RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, team bestuursrecht
procedurenummer: 08 / 2 GEMWT VV en 08 / 165 GEMWT VV
uitspraak van de voorzieningenrechter
[verzoeker 1] en [verzoeker 2],
beiden wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde mr. B. Vermeirssen,
[verzoeker 3], [verzoeker 4], [verzoeker 5], [verzoeker 6], [verzoeker 7], [verzoeker 8], [verzoeker 9 ], [verzoeker 10], [verzoeker 11], [verzoeker 12], [verzoeker 13], [verzoeker 14], [verzoeker 15], [verzoeker 16] en [verzoeker 17 ],
allen wonende te [woonplaats],
verzoekers,
gemachtigde mr. B. Vermeirssen,
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bergen op Zoom,
verweerder.
Namens verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] is bezwaar gemaakt tegen het besluit van verweerder van 19 oktober 2007 (primair besluit I), inzake de aan de besloten vennootschap Camping Heidepol B.V. gerichte aanzegging tot toepassing van bestuursdwang strekkende tot sluiting van camping De Heidepol aan de [adres] te [woonplaats], zulks vanwege het ontbreken van de vereiste kampeerexploitatievergunning. Tevens is namens deze verzoekers op 15 november 2007 verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter heeft dit verzoek bij uitspraak van 14 december 2007 afgewezen. Op 31 december 2007 is namens verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] opnieuw een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. Dit verzoek is ter griffie geregistreerd onder nummer 08 / 2 GEMWT VV.
Op 11 januari 2008 heeft de gemachtigde gesteld mede op te treden voor de overige verzoekers en dat het op 31 december 2007 ingediende verzoek om voorlopige voorziening ook op deze verzoekers betrekking heeft. Deze zaak is ter griffie geregistreerd onder nummer 08 / 165 GEMWT VV.
Op 14 januari 2008 is namens alle verzoekers bezwaar gemaakt tegen verweerders besluit van 18 december 2007 (primair besluit II), waarbij de besloten vennootschap Camping Heidepol B.V. de toepassing van bestuursdwang vanaf 1 januari 2008 is aangezegd vanwege overtreding van voorschriften van de Woningwet, de Bouwverordening, de Brandveiligheidsverordening 1994 Bergen op Zoom en de Verordening brandveiligheid en hulpverlening 1997 Bergen op Zoom.
De verzoeken om voorlopige voorziening zijn gevoegd behandeld ter zitting van 15 januari 2008. Daarbij waren de verzoekers [verzoeker 1], [verzoeker 2], [verzoeker 9 ] en [verzoeker 17 ] aanwezig, bijgestaan door mr. B. Vermeirssen. Namens verweerder zijn [medewerker verweerder] en [medewerker verweerder] verschenen. Voor de besloten vennootschap Camping Heidepol B.V. was niemand aanwezig.
2.1 Op grond van de gedingstukken en de behandeling ter zitting gaat de voorzieningenrechter uit van de volgende feiten en omstandigheden.
De besloten vennootschap Camping Heidepol B.V. exploiteert een kampeerterrein onder de naam “De Heidepol” aan de [adres] te [woonplaats]. Dit kampeerterrein met voorzieningen wordt hierna ook wel aangeduid als “de camping”. Verzoekers zijn gebruikers van de camping.
In september 2006 heeft de vennootschap bij verweerder een aanvraag om toekenning van een kampeerexploitatievergunning als bedoeld in de Wet op de openluchtrecreatie (Wor) ingediend. Bij primair besluit van 6 april 2007 heeft verweerder de gevraagde vergunning geweigerd. Bij beslissing op bezwaar van 2 augustus 2007 heeft verweerder deze weigering gehandhaafd. Het beroep van de vennootschap hiertegen heeft deze rechtbank bij uitspraak van 14 december 2007 ongegrond verklaard.
Bij besluit van 6 april 2007 heeft verweerder de vennootschap een last onder dwangsom opgelegd wegens het exploiteren van voornoemde camping zonder de daarvoor vereiste vergunning ingevolge de Wor. De last strekt tot beëindiging van de exploitatie van de camping zonder vergunning. Bij beslissing op bezwaar van 2 augustus 2007 heeft verweerder deze last onder dwangsom gehandhaafd. Het beroep van de vennootschap hiertegen heeft deze rechtbank bij uitspraak van 17 december 2007 ongegrond verklaard.
Bij primair besluit I heeft verweerder de vennootschap, vanwege het exploiteren van een kampeerterrein zonder de vereiste kampeerexploitatievergunning, bestuursdwang aangezegd indien de vennootschap niet binnen vier weken na dagtekening van dit besluit alle gebruikers van camping De Heidepol de toegang tot het kampeerterrein heeft ontzegd en verhinderd en de vennootschap al haar activiteiten in het kader van het kampeerbedrijf heeft gestaakt. De aangekondigde bestuursdwang bestond uit het effectueren van de ontruiming en sluiting van camping De Heidepol, zulks op kosten van de vennootschap. Tegen dit besluit hebben de vennootschap en verzoekers bezwaar gemaakt. Op deze bezwaren is nog niet beslist. Tevens hebben zowel de vennootschap als verzoekers een verzoek om voorlopige voorziening ingediend. De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft deze verzoeken bij uitspraken van 14 december 2007 afgewezen. Dezelfde dag is verweerder overgegaan tot sluiting van camping De Heidepol door het barricaderen van de ingang van de camping en het afsluiten van de nutsvoorzieningen.
Bij primair besluit II heeft verweerder de lastgeving van primair besluit I gewijzigd door de vennootschap te gelasten het gebruik van het perceel [adres] te [woonplaats], kadastraal bekend als de percelen [woonplaats] sectie [kadastergegevens], gestaakt te houden tot het moment dat naar het oordeel van verweerder de overtreding van de in dit besluit genoemde bepalingen van de Bouwverordening genoegzaam is beëindigd. Indien blijkt dat de vennootschap na ontvangst van dit besluit niet voldoet respectievelijk blijft voldoen aan de lastgeving, zal verweerder overgaan tot toepassing van bestuursdwang en maatregelen treffen om de sluiting van de camping ook na 1 januari 2008 effectief voort te zetten.
2.2 Namens verzoekers is met name aangevoerd dat primair besluit I vanwege het vervallen van de vergunningplicht ingevolge de Wor per 1 januari 2008 geen waarde meer heeft, dat verzoekers als bewoners ook belanghebbenden zijn bij primair besluit II, zodat dit besluit aan hen bekend had moeten worden gemaakt en dat hen om hun zienswijzen had moeten worden gevraagd, dat geen sprake is van de in dat besluit genoemde overtredingen, dat de genoemde overtredingen niet kunnen leiden tot sluiting van de camping, dat ten onrechte geen begunstigingstermijn is gegeven en dat bestuursdwang disproportioneel is.
Verzoekers hebben de voorzieningenrechter primair verzocht beide primaire besluiten te schorsen, en subsidiair om verweerder te gelasten om verzoekers fatsoenlijk onderdak voor bepaalde tijd en een verhuiskostenvergoeding aan te bieden, zulks met veroordeling van verweerder in de proceskosten.
2.3 Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekers een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.
Voorzover de beoordeling van dit verzoek meebrengt dat het geschil in de bodemprocedure wordt beoordeeld, heeft het oordeel van de voorzieningenrechter een voorlopig karakter en is dat niet bindend voor de beslissing in die procedure.
2.4 Artikel 5:21 van de Awb verstaat onder bestuursdwang: het door feitelijk handelen door of vanwege een bestuursorgaan optreden tegen hetgeen in strijd met bij of krachtens enig wettelijk voorschrift gestelde verplichtingen is of wordt gedaan, gehouden of nagelaten.
Artikel 7, tweede lid, van de Woningwet luidt:
Het is verboden:
a. een bouwwerk of standplaats te gebruiken of te laten gebruiken, anders dan in overeenstemming met de op dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel a;
b. een open erf of terrein te gebruiken of te laten gebruiken, anders dan in overeenstemming met de op dat gebruik van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b;
c. een open erf of terrein in een staat te brengen, te laten komen of te houden die niet voldoet aan de op de staat van dat open erf of terrein van toepassing zijnde voorschriften, bedoeld in artikel 8, tweede lid, onderdeel b;
d. (…).
2.5 De voorzieningenrechter stelt om te beginnen vast dat verzoekers bezwaar hebben gemaakt tegen primair besluit I en tegen primair besluit II, zodat hun verzoek om voorlopige voorziening samenhangt met een bodemprocedure. Verweerder betwist dat verzoekers in die procedures als belanghebbenden bij die besluiten kunnen worden aangemerkt. Bij uitspraak van 14 december 2007 heeft de toenmalige voorzieningenrechter overwogen dat verzoekers, als gebruikers van stacaravans of chalets op camping De Heidepol, als belanghebbenden bij primair besluit I zijn aan te merken omdat deze stacaravans of chalets dienen als hun hoofdverblijf en zij door ontruiming en sluiting van de camping in hun hoofdverblijf worden getroffen. De voorzieningenrechter neemt dit standpunt over. Door primair besluit II worden verzoekers opnieuw in dit belang getroffen. Dit geldt onverkort voor de verzoekers die thans feitelijk op de camping verblijven. De verzoekers die inmiddels elders verblijven hebben echter evenzeer te maken met een inbreuk op hun woonsituatie. Om die reden merkt de voorzieningenrechter alle verzoekers ook aan als belanghebbenden bij primair besluit II. De verzoekers die feitelijk op de camping verblijven hebben beslist een spoedeisend belang bij de gevraagde voorzieningen, zodat de voorzieningenrechter toekomt aan een inhoudelijke beoordeling van de zaak.
De voorzieningenrechter stelt vast dat de sluiting van de camping thans is gebaseerd op de last die bij primair besluit II aan de vennootschap is opgelegd. Primair besluit I was enkel gebaseerd op het ontbreken van een kampeerexploitatievergunning ingevolge de Wor, welke wet per 1 januari 2008 is vervallen. Daardoor is thans de grondslag aan dat besluit ontvallen. Verzoekers hebben dan ook geen belang bij een beoordeling en schorsing van dat besluit. Het geschil spitst zich derhalve volledig toe op de rechtmatigheid van verweerders besluit van 18 december 2007 (primair besluit II).
Primair besluit II is feitelijk gebaseerd op het brandveiligheidsadvies van de brandweer Bergen op Zoom en Roosendaal van 28 december 2006 en het brandveiligheidsrapport van 6 december 2007 dat in opdracht van de vennootschap door Seval b.v.b.a. is opgesteld. Uit dat laatste rapport blijkt dat nog steeds niet wordt voldaan aan de brandveiligheidseisen die aan de camping zijn gesteld. Zo is er nog geen brandalarminstallatie, zijn er onvoldoende hydranten aanwezig, ontbreekt een adequate bluswatervoorziening, is het terrein door de gebrekkige infrastructuur niet volledig toegankelijk voor brandweerwagens, staan de caravans veel te dicht op elkaar en ontbreekt de noodzakelijke vluchtroute in de vorm van een tweede uitgang. Dat betekent dat een eventuele brand niet adequaat kan worden bestreden, de brand zich gemakkelijk en snel kan uitbreiden en de dan aanwezige personen beperkte vluchtmogelijkheden hebben.Verweerder dient tegen deze situatie op te treden.
Kern van het geschil is de vraag welke voorschriften worden overtreden. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter kunnen uitsluitend aan de Bouwverordening en aan de Brand-veiligheidsverordening 1994 afdwingbare brandveiligheidsvoorschriften worden ontleend. De Brandveiligheidsverordening 1994 is van toepassing op kampeerterreinen voorzover de bepalingen van de Bouwverordening niet van toepassing zijn. De Bouwverordening is van toepassing op bouwwerken zoals stacaravans en chalets, alsmede op open erven en terreinen. De voorzieningenrechter kan verweerder volgen in het standpunt dat de feitelijke situatie op de camping onder meer in strijd is met de artikelen 5.1.1, 5.1.2 lid 1, 4 en 5 en 6.3.2 van de Bouwverordening, bezien vanuit de bouwwerken op de camping. Bezien vanuit de camping als geheel is sprake van strijd met de artikelen 2.2.1 en 2.3.2 van de Brandveiligheidsverordening 1994.
Naar het oordeel van de voorzieningenrechter biedt de overtreding van deze voorschriften echter geen grondslag voor de algehele sluiting van de camping. Handhaving van de genoemde bepalingen van de Bouwverordening kan niet verder strekken dan de last om de situatie op de camping daarmee in overeenstemming te brengen. De Brandveiligheidsverordening 1994 koppelt de handhaving van de overtreden bepalingen aan de weigering of intrekking van de voor het gebruik van een kampeerterrein vereiste gebruiksvergunning. Ter zitting heeft verweerder bevestigd dat voor de exploitatie van de camping een dergelijke gebruiksvergunning is vereist. Aan de vennootschap is geen gebruiksvergunning verleend. Het ontbreken van die vereiste vergunning heeft verweerder echter niet aan de last tot sluiting ten grondslag gelegd.
Aan de last tot sluiting van de camping ligt dus een ondeugdelijke motivering ten grondslag. In de beslissing op bezwaar kan dit motiveringsgebrek worden hersteld.
Gelet op het algemeen belang dat gediend is met handhaving van voorschriften, zal in elk geval van overtreding van een wettelijk voorschrift het bestuursorgaan dat bevoegd is om met bestuursdwang of met een last onder dwangsom tegen de overtreding op te treden, in de regel van deze bevoegdheid gebruik moeten maken. Slechts onder bijzondere omstandig-heden mag van het bestuursorgaan worden gevergd af te zien van handhavend optreden.
Er bestaat geen concreet vooruitzicht op legalisering, nu de feitelijke situatie op de camping in strijd is met de artikelen 5.1.1, 5.1.2 lid 1, 4 en 5 en 6.3.2 van de Bouwverordening en de artikelen 2.2.1 en 2.3.2 van de Brandveiligheidsverordening 1994 en de vennootschap vooralsnog geen concrete plannen heeft om de noodzakelijke werkzaamheden te laten verrichten. Een gebruiksvergunning kan dus niet worden verleend. Bijzondere omstandigheden zijn overigens niet gesteld. Verweerder is dus bevoegd tot handhavend optreden tegen Camping Heidepol B.V..
Aan verzoekers moet worden toegegeven dat zij als betrokkenen ingevolge artikel 4:8 van de Awb in de gelegenheid hadden moeten worden gesteld om, via hun bij verweerder bekende gemachtigden, hun zienswijzen in te dienen terzake het voornemen van verweerder om vanaf 1 januari 2008 opnieuw bestuursdwang toe te passen. Primair besluit II is immers een nieuw handhavingsbesluit op een nieuwe grondslag en per een andere datum dan primair besluit I. De uitzonderingen van artikel 4:11 op deze hoorplicht doen zich naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter niet voor. In de bezwaarfase kunnen verzoekers echter alsnog hun zienswijzen naar voren brengen. Als belanghebbenden had het handhavingsbesluit ook aan verzoekers bekendgemaakt moeten worden. Het handhavingsbesluit had overigens ook aan eventuele andere rechthebbenden bekendgemaakt moeten worden. Dat dit niet is gebeurd, betekent echter niet dat het besluit niet in werking is getreden. Aangezien op 18 december 2007 de toepassing van bestuursdwang is aangezegd per 1 januari 2008, is sprake van een begunstigingstermijn van twaalf dagen. Vanwege de brandonveilige situatie is deze termijn niet onredelijk kort. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de strekking van de last voldoende duidelijk: er zal vanaf 1 januari 2008 bestuursdwang worden toegepast middels voortzetting van de sluiting van camping De Heidepol indien alsdan de brandonveilige situatie nog steeds bestaat. Er kan geen discussie bestaan omtrent hetgeen tot de camping behoort. Dat in primair besluit II niet alle kadastrale percelen van de camping zijn genoemd, is een gebrek dat bij de beslissing op bezwaar kan worden hersteld.
2.6 Uit voorgaande overwegingen volgt dat er gebreken kleven aan de totstandkoming, motivering en bekendmaking van primair besluit II. De meeste zorgvuldigheidsgebreken kunnen worden hersteld in de bezwaarprocedure. De motiveringsgebreken kunnen worden hersteld bij de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter staat thans voor de vraag of deze gebreken en/of de belangen van verzoekers aanleiding geven tot het treffen van een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter beantwoordt deze vraag ontkennend. De neipende brandveiligheidssituatie rechtvaardigt de sluiting van de camping. Uit het rapport van de controle die op 9 januari jongstleden heeft plaatsgevonden volgt dat die situatie niet is verbeterd. Het terrein is vervuild en de blusmiddelen die de vennootschap eerder aangeschaft heeft zijn deels verdwenen en deels niet toegankelijk. Onder deze omstandigheden kan niet worden verlangd dat de aanwezigheid van personen op camping De Heidepol wordt toegestaan. Het algemeen belang van brandveiligheid weegt zwaarder dan het individuele belang van verzoekers bij schorsing van het sluitingsbesluit. De gevraagde schorsing zal dan ook worden afgewezen. De subsidiair gevraagde voorziening zal evenmin toegewezen worden. Verzoekers zijn al langere tijd op de hoogte van de problemen van de vennootschap en de dreigende sluiting van de camping en daarmee van het vooruitzicht dat hun verblijf op de camping eindig zou zijn. Zij hadden zich tijdig kunnen beraden op het nemen van passende maatregelen. Op verzoek van verweerder is onder meer aan verzoekers [verzoeker 1] en [verzoeker 2] een alternatieve woning aangeboden, die zij hebben geweigerd. Door te wachten op de uitspraak d.d. 14 december 2007 van de voorzieningenrechter hebben deze verzoekers op eigen risico gegokt en verloren. Niet valt in te zien waarom verweerder verantwoordelijk moet worden gehouden voor hun onderdak.
2.7 Uit voorgaande overwegingen volgt dat het verzoek om voorlopige voorziening zal worden afgewezen.
2.8 Gelet op dit oordeel is er geen grond voor een proceskostenveroordeling.
wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. L.P. Hertsig, voorzieningenrechter, en in aanwezigheid van mr. M.A.M. de Baar, griffier, in het openbaar uitgesproken op vrijdag 18 januari 2008.
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open.
Afschrift verzonden op: 21 januari 2008.