ECLI:NL:RBBRE:2007:BI4235
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- A.A. den Hartog
- Rechtspraak.nl
Bestuursrechtelijke procedure inzake naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 23 oktober 2007 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over een naheffingsaanslag loonbelasting en premie volksverzekeringen. De zaak betreft een bezwaar van belanghebbende, een B.V., tegen een naheffingsaanslag die was opgelegd voor het tijdvak van 1 januari 2004 tot en met 31 december 2005. De naheffingsaanslag bedroeg € 19.237, met een gelijktijdig opgelegde boete van € 4.809. De inspecteur van de Belastingdienst had op 29 december 2006 uitspraak gedaan op het bezwaar van belanghebbende, maar belanghebbende was niet verschenen op de zitting van 9 oktober 2007.
De rechtbank oordeelde dat de stelling van belanghebbende, dat de uitspraken op bezwaar in strijd met artikel 7:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) waren genomen omdat zij niet was gehoord, geen doel trof. De rechtbank stelde vast dat in belastingaangelegenheden een belanghebbende slechts op verzoek wordt gehoord en dat belanghebbende in de bezwaarfase geen verzoek tot een hoorgesprek had ingediend. De rechtbank concludeerde dat de motivering van de uitspraken op bezwaar niet leidde tot vernietiging van de naheffingsaanslag.
Daarnaast werd in de procedure vastgesteld dat de bestreden uitspraken op bezwaar waren gedaan door dezelfde ambtenaar die de naheffingsaanslag had opgelegd, wat in strijd was met artikel 10:3, derde lid, van de Awb. De rechtbank oordeelde echter dat belanghebbende door deze onbevoegdheid niet was benadeeld, en dat de uitspraken als gedaan door de bevoegde ambtenaar konden worden aangemerkt. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond en wees het verzoek van de inspecteur om proceskostenveroordeling af. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.