ECLI:NL:RBBRE:2007:BK9089

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
29 juli 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1989 en 07/1988
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om voorlopige voorziening inzake verrekening belastingteruggave

Op 29 juli 2007 heeft de Rechtbank Breda uitspraak gedaan in een zaak tussen een verzoeker en de ontvanger van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Tilburg. De zaak betreft een verzoek om een voorlopige voorziening met betrekking tot de verrekening van belastingteruggaven. De verzoeker had in januari 2007 een mededeling ontvangen van de ontvanger dat de teruggaaf omzetbelasting over het derde kwartaal van 2006, ter hoogte van € 8763,00, was verrekend met een aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. Daarnaast was er in maart 2007 een mededeling gedaan over de verrekening van de teruggaaf omzetbelasting over het vierde kwartaal van 2006, ter hoogte van € 4297,00, met verschillende aanslagen, waaronder motorrijtuigenbelasting en inkomstenbelasting voor de jaren 2002 en 2003.

De verzoeker heeft de rechtbank verzocht om redressering van de verrekeningen en uitbetaling van de verrekende bedragen. De rechtbank heeft in haar overwegingen vastgesteld dat de bevoegdheid tot verrekening is geregeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990. Tevens is in de uitspraak aangegeven dat ingevolge artikel 8:5, eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) geen beroep kan worden ingesteld tegen besluiten die zijn genomen op grond van wettelijk voorschrift dat in de bijlage van de Awb is opgenomen, waaronder de Invorderingswet 1990.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat zij kennelijk onbevoegd is om het verzoek te behandelen, aangezien geschillen met betrekking tot de onderhavige verrekeningen voorgelegd dienen te worden aan de civiele rechter. De voorzieningenrechter heeft daarom het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen zonder dat partijen zijn uitgenodigd voor een zitting. De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gedaan in tegenwoordigheid van de griffier Y. Kilic.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/1989 en 07/1988
Uitspraakdatum: 29 juli 2007
Uitspraak als bedoeld in artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen
[eiser], wonende te [plaatsnaam], verzoeker,
en
de ontvanger van de Belastingdienst/Oost-Brabant, kantoor Tilburg, verweerder
Verweerder worden hierna aangeduid als ontvanger.
1.Ontstaan en loop van het geding.
De ontvanger heeft aan verzoeker bij brief van 4 januari 2007 medegedeeld de teruggaaf omzetbelasting over het tijdvak derde kwartaal 2006 tot een bedrag van € 8763,00 te hebben verrekend met de aan verzoeker opgelegde aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002. Tevens heeft de ontvanger aan verzoeker bij brief van 6 maart 2007 medegedeeld de teruggaaf omzetbelasting over het vierde kwartaal 2006 tot een bedrag van € 4297 te hebben verrekend met de aan verzoeker opgelegde aanslagen motorrijtuigenbelasting 2006, inkomstenbelasting 2002, premie WAZ 2003 alsmede inkomstenbelasting 2003.
Bij brief van 7 mei 2007, ingekomen bij de rechtbank op 9 mei 2007, heeft belanghebbende de rechtbank om een voorlopige voorziening verzocht. Verzoeker verzoekt om redressering van de verrekeningen en uitbetaling door de ontvanger van de verrekende bedragen.
2.Motivering
2.1. De bevoegdheid tot verrekening is geregeld in artikel 24 van de Invorderingswet 1990.
2.2. Ingevolge artikel 26 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) kan – in afwijking van artikel 8:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht – tegen een ingevolge de belastingwet genomen besluit slechts beroep bij de rechtbank worden ingesteld, indien het betreft:
a. een belastingaanslag, waaronder begrepen de in artikel 15 van de AWR voorgeschreven verrekening, of
b. een voor bezwaar vatbare beschikking.
2.3. De onderhavige kennisgevingen zijn geen voor bezwaar vatbare beschikkingen als hiervoor bedoeld.
2.4. Voorts kan ingevolge artikel 8:5, eerste lid van de Awb kan geen beroep worden ingesteld tegen een besluit, genomen op grond van een wettelijk voorschrift dat is opgenomen in de bijlage die bij die wet behoort. De Invorderingswet 1990 is opgenomen in laatstgenoemde bijlage.
2.5. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen staat geen beroep op de belastingrechter dan wel de bestuursrechter open tegen de onderhavige verrekeningen. De rechtbank is mitsdien kennelijk onbevoegd, zodat het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening dient te worden afgewezen. Geschillen met betrekking tot een verrekening als waarvan hier sprake is dienen te worden voorgelegd aan de civiele rechter.
2.6. Nu de onbevoegdheid van de voorzieningenrechter evident is, kan ingevolge artikel 8:83, derde lid van de Awb uitspraak worden gedaan zonder dat partijen zijn uitgenodigd om op een zitting te verschijnen. De voorzieningenrechter doet dan ook mondeling uitspraak op grond van artikel 8:84, tweede lid, onderdeel a van de Awb.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3.Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze uitspraak is gedaan op 29 juni 2007 door mr. J.J.J. Engel, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van Y. Kilic, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 2 juli 2007
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of beroep in cassatie open.