3. De beoordeling
3.1. Tussen partijen staat, voor zover van belang, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende weersproken en/of op grond van de onbestreden inhoud van de overgelegde producties het volgende vast:
- Op 21 december 19[K.]e Gorinchem geboren [K.] [L.]: [K.]) uit de moeder [L.] (hierna: [L.]).
- [eisers] zijn de ouders van [L.] en grootouders van [K.].
- [L.] was 16 jaar oud toen zij beviel van [K.]. Eiseres sub 1 is door de kantonrechter benoemd tot voogd van [K.] en [eisers] hebben de zorg voor [K.] op zich genomen.
- Het contact tussen [L.] en [eisers] is op dat moment slecht en het gaat in de periode volgend op de geboorte van [K.] niet goed met [L.].
- In november 2001 heeft [L.] de kantonrechter verzocht haar met het gezag over [K.] te belasten.
- De kantonrechter heeft bij beschikking van 3 april 2002 de Raad voor de Kinderbescherming opdracht gegeven onderzoek te doen naar de vraag of bij inwilliging van voornoemd verzoek de gegronde vrees bestaat dat de belangen van [K.] zouden worden verwaarloosd en te bemiddelen bij het tot stand brengen van een omgangsregeling tussen [L.] en [K.].
- In juli 2002 gaat [L.] samen met haar nieuwe partner in België wonen. De verstandhouding tussen [L.] en thans ook haar partner enerzijds en [eisers] anderzijds blijft slecht.
- De Raad voor de Kinderbescherming heeft begin 2003 aan de kantonrechter geadviseerd om het verzoek van [L.] toe te wijzen, met dien verstande dat gelijktijdig [K.] onder toezicht diende te worden gesteld teneinde [L.] te ondersteunen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft de kinderrechter gelijktijdig verzocht een ondertoezichtstelling uit te spreken.
- De kinderrechter heeft [K.] met ingang van 29 april 2003 onder toezicht gesteld van de Stichting Bureau Jeugdzorg. De kantonrechter heeft de beslissing op het verzoek van [L.] aangehouden voor de duur van een jaar, opdat op grond van de dan ontstane situatie zal kunnen worden beslist.
- De Stichting Bureau Jeugdzorg heeft in het kader van de ondertoezichtstelling zich onder meer tot taak gesteld te proberen de verstandhouding tussen [eisers] enerzijds en [L.] en haar partner anderzijds te verbeteren en een omgangsregeling tot stand te brengen tussen [K.] en [L.].
- De Stichting Bureau Jeugdzorg heeft op 21 januari 2004 de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om de gezagswijziging met spoed onder de aandacht te brengen van de rechtbank.
- De Raad voor de Kinderbescherming heeft op 10 februari 2004 de kantonrechter verzocht het verzoek van [L.] tot wijziging van het gezag vervroegd ter zitting te behandelen en haar verzoek toe te wijzen omdat een stapsgewijze overgang van [K.] van [eisers] naar [L.] naar mening van de Raad voor de Kinderbescherming onmogelijk is gebleken.
- De kantonrechter heeft bij beschikking van 4 mei 2004 het verzoek van [L.] tot wijziging van het gezag toegewezen.
- Stichting Bureau Jeugdzorg heeft op 10 mei 2004, teneinde een geleidelijke overgang van [K.] te bewerkstelligen, een omgangsregeling vastgesteld tussen [L.] en [K.].
- [L.] en haar partner hebben [K.] na het omgangsweekend van 20 tot en met 23 mei 2004 niet teruggebracht naar [eisers] en geweigerd haar mee te geven aan [eisers].
- Vanaf 26 mei tot en met 28 mei 2004 heeft [K.] weer bij [eisers] verbleven. De partner van [L.] heeft bij de Belgische politie aangifte gedaan van kinderontvoering door [eisers].
- Stichting Bureau Jeugdzorg heeft niet ingegrepen om er zorg voor te dragen dat [K.] alsnog zou worden teruggebracht naar [eisers] teneinde een geleidelijke overgang van [K.] mogelijk te maken.
- Er heeft sindsdien geen omgang plaatsgevonden tussen [K.] en [eisers].
- [eisers] hebben beroep ingesteld tegen de beschikking van de kantonrechter bij het hof. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter op 16 november 2004 bekrachtigd.
- In februari 2005 hebben [eisers] een klacht ingediend bij de klachtencommissie van de Stichting Bureau Jeugdzorg.
- De klachtencommissie heeft op 28 mei 2005 uitspraak gedaan. De klacht “het nalaten de Belgische autoriteiten te informeren en te activeren, waardoor de overgangsregeling onuitvoerbaar was” acht zij gedeeltelijk gegrond, in die zin dat Stichting Bureau Jeugdzorg onvoldoende helder is geweest over de verantwoordelijkheden van alle betrokkenen. De klacht “het nalaten de kanton- en kinderrechter te informeren over de onuitvoerbaarheid van de ondertoezichtstelling in België” acht de commissie ongegrond.
- De algemeen directeur van Stichting Bureau Jeugdzorg heeft bij brief van 22 juli 2005 aan [eisers] medegedeeld, anders dan de klachtencommissie, de beide klachten ongegrond te achten.