ECLI:NL:RBBRE:2007:BK1654

Rechtbank Breda

Datum uitspraak
14 december 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
07/1200
Instantie
Rechtbank Breda
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke rechtszaak over naheffingsaanslag overdrachtsbelasting

In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 3 december 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een belanghebbende, en de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda. Het geschil betreft een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting die aan eiseres was opgelegd. De inspecteur had op 5 februari 2007 een uitspraak op bezwaar gedaan, waartegen eiseres in beroep ging. Tijdens de zitting op 19 november 2007 zijn beide partijen gehoord en zijn hun standpunten besproken. Eiseres was vergezeld van haar echtgenoot en de inspecteur werd vertegenwoordigd door meerdere gemachtigden.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en de uitspraak op bezwaar vernietigd. Tevens is de naheffingsaanslag verminderd, waarbij de waarde van de onroerende zaak is vastgesteld op € 245.000. De rechtbank heeft bepaald dat de Staat het door eiseres betaalde griffierecht van € 39 dient te vergoeden. Tijdens de zitting zijn partijen tot overeenstemming gekomen over de vermindering van de naheffingsaanslag, en zij hebben afgesproken dat ieder hun eigen proceskosten draagt.

De rechtbank heeft ook opgemerkt dat de inspecteur heffingsrente in rekening diende te brengen, maar dat deze dienovereenkomstig zal worden verminderd nu de naheffingsaanslag is aangepast. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is op 14 december 2007 aan partijen verzonden. Tegen deze uitspraak staat hoger beroep open bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch binnen zes weken na de verzenddatum.

Uitspraak

RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht, enkelvoudige belastingkamer
Procedurenummer: AWB 07/1200
Uitspraakdatum: 3 december 2007
Proces-verbaal van de mondelinge uitspraak als bedoeld in afdeling 8.2.6 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) juncto artikel 27d van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) in het geding tussen
[eiseres], wonende te [woonplaats], eiseres,
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Zuidwest, kantoor Breda, verweerder.
Eiseres en verweerder worden hierna aangeduid als respectievelijk belanghebbende en inspecteur.
De bestreden uitspraak op bezwaar
De uitspraak van de inspecteur van 5 februari 2007 op het bezwaar van belanghebbende tegen de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag overdrachtsbelasting (aanslagnummer [aanslagnummer]).
Zitting
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 19 november 2007 te Breda.
Aldaar zijn verschenen en gehoord, belanghebbende, vergezeld van haar echtgenoot
[echtgenoot eiseres], alsmede namens de inspecteur, [gemachtigde], mr. [gemachtigde] en [gemachtigde].
1.Beslissing
De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vermindert de naheffingsaanslag berekend over een waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] ter grootte van € 245.000;
- gelast dat de Staat het door belanghebbende betaalde griffierecht van € 39 aan deze vergoedt.
2.Gronden
2.1. De rechtbank heeft ter zitting het tussen partijen levende geschil met hen doorgenomen en daarbij zijn alle standpunten en onderbouwingen van partijen aan de orde geweest. Partijen zijn ter zitting nader tot overeenstemming gekomen in die zin dat de in geschil zijnde naheffingsaanslag zal worden verminderd, berekend over een waarde van de onroerende zaak [adres] te [plaats] per 31 december 2002 ter grootte van € 245.000.
Partijen zijn voorts overeengekomen dat zij elk hun eigen proceskosten zullen dragen.
2.2. Met betrekking tot de heffingsrente merkt de rechtbank op dat de inspecteur ingevolge artikel 30f van de AWR heffingsrente in rekening diende te brengen nu er sprake is van een naheffingsaanslag overdrachtsbelasting. Overigens is niet gesteld of gebleken dat het bedrag van de heffingsrente in casu onjuist is vastgesteld. Nu echter de naheffingsaanslag op grond van het bovenstaande zal worden verminderd, zal ook de in rekening gebrachte heffingsrente op grond van artikel 30h, tweede lid, van de AWR dienovereenkomstig worden verminderd.
2.3. Gelet op het vorenoverwogene is het beroep gegrond verklaard.
Deze uitspraak is gedaan op 3 december 2007 door mr. A.J. Kromhout, rechter, en op dezelfde dag in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. M. van Es-Hinnen, griffier.
Afschrift aangetekend verzonden aan partijen op: 14 december 2007
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ ’s-Hertogenbosch.
Bij het instellen van hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de gronden van het hoger beroep.