ECLI:NL:RBBRE:2008:BC3341
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Aanbod huurovereenkomst bepaalde tijd in plaats van lopende huurovereenkomst onbepaalde tijd: redelijk aanbod in de zin van artikel 7:296, vierde lid en onder c, BW
In deze zaak heeft de kantonrechter te Tilburg op 23 januari 2008 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en Heineken Nederland B.V. Het geschil betreft de vraag of een aanbod tot het aangaan van een nieuwe huurovereenkomst voor bepaalde tijd door [eiser] als redelijk kan worden beschouwd in de zin van artikel 7:296, vierde lid en onder c, van het Burgerlijk Wetboek. [eiser] heeft de huurovereenkomst met Heineken opgezegd per 1 juni 2008, omdat Heineken niet had ingestemd met zijn aanbod voor een nieuwe huurovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat [eiser] eigenaar is van een pand aan de Heuvelring 118 te Tilburg, waar Heineken een horecaonderneming exploiteert. De oorspronkelijke huurovereenkomst was in 1980 gesloten en is in 1991 verlengd, waarna deze per 1 november 2005 voor onbepaalde tijd is voortgezet.
De kern van het geschil ligt in de vraag of het aanbod van [eiser] voor een nieuwe huurovereenkomst, die een huurprijsverhoging en een wijziging van de duur van de overeenkomst inhoudt, als redelijk kan worden aangemerkt. De kantonrechter overweegt dat er geen gewijzigde omstandigheden zijn die een dergelijk aanbod rechtvaardigen. Het aanbod lijkt vooral gericht op het versterken van de rechtspositie van [eiser] zonder dat er een concreet belang voor Heineken is om in te stemmen met de wijziging. De kantonrechter concludeert dat de positie van Heineken door het aanbod onredelijk wordt verzwaard, aangezien het haar de vrijheid ontnemen om de huurovereenkomst op te zeggen met inachtneming van de geldende opzegtermijn.
Uiteindelijk oordeelt de kantonrechter dat het aanbod van [eiser] niet als redelijk kan worden beschouwd en wijst de vordering af. [eiser] wordt veroordeeld in de kosten van het geding aan de zijde van Heineken, die zijn begroot op € 300,-. Deze uitspraak benadrukt de bescherming die de wet biedt aan huurders en de noodzaak voor verhuurders om een redelijk aanbod te doen dat niet alleen in hun eigen belang is.