ECLI:NL:RBBRE:2008:BC4125
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Verzet tegen verhaal zonder dwangbevel in verkeerszaken
Op 24 januari 2008 vond een openbare zitting plaats bij de Rechtbank Breda, sector kanton, waar de kantonrechter W.E.M. Verjans de behandeling leidde van een verzetschrift van de betrokkene. De zaak betrof een verzet tegen een schriftelijke kennisgeving tot verhaal van een administratieve sanctie, opgelegd door het openbaar ministerie. De betrokkene was niet ter zitting verschenen, maar had wel kennisgenomen van de stukken in het dossier. De kantonrechter verklaarde dat het verzet tijdig was ingesteld en dat het griffierecht was voldaan, waardoor de betrokkene ontvankelijk was in zijn verzet.
De betrokkene voerde verweer tegen de sanctie die was opgelegd in verband met een verkeersgedrag, zoals vermeld in de kennisgeving van verhaal. Het CJIB had op 18 december 2007 commentaar gegeven op het verzet van de betrokkene, die eerder beroep had ingesteld bij de officier van justitie. Dit beroep was ongegrond verklaard, en de betrokkene had geen hoger beroep ingesteld, waardoor de initiële beslissing onherroepelijk was geworden. De kantonrechter oordeelde dat inhoudelijk niet meer op de opgelegde sanctie kon worden ingegaan.
De kantonrechter merkte op dat de betrokkene alle relevante stukken van het CJIB had ontvangen. Het bezwaar van de betrokkene betrof de tenaamstelling in de kennisgeving van verhaal, die correct was, maar niet in de aanmaningen. De kantonrechter concludeerde dat de betrokkene als kentekenhouder van het voertuig had moeten begrijpen dat de poststukken voor hem bestemd waren. Aangezien er geen verweer was gevoerd tegen de tenuitvoerlegging van de kennisgeving van verhaal, werd het verzet ongegrond verklaard. De beslissing werd vastgelegd in een proces-verbaal.