ECLI:NL:RBBRE:2008:4274

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
25 september 2008
Publicatiedatum
26 april 2013
Zaaknummer
02-801187-08 en 02-628832-07
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • W. Woudstra
  • A. van Kralingen
  • M. Kneepkens
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Brute woningoverval op juwelier met bedreiging van geweld

Op 25 september 2008 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die samen met medeverdachten betrokken was bij een brute woningoverval op een juwelier. De overval vond plaats op 4 augustus 2007 en ging gepaard met ernstige bedreigingen, waaronder het gebruik van een baby-uzi en een mes. De slachtoffers, waaronder de juwelier en zijn gezin, werden met geweld en bedreiging gedwongen om geld en sieraden af te geven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte een actieve rol speelde in de overval en dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 5 jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn rol in de overval, zijn strafblad en de impact van de daden op de slachtoffers. De rechtbank heeft ook schadevergoedingen toegewezen aan de benadeelde partijen, die als gevolg van de overval schade hebben geleden. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de gevolgen voor de slachtoffers, die in hun eigen woning zijn overvallen en bedreigd.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA

Sector strafrecht
parketnummer: 02/801187-07 en 02/628832-07
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 25 september 2008
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats]
wonende te [woonplaats]
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsvrouw mr. N. Assouiki, advocaat te Tilburg

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 17 maart 2008 en 11 september 2008, waarbij de officier van justitie, mr. Smale, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Ten aanzien van parketnummer 02/801187-07:met anderen een overval heeft gepleegd in een woning en een aangrenzend atelier, waarbij geweld en bedreiging met geweld werden toegepast op de bewoners van die woning;
Ten aanzien van parketnummer 02/628832-07
feit 1 primair:samen met anderen een auto heeft gestolen (en uit die auto een radio/cdspeler, 3 boxen, een kentekenbewijs en een acculader heeft gestolen);
feit 1 subsidiair:samen met anderen een auto heeft geheeld;
feit 2:[slachtoffer 1] heeft mishandeld.

3.De voorvragen

De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.

4.De beoordeling van het bewijs

4.1
De bewijsmiddelen
Indien hoger beroep wordt ingesteld zullen de bewijsmiddelen worden uitgewerkt en opgenomen in een bijlage die aan het vonnis wordt gehecht.
4.2
De bewijsoverwegingen
Parketnummer 02/801187-07
Volgens de officier van justitie is er wettig en overtuigend bewijs voorhanden dat verdachte, samen met de persoon die de baby-uzi vasthad, gedurende de overval een belangrijke rol heeft gespeeld. Verder was het verdachte die naar haar mening het plan voor de overval heeft verzonnen en tijdens de overval de kinderen heeft bedreigd met een mes.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er weliswaar voldoende wettig (en overtuigend) bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen, maar dat ieder bewijsmiddel op zich weerlegd kan worden. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat:
  • [naam] een veel voorkomende bijnaam is,
  • de slachtoffers hebben verklaard dat er sprake was van vier daders, niet van vijf daders,
  • de slachtoffers hebben verklaard dat de daders een donkere huidskleur hadden terwijl verdachte een blanke huiskleur heeft,
  • de fotoconfrontatie met de medeverdachten onjuist is uitgevoerd nu hen slechts één foto is getoond en daarbij is gevraagd of dat de door hen bedoelde [naam] is,
  • de geurproef niet betrouwbaar is en
  • de verklaringen van de medeverdachten ongeloofwaardig zijn.
De raadsvrouw heeft daarnaast gewezen op de verklaring van verdachte, afgelegd bij de politie. Verdachte heeft verklaard niet [naam] te worden genoemd, althans niet de bij de overval betrokken [naam] te zijn, de medeverdachten niet te kennen en niet op de plaats van de overval te zijn geweest.
De rechtbank acht het feit wettig en overtuigend bewezen gelet op:
- de aangifte op 4 augustus 2007 van [slachtoffer 2], pagina 616 en volgende van het eindproces-verbaal;
- de verklaringen van de medeverdachten, de getuigen [getuige 1], [getuige 2] en [getuige 3], en
- de bevindingen van de politie.
Hieruit blijkt, in onderling verband en in samenhang gezien, het volgende:
Verdachte en de medeverdachten [medeverdachte 1], [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 4] hebben zich op
3 augustus 2007 begeven naar het [pleegadres 3] te [pleegplaats]. [medeverdachte 2] heeft ten overstaan van de politie verklaard dat onderweg reeds gesproken werd over een overval op een juwelier. [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] hebben verklaard dat [medeverdachte 1] is weggegaan om even later per auto weer terug te komen. Hij was op dat moment in het bezit van een rugzak met een “baby-uzi” erin. De hele groep neemt plaats in een gestolen auto met [medeverdachte 1] als bestuurder. De rugzak met de baby-uzi wordt meegenomen, evenals een breekijzer.
Uit het dossier wordt duidelijk dat eerst naar Udenhout werd gereden om daar een restaurant te overvallen. Deze overval is niet doorgegaan, omdat daar kennelijk een politiebusje rondreed. Vervolgens is het groepje doorgereden naar de Reeshof in Tilburg, alwaar de juwelier woonachtig is. Zowel [medeverdachte 4] als [medeverdachte 2] hebben verklaard dat men in het bezit was van handschoenen en gezichtsbedekkend materiaal als panty’s en een bivakmuts. [medeverdachte 4] heeft verklaard dat hij in de auto de rugzak met daarin de baby-uzi vast had.
Op 4 augustus 2007 bij de woning aangekomen heeft [medeverdachte 2] het raam opengebroken waardoor toegang tot die woning werd verschaft. Ondertussen had [medeverdachte 3] de baby-uzi van [medeverdachte 4] overgenomen. De heer [slachtoffer 2], die op het geluid was afgekomen, werd vervolgens geconfronteerd met geweld en bedreiging met geweld. Hem werd in verschillende bedreigende bewoordingen en met gebruik van de baby-uzi en een mes duidelijk gemaakt dat de overvallers geld wilden.
De overvallers zorgden ervoor dat ook de echtgenote en de kinderen van de heer [slachtoffer 2] naar de benedenverdieping werden gebracht. Het is naar het oordeel van de rechtbank genoegzaam gebleken dat ook zij in ieder geval met de bedreiging met geweld zijn geconfronteerd.
Vervolgens heeft de overval zich uitgebreid naar het naast de woning gelegen atelier waar de heer [slachtoffer 2] een juwelierszaak exploiteerde. Daar heeft de heer [slachtoffer 2], nog steeds met toepassing van geweld en bedreiging met geweld, een kluis moeten openen. Vervolgens is één van de verdachten de echtgenote van de heer [slachtoffer 2] uit de woning gaan halen om een tweede kluis in het atelier te openen. Uit de verklaringen van [medeverdachte 3] en [medeverdachte 2] blijkt dat [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] de kluizen hebben leeggehaald. [medeverdachte 3] heeft daarnaast verklaard dat verdachte bij de kinderen in de woning bleef, maar op enig moment opeens bij hem opdook in het atelier. Kort daarop is de politie verschenen.
Ten aanzien van hetgeen de raadsvrouw heeft aangevoerd overweegt de rechtbank het volgende.
Gezien de diverse (getuigen)verklaringen in het dossier, waaronder de verklaring van de vriendin van verdachte, [slachtoffer 1], staat het voor de rechtbank vast dat verdachte de in het dossier veelvuldig voorkomende persoon genaamd “[naam]” is. De andersluidende verklaring van verdachte op dit punt acht de rechtbank ongeloofwaardig, te meer nu verdachte in de zaak met parketnummer 02/628832-07 zelf heeft verklaard als bijnaam “[naam]” te hebben.
Naar het oordeel van de rechtbank kan eveneens als vaststaand worden aangenomen dat verdachte in ieder geval samen met de medeverdachten [medeverdachte 3], [medeverdachte 2] en [medeverdachte 4] in de woning is geweest. Uit de verklaringen van zowel [medeverdachte 2] als [medeverdachte 3] blijkt daarnaast dat ook medeverdachte [medeverdachte 1] in de woning is geweest. Beiden hebben verklaard dat, terwijl de overval al gaande was, [medeverdachte 1] kortstondig in de woning was en vervolgens aangaf dat hij een rondje ging lopen. Dat de slachtoffers enkel vier verdachten hebben gezien, sluit nog niet uit dat er een vijfde is geweest.
Voorts merkt de rechtbank op dat zij niet uit de aangifte van de heer [slachtoffer 2] afleidt dat de daders allen een donkere huidskleur hadden. Aangever heeft verklaard slechts van één van de daders het gelaat te hebben gezien omdat de andere daders gedurende de overval en kort daarna hun gezicht bedekt hadden en hielden.
Ten aanzien van de fotoconfrontatie overweegt de rechtbank dat, nu de medeverdachten al vóór de confrontatie hadden aangegeven verdachte te kennen en hem [naam] te noemen, een confrontatie met een enkele foto niet onbetrouwbaar is. Dit zou anders zijn indien het een confrontatie met een hen onbekende persoon betrof.
Het verweer ten aanzien van de betrouwbaarheid van de geurproef behoeft geen verdere bespreking omdat de rechtbank genoemde proef niet als bewijs gebruikt.
De verklaring van verdachte dat hij de medeverdachten niet kent en niet op de plaats van de overval is geweest acht de rechtbank eveneens ongeloofwaardig. De rechtbank wijst hierbij op de verklaringen van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 3] op dit punt die in de pas lopen met de bevindingen van het onderlinge GSM-verkeer. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen betreffende de verwerking van verkeersgegevens is er kort na het feit telefonisch contact geweest tussen verdachte en medeverdachten [medeverdachte 2], [medeverdachte 3] en [medeverdachte 1]. Voorts is verdachte aangehouden in de woning van medeverdachte [medeverdachte 3].
De rechtbank overweegt tenslotte dat de verklaringen van de medeverdachten in hoofdlijnen consistent zijn, ook in onderling verband bezien. De rechtbank acht de essentie van die verklaringen dan ook geloofwaardig, te meer omdat zij met die verklaringen ook zichzelf belasten.
De rechtbank is van oordeel dat uit het vorenstaande genoegzaam blijkt dat verdachte wel degelijk de woning en het atelier binnen is geweest en een actieve rol in het geheel heeft gespeeld. De verweren van de raadsvrouw treffen geen doel en worden dan ook verworpen.
Parketnummer 02/628832-07
De officier van justitie is van mening dat er geen wettig en overtuigend bewijs voorhanden is dat verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan. De onder 1 subsidiair en onder 2 ten laste gelegde feiten kunnen volgens de officier van justitie wel wettig en overtuigend bewezen worden verklaard.
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van het onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken. Ze heeft daartoe aangevoerd dat verdachte is uitgenodigd om mee te rijden in de auto en de bestuurder zich als eigenaar van de auto presenteerde. Verdachte wist niet en kon ook niet vermoeden dat de auto van diefstal afkomstig was, aldus de raadsvrouw. Ten aanzien van feit 2 heeft de raadsvrouw betoogd dat er sprake was van noodweer.
Ten aanzien van de onder het 1 ten laste gelegde feit overweegt de rechtbank het volgende.
De rechtbank is, met de officier van justitie en de verdediging van oordeel, dat verdachte van de onder 1 primair ten laste gelegde diefstal dient te worden vrijgesproken nu uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting niet is gebleken dat verdachte de auto heeft gestolen.
De rechtbank stelt echter vast dat uit het dossier is komen vast te staan dat de auto op 28 of 29 augustus 2007 is weggenomen en dat verdachte zich kort daarop, te weten op 29 augustus 2007, in de betreffende auto bevond. Uit het feit dat verdachte op het moment van aanhouding van de auto wegrende, leidt de rechtbank af dat verdachte wist dat die Ford van diefstal afkomstig was. Verdachte heeft geen andersluidende aannemelijke verklaring gegeven voor het van de auto wegrennen. Uit het proces-verbaal van bevindingen blijkt daarnaast dat het bestuurdersportier verbogen was en het stuurslot was geforceerd, hetgeen ook voor verdachte waarneembaar moet zijn geweest.
De rechtbank is, gezien het vorenstaande, van oordeel dat het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
De rechtbank acht ook feit 2 wettig en overtuigend bewezen gelet op:
  • de aangifte van [slachtoffer 1],
  • de verklaring van verdachte zelf,
  • de getuigenverklaring van de vader van aangeefster.
4.3
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Ten aanzien van parketnummer 02/801187-07:
op
of omstreeks04 augustus 2007 te [pleegplaats]
, althans in Nederland,tezamen en in vereniging met
(een)anderen,
althans alleen,
A)met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft
/hebbenweggenomen
in/uit een aan de [pleegadres] en
/of[pleegadres 2] gelegen woning en
/ofatelier
--een hoeveelheid sieraden
(een of meerdere horloges en/of oorbellen en/of broches en/of ringen en/of kettingen)en
/of een geldbedrag van 2299 euro, althansenig geldbedrag,
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en
/of[slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en
/ofgemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
--een hoeveelheid sieraden (een of meerdere horloges en/of oorbellen en/of broches en/of ringen en/of kettingen) en/of een geldbedrag van 2299 euro, althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en
/ofwelke bedreiging met geweld hierin bestonden dat hij, verdachte, en
/ofzijn mededaders
-
een raam van de woning heeft/hebben ingeslagen en/of (vervolgens)die woning
is/zijn binnengedrongen en
/of
- vervolgens een vuurwapen (baby-uzi),
althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,aan die [slachtoffer 2]
heeft/hebben getoond en
/ofop die [slachtoffer 2]
heeft/hebben gericht (gehouden) en
/of
- vervolgens
een ofmeerdere malen een vuurwapen (baby-uzi)
, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp,op/tegen de slaap en/of het hoofd van [slachtoffer 2],
althans in/tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gedrukt (gehouden) en/of geslagen en
/of
-
(vervolgens)[slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
heeft/hebben
gedwongen/gesommeerd zich naar de woonkamer en/of hal te begeven en
/of aldaar op de grond te gaan liggen en
/of
-die [slachtoffer 4] dreigend de woorden: "Ik maak je vader dood en waar is het geld"
heeft/hebben toegevoegd en
/of
-
(vervolgens)die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
heeft/hebben gevraagd/ toegeroepen: "Geld, Geld" en/of "Geld. ik wil geld" en/of "Ik weet dat je het hebt. Pakken, Pakken" en/of "Liggen, liggen" en/of "Geld, Geld, ik weet dat het er is" en/of "Geld of ik schiet je dood. Ik wil het nu hebben",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekkingen
/of (vervolgens)
- een mes,
althans een op een mes gelijkend voorwerp,aan die [slachtoffer 3] en
/of[slachtoffer 4] en
/of[slachtoffer 5]
heeft/hebben getoond
/laten zienen
/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] onder bedreiging van een vuurwapen
en/of mes, althans een op een vuurwapen en/of een mes gelijkend voorwerp) heeft/hebben gedwongen/gesommeerd zich naar het atelier te begeven en
/of
-[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
heeft/hebben gedwongen/gesommeerd een tweetal kluizen open te maken en
/of (daarbij
)die [slachtoffer 2] en
/of [slachtoffer 3] dreigend de woorden
heeft/hebben toegevoegd: "Kluis openmaken. Vlug" en/of "Andere kluis openmaken" en/of Open maken. Vlug, vlug" en/of "Als jij de kluis niet openmaakt, dan maken wij je man dood" en/of "schiet op, open maken, anders schieten we hem neer",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Ten aanzien van parketnummer 02/801187-07
feit 1 subsidiair:
hijin
of omstreeksde periode van 28 tot en met 29 augustus 2007 te [pleegplaats],
in elk geval in Nederland,tezamen en in vereniging met
(een
)ander
(en),
althans alleen,een (personen)auto ([merk en kenteken])
heeft
verworven,voorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van
het verwerven ofhet voorhanden krijgen van die (personen)auto
wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat het
(een
)door misdrijf
verkregen goed
(eren)betrof;
feit 2:
hijop
of omstreeks07 juli 2007 te [pleegplaats] opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) (met gebalde vuist) in
/op/tegen
het gelaat,
althans op/tegen het lichaamheeft
geslagen en/ofgestompt
en/of
gestoten en/of geduwd, waardoor deze
letsel heeft bekomen en/ofpijn heeft
ondervonden;
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.De strafbaarheid

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat verdachte ten aanzien van feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 02/628832-07 dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging. Verdachte was bang dat aangeefster nogmaals tegen hem aan zou rijden en heeft om zich te verdedigen aangeefster een duw gegeven en de sleutels van de auto weggenomen, aldus de raadsvrouw. Volgens de raadsvrouw liep de motor van de auto nog en heeft verdachte pas ingegrepen nadat aangeefster hem al eenmaal had aangereden. Nu aangeefster dit nogmaals trachtte te doen was er naar de mening van de raadsvrouw sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding.
De rechtbank volgt de raadsvrouw niet in haar betoog dat er sprake was van een noodweersituatie. Naar het oordeel van de rechtbank was er ten tijde van het plegen van het feit geen sprake van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding nu niet is gebleken dat aangeefster tegen verdachte aan is gereden en evenmin dat zij dit (nogmaals) trachtte te doen. Ook indien dit wel het geval was geweest, had verdachte van de auto weg kunnen lopen in plaats van met zijn arm de auto binnen te dringen. De rechtbank verwerpt het verweer van de raadsvrouw.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht gevorderd aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 6 jaar met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich primair op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging ten aanzien van feit 2 op de dagvaarding met parketnummer 02/628832-07 en dient te worden vrijgesproken van alle overige ten laste gelegde feiten.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte een deels voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, zoals geadviseerd door de reclassering, eventueel in combinatie met een werkstraf. De raadsvrouw heeft daarbij gewezen op de rapportage van het Pieter Baan Centrum waaruit blijkt dat verdachte geen sociaal onwenselijk gedrag vertoont en gemiddeld intelligent is. Volgens de rapporteurs kan de gewetensontwikkeling van verdachte wellicht worden gerelateerd naar leeftijd en rouwproces.
Verdachte realiseert zich nu hoe belangrijk het is om om hulp te vragen en heeft inmiddels goed contact met zijn vader en de overige gezinsleden, aldus de raadsvrouw. Verdachte kan na vrijlating ook weer bij zijn vader terecht.
De raadsvrouw geeft aan dat medewerkers van de gemeente Tilburg verdachte al meerdere malen hebben bezocht om hem te helpen met het vinden van een baan of het starten van een opleiding. Verdachte heeft aangegeven te willen werken.
Voorts wijst de raadsvrouw erop dat verdachte een gering strafblad heeft.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft samen met vier medeverdachten op 4 augustus 2007 het gezin [slachtoffer 2] in hun woning overvallen. Dit ging gepaard met het nodige geweld en bedreiging met geweld. Zo werd de heer [slachtoffer 2] gedurende de overval een zogenaamde baby-uzi getoond en werd hij met dat wapen, maar ook zonder, geslagen. Bovendien werd hij met een mes in de rug geprikt. Niet alleen de heer [slachtoffer 2], maar ook zijn echtgenote en hun jonge kinderen werden geconfronteerd met dit geweld en bedreiging met geweld.
Verdachte heeft zich voorts schuldig gemaakt aan opzetheling van een auto en mishandeling van zijn vriendin door haar met een vuist in haar gezicht te slaan.
De rechtbank is van oordeel dat dit ernstige feiten zijn.
Met name aan de overval tilt de rechtbank zwaar, waarbij opgemerkt dient te worden dat vooral de meedogenloosheid waarop verdachte en zijn mededaders het gezin [slachtoffer 2] in hun woning hebben overvallen, waarbij ook de kinderen niet werden gespaard, de rechtbank tegen de borst stuit. Het is duidelijk dat een op deze manier uitgevoerde beroving voor de slachtoffers een bijzonder traumatische ervaring moet zijn geweest. Op ingrijpende wijze is inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers, alsmede op hun gevoel van veiligheid, nu zij immers in hun eigen woning - alwaar zij zich veilig zouden moeten voelen - werden overvallen.
Een dergelijk feit veroorzaakt niet alleen bij de slachtoffers gevoelens van angst, onrust en onveiligheid, maar ook in de samenleving. Verdachte en zijn mededaders hebben in het geheel niet stilgestaan bij de gevolgen van hun daden en zich slechts laten leiden door hun eigen financieel gewin. Zij hebben zich er niet van laten weerhouden om, ten koste van anderen, op deze manier snel aan veel geld te komen.
De rechtbank heeft acht geslagen op het rapport van het Pieter Baan Centrum van 27 augustus 2008, het rapport van psychiater Suithoff van 5 maart 2008, het rapport van psychologe De Veth van 5 maart 2008 en het milieurapport van Elghalbzouri van 6 maart 2008.
In het rapport van het Pieter Baan Centrum wordt aangegeven dat het niet mogelijk was de gestelde vragen omtrent de geestesvermogens van verdachte en een eventueel strafadvies te beantwoorden nu verdachte heeft geweigerd aan het gedragsdeskundig onderzoek mee te werken. Wel komt uit het rapport naar voren dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor actuele psychiatrische symptomen zodat de weigering van verdachte om mee te werken niet gebaseerd lijkt te zijn op pathologische motieven. Aan de ene kant vertoonde verdachte op de afdeling sociaal wenselijk gedrag. Aan de andere kant neigde hij tot het aftasten en uitdagen van gestelde grenzen en regels en kon dwingend zijn als hij niet onmiddellijk zijn zin kreeg. Hij was alert op zijn omgeving en sociaal vaardig, waardoor hij in een groep zelfverzekerd en niet overmatig beïnvloedbaar overkwam. Verdachte zette zijn antisociale gedragsstrategieën vaak instrumenteel in om zijn doelen te bereiken. Overigens had hij voldoende controle over eigen gedrag.
Suithoff concludeert in het rapport op basis van de bestudering van de beschikbare stukken en het gevoerde overleg met de mederapporteurs, aangezien verdachte niet mee wilde werken aan het onderzoek, dat er bij verdachte duidelijke aanwijzingen zijn voor een cluster-B persoonlijkheidsproblematiek.
De Veth komt in het rapport tot de conclusie dat verdachte lijdt aan een antisociale persoonlijkheidsstoornis met narcistische trekken. Er is bij verdachte duidelijk sprake van lacunes in de gewetensontwikkeling, een opportunistische ik-gerichte houding en beperkte empathische vermogens. De beschreven problematiek kan grond opleveren voor het aannemen van een enigszins verminderde toerekeningsvatbaarheid. Deze problematiek is ernstig, geeft over het algemeen een verhoogd risico op inadequaat gedrag en is over het algemeen (nog) moeilijk veranderbaar. Vanwege de weigering van verdachte over het ten laste gelegde te spreken, wil De Veth geen concrete aanbevelingen doen.
Uit het milieurapport komt naar voren dat het ten laste gelegde zich volgens de vader van verdachte heeft gemanifesteerd als gevolg van het overlijden van de moeder van verdachte en het niet kunnen verwerken van haar dood. Bepaalde persoonlijkheidseigenschappen die bij verdachte het deviante gedrag hebben kunnen faciliteren, zijn blijkens een aantal referenten: bravoureuze gedrag tegenover andere jongens en meeloopgedrag. Omdat verdachte met stelligheid blijft bestrijden dat hij betrokken is bij het ten laste gelegde, is het erg moeilijk om een volledig beeld te krijgen over verdachte en delictverloop. Omdat er bij verdachte weinig sprake lijkt te zijn van schuldbesef en hij het ten laste gelegde blijft ontkennen, kan dit duiden op een slecht ontwikkeld normbesef. Mede hierdoor bestaat een grootte kans op recidive.
Ook de reclassering kan in haar adviesrapport van 7 maart 2008 vanwege het feit dat er geen enkele ingang is om met verdachte op het delict in te gaan niet tot een advies komen.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte eerder voor soortgelijke feiten, te weten een geweldsmisdrijf en opzetheling, met politie en justitie in aanraking is geweest.
In het nadeel van verdachte houdt de rechtbank rekening met de rol die verdachte heeft gehad bij de overval en laat de rechtbank meewegen dat verdachte degene is geweest die de kinderen, [slachtoffer 4] en [slachtoffer 5], met een mes heeft bedreigd.
De rechtbank houdt tevens rekening met de opzetheling van de auto en de mishandeling van [slachtoffer 1].
Alles afwegend is de rechtbank van oordeel dat bij dergelijk ernstige feiten slechts een gevangenisstraf van lange duur past. Aan een voorwaardelijk deel zal de rechtbank in verband met de hoogte van de straf niet toekomen.
De rechtbank zal verdachte veroordelen tot een gevangenisstraf van 5 jaar met aftrek van de tijd doorgebracht in voorarrest.

7.De benadeelde partijen

De benadeelde partij
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer],heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 6.889,30 terzake van hetgeen onder 4.3 bij parketnummer 02/801187-07 is bewezen verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van dit feit rechtstreekse schade heeft geleden tot een bedrag van € 5.000,00 aan immateriële schade en een bedrag van € 6.424,30 aan materiële schade. In totaal derhalve een bedrag van € 11.424,30. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen. Het overige gedeelte van deze vordering is niet van zo eenvoudige aard dat die vordering zich leent voor behandeling in dit strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
De benadeelde partij
[slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer],heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 4.000,00 aan immateriële schade terzake van hetgeen onder 4.3 bij parketnummer 02/801187-07 is bewezen verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van dit bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer], heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade terzake van hetgeen onder 4.3 bij parketnummer 02/801187-07 is bewezen verklaard. Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van dit bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
De benadeelde partij
[slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer], heeft schadevergoeding gevorderd tot een bedrag van € 3.000,00 aan immateriële schade terzake van hetgeen onder 4.3 parketnummer 02/801187-07 is bewezen verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van dit bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreekse schade heeft geleden tot het gevorderde bedrag. Daarom kan de vordering tot dat bedrag worden toegewezen.
Er is in deze zaak sprake van meer dan een pleger van het strafbare feit. Ieder van de plegers is naar het civiele recht hoofdelijk aansprakelijk. De verdachte is derhalve niet tot vergoeding gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan.
Met betrekking tot de hiervoor toegekende vorderingen benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schademaatregel opleggen.

8.Het beslag

8.1
De teruggave aan verdachte
De rechtbank zal de teruggave gelasten van de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen aan verdachte, aangezien die voorwerpen niet vatbaar zijn voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en onder verdachte in beslag zijn genomen.

9.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 10, 24c, 27, 36f, 57, 300 310, 312 en 416 van het Wetboek van Strafrecht, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezen verklaarde.

10.De beslissing

De rechtbank:
Vrijspraak
-
spreekt verdachte vrijvan het onder feit 1 primair van parketnummer 02/628832-07 tenlastegelegde feit;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
Ten aanzien van parketnummer 02/801187-07:diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en/of bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
Ten aanzien van parketnummer 02/628832-07
feit 1 subsidiair:opzetheling;
feit 2:mishandeling;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
5 jaar.
- bepaalt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis doorgebracht in mindering zal worden gebracht bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf.
Beslag
- gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten een vest en twee paar schoenen;
Benadeelde partij
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 2], geboren op [geboortedatum slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer], toe tot het hierna te noemen bedrag en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 11.424,30,te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
- verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan.
- bepaalt dat deze benadeelde partij in het overige gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht. (BP.23)
- verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 270,00.
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 3], geboren op [geboortedatum slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer], toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 4.000,00,te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
- verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan. (BP.20)
- verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 225,00.
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 4], geboren op [geboortedatum slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer], toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.000,00, te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
- verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan. (BP.20)
- verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 225,00.
- wijst de vordering van de benadeelde partij
[slachtoffer 5], geboren op [geboortedatum slachtoffer], wonende te [woonplaats slachtoffer], toe en veroordeelt verdachte tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van
€ 3.000,00,te vermeerderen met de kosten van tenuitvoerlegging en de gebruikelijke kosten van invordering.
- verstaat dat verdachte niet tot vergoeding van voormeld bedrag en van de kosten is gehouden voor zover het gevorderde reeds door zijn mededaders is voldaan. (BP.20)
- verwijst de verdachte in de kosten die de benadeelde partij ter zake van rechtsbijstand heeft gemaakt, te weten € 225,00.
- legt daarnaast aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers de daarbij vermelde bedragen te vermelden, bij gebreke van betaling te vervangen door het daarbij vermelde aantal dagen hechtenis:
- [slachtoffer 2], € 11.424,30, 87 dagen;
- [slachtoffer 3], € 4.000,00, 50 dagen;
- [slachtoffer 4], € 3.000,00, 45 dagen;
- [slachtoffer 5], € 3.000,00, 45 dagen;
- met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
- indien deze bedragen geheel of gedeeltelijk door één of meer mededaders zijn betaald, is de verdachte niet gehouden die bedragen aan de benadeelde partij te voldoen;
- bepaalt dat voldoening van de schademaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij doet vervallen en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. Woudstra, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Kneepkens, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van de Vrede, griffier, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 25 september 2008.
Mr. Kneepkens is niet in de gelegenheid dit vonnis mede te ondertekenen.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Parketnummer 02/801187-07:
hij op of omstreeks 04 augustus 2007 te [pleegplaats], althans in Nederland, tezamen
en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
A) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft/hebben weggenomen
in/uit een (aan de [pleegadres] en/of [pleegadres 2] gelegen) woning en/of
atelier
--een hoeveelheid sieraden (een of meerdere horloges en/of oorbellen en/of
broches en/of ringen en/of kettingen) en/of een geldbedrag van 2299 euro,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld
en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5], gepleegd met het oogmerk
om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij
betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of zijn mededaders hetzij de vlucht
mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te
bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]
heeft/hebben gedwongen tot de afgifte van
--een hoeveelheid sieraden (een of meerdere horloges en/of oorbellen en/of
broches en/of ringen en/of kettingen) en/of een geldbedrag van 2299 euro,
althans enig geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan
aan verdachte en/of zijn mededader(s)
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij,
verdachte, en/of zijn mededader(s)
- een raam van de woning heeft/hebben ingeslagen en/of (vervolgens) die
woning is/zijn binnengedrongen en/of
- ( vervolgens) een vuurwapen (baby-uzi), althans een op een vuurwapen
gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 2] heeft/hebben getoond en/of op die
[slachtoffer 2] heeft/hebben gericht (gehouden) en/of
- ( vervolgens) een of meerdere malen een vuurwapen (baby-uzi), althans een op
een vuurwapen gelijkend voorwerp, op/tegen de slaap en/of het hoofd van
[slachtoffer 2], althans in/tegen/op het lichaam van die [slachtoffer 2] heeft/hebben
gedrukt(gehouden) en/of geslagen en/of
-(vervolgens) [slachtoffer 3] en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5]
heeft/hebben gedwongen/gesommeerd zich naar de woonkamer en/of hal te begeven
en/of (aldaar) op de grond te gaan liggen en/of
-die [slachtoffer 4] (dreigend) de woorden: "Ik maak je vader dood en waar is het
geld" heeft/hebben toegevoegd en/of
- ( vervolgens) die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben
gevraagd/toegeroepen: "Geld, Geld" en/of "Geld. ik wil geld" en/of "Ik weet
dat je het hebt. Pakken, Pakken" en/of "Liggen, liggen" en/of "Geld, Geld, ik
weet dat het er is" en/of "Geld of ik schiet je dood. Ik wil het nu hebben",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking en/of (vervolgens)
- een mes, althans een op een mes gelijkend voorwerp, aan die [slachtoffer 3]
en/of [slachtoffer 4] en/of [slachtoffer 5] heeft/hebben getoond/laten
zien en/of
- [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] (onder bedreiging van een
vuurwapen en/of mes, althans een op een vuurwapen en/of een mes gelijkend
voorwerp) heeft/hebben gedwongen/gesommeerd zich naar het atelier te begeven
en/of
-[slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft/hebben gedwongen/gesommeerd
een tweetal kluizen open te maken en/of (daarbij) die [slachtoffer 2] en/of
[slachtoffer 3] dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Kluis
openmaken. Vlug" en/of "Andere kluis openmaken" en/of Open maken. Vlug, vlug"
en/of "Als jij de kluis niet openmaakt, dan maken wij je man dood" en/of
"schiet op, open maken, anders schieten we hem neer", althans woorden van
gelijke dreigende aard of strekking.
Parketnummer 02/801187-07
feit 1 primair:
hij in of omstreeks de periode van 28 tot en met 29 augustus 2007 te [pleegplaats]
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
-een (personen) auto ([merk en kenteken]) en/of
-(uit die personenauto) een (auto)radio/cd speler (merk Roadstar) en/of (drie)
geluidsboxen en/of een kentekenbewijs en/of een acculader,
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 6]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of die/dat weg te nemen
(personen)auto en/of goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht
door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
feit 1 subsidiair:
hij in of omstreeks de periode van 28 tot en met 29 augustus 2007 te [pleegplaats],
in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
althans alleen, een (personen)auto ([merk en kenteken]) heeft
verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten
tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die (personen)auto
wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat het (een) door misdrijf
verkregen goed(eren) betrof;
feit 2:
hij op of omstreeks 07 juli 2007 te [pleegplaats] opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer 1]), (met kracht) (met gebalde vuist) in/op/tegen
het gelaat, althans op/tegen het lichaam heeft geslagen en/of gestompt en/of
gestoten en/of geduwd, waardoor deze letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden.