ECLI:NL:RBBRE:2007:BC0722
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beëindiging arbeidsovereenkomst en concurrentiebeding
In deze zaak, uitgesproken door de Rechtbank Breda op 19 december 2007, staat de beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid INISI B.V. en de werknemer centraal. De arbeidsovereenkomst is per 8 januari 2007 beëindigd, waarbij beide partijen stellen dat de ander de overeenkomst heeft opgezegd. De kantonrechter concludeert dat de beëindiging met wederzijds goedvinden heeft plaatsgevonden. De werknemer heeft een concurrentiebeding, en de werkgever vordert dat de werknemer zijn activiteiten als freelancer, die in strijd zijn met dit beding, staakt. De kantonrechter oordeelt dat de vorderingen van de werkgever rechtens moeten worden vastgesteld, ondanks de slechte financiële situatie van de werknemer.
De kantonrechter overweegt dat de werknemer onvoldoende heeft aangetoond dat het concurrentiebeding hem in belangrijke mate belemmert om ander werk te vinden. De werknemer heeft geen concrete pogingen ondernomen om werk te vinden dat niet door het concurrentiebeding wordt getroffen. De kantonrechter wijst de vordering van de werknemer om een vergoeding te ontvangen voor de duur van het concurrentiebeding af, omdat de werknemer niet voldoende heeft onderbouwd dat hij met een minder goed betaalde functie genoegen moet nemen. De kantonrechter oordeelt dat de werkgever het recht heeft om de werknemer te verbieden zijn freelance activiteiten voort te zetten tot 8 januari 2009, maar wijst de gevorderde dwangsom af, omdat deze niet noodzakelijk is.
De kantonrechter veroordeelt de werknemer tot betaling van verschillende bedragen aan de werkgever, inclusief wettelijke rente, en legt de proceskosten ten laste van de werknemer. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.