ECLI:NL:RBBRE:2007:BC1344
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Tijdigheid van beroep bij de officier van justitie in bestuursrechtelijke zaken
Op 6 december 2007 vond de mondelinge behandeling plaats in de Rechtbank Breda, sector kanton, locatie Bergen op Zoom, waar de kantonrechter, mr. W.E.M. Verjans, de zaak behandelde. Het beroep was ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie met betrekking tot een administratieve sanctie, waarbij de betrokkene niet ter zitting verscheen. De officier van justitie, vertegenwoordigd door mr. L. de Goede, had het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat hij meende dat het beroep niet tijdig was ingesteld. De kantonrechter onderzocht de tijdigheid van het beroepschrift, dat door de betrokkene op 20 mei 2007 was ingediend. De termijn voor het indienen van beroep bij de officier van justitie eindigde op 23 mei 2007. De officier van justitie ontving het beroepschrift echter pas op 24 mei 2007.
De kantonrechter oordeelde dat, hoewel er geen poststempel op de envelop aanwezig was, het beroepschrift binnen een week na afloop van de termijn was ontvangen. Volgens artikel 6:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen of, bij verzending per post, indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd. De kantonrechter was van mening dat de officier van justitie het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk had verklaard.
De beslissing van de kantonrechter was dat het beroep gegrond werd verklaard, de bestreden beslissing van de officier van justitie werd vernietigd, en de officier van justitie werd opgedragen het bedrag van de zekerheidstelling van € 130,= aan de betrokkene terug te betalen. De betrokkene werd geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof te Leeuwarden, onder bepaalde voorwaarden.