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
hoeveelheid, aceton besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 4 september 2006, 330 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid, aceton besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 26 september 2006, 1200 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid, mierenzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 29 september 2006, 790 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid, methanol besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 13 december 2006, 960 kilogram, in elk geval een
hoeveelheid, mierenzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 19 maart 2007, 1200 kilogram, in elk geval een hoeveelheid,
mierenzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 5 april 2007, 920 kilogram, in elk geval een hoeveelheid,
zoutzuur besteld en/of aanwezig gehad en/of vervoerd en/of afgeleverd
(ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 14 juni 2007, 1150 kilogram, in elk geval een hoeveelheid,
zoutzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 20 december 2006, 900 liter, in elk geval een hoeveelheid,
zoutzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 21 december 2006, 900 liter, in elk geval een hoeveelheid,
zoutzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 10 januari 2007, 900 liter, in elk geval een hoeveelheid,
zoutzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 2 februari 2007, 350 liter, in elk geval een hoeveelheid,
zwavelzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 19 februari 2007, 500 kilogram, in elk geval een hoeveelheid
Natrium Hydroxide parels, besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 12 maart 2007, 1025 liter, in elk geval een hoeveelheid,
zoutzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 14 maart 2007, 1000 kilogram, in elk geval een hoeveelheid,
Natrium Hydroxide parels besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7) en/of
- op of omstreeks 5 juni 2007, 350 liter, in elk geval een hoeveelheid,
zwavelzuur besteld en/of afgenomen (ZAAKSDOSSIER 7);
(ZAAKSDOSSIERS 1,2,3,4,5,6 en 7)
art 10a lid 1 ahf/sub 3 alinea Opiumwet
art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht